In 2012 verscheen een boek over Erich Honnecker, geschreven door één van zijn medewerkers (Lothar Herzog). Eén van de thema's in het boek is de verslaving aan de macht bij deze voormalige DDR-dictator.
Ik ben altijd benieuwd naar de jeugd van latere dictators en van latere sekteleiders. Zo heb ik me verdiept in de jeugd van Adolf Hitler, Joseph Stalin, Nicolae Ceaușescu en van Saddam Hoessein. Daarnaast van de sekteleiders Jim Jones en van David Koresh. Bij Adolf Hitler is het patroon minder duidelijk, maar bij de andere vier zie je dat er duidelijk sprake lijkt te zijn geweest van emotionele verwaarlozing. De band met de vader was op grote afstand, in combinatie met lijfstraffen, De band met de moeder was vooral ambivalent.
Voor Honnecker telden persoonlijke relaties niet. Mensen waren voor hem inwisselbaar. Hii wlde de macht, de controle over iedereen. Maar als macht een obsessie is heeft dat een andere kant: je wordt ook steeds banger om de macht te verliezen. En dus zag je bij al deze machthebbers een toenemende mate van paranoia. Zelfs als beste vriend of als uitgesproken aanhanger van de leider was je je leven niet zeker. Tal van hoge partijfunctionarissen belandden op die maner in Stasi-gevangenissen.
Daarnaast is het voor deze alleenheersers overduidelijk wie de vijand is. Voor Hitler waren dat de Joden, voor Honnecker de imperialisten of fascisten, voor Pinochet de communisten, voor Mahmoud Ahmadinejad in Iran was dat Israël. Je kunt eigenlijk altijd al uit het taalgebruik herleiden hoe deze leiders functioneren. Ze kunnen niet zonder vijanddenken en dat vijanddenken bepaalt ook de retoriek.
Het maakt ook niet uit wat voor type dictatuur het was: communisme, fascisme, moslim-fundamentalisme: overal zie je dezelfde patronen. De partij en de dictator grijpen steeds meer de macht, de clan om hen heen wordt steeds kleiner, het menselijke aspect verdwijnt steeds meer en de paranoia neemt alsmaar toe.
Het alleen maar kunnen kiezen voor de boven-positie (‘ik bepaal’) is kenmerkend voor onvolwassen communicatie. Het past bij de jonge kleuter die in zijn spel wil bepalen hoe de ander moet handelen. Bij peuters en kleuters is dat een normale fase in het leven. Pas vanaf vijf jaar leert het kind steeds meer samen te spelen zonder dat er perse de hele tijd een volwassene in de buurt hoeft te zijn.
Als die persoon op alle levensgebieden bepalend is, is er iets mis met het functioneren. Het kan te maken hebben met een narcistische persoonlijkheid en mogelijk ook met kenmerken van borderline. Ik kan natuurlijk geen diagnose stellen, maar de kenmerken van narcisme waren bij alle dictators aanwezig en bij de beide sekteleiders zag je ook kenmerken van borderline.