Vanuit Made kom ik even in de uitgestrekte bedrijventerreinen van Oosterhout terecht. Er was hier geen alternatief, er was geen ontkomen aan, tenzij ik terug zou fietsen. En dat doe ik in en uit principe niet.
Een ingewikkelde route waarbij de fietser een eind om moet rijden, en dan is daar gelukkig weer het platteland. Ik fiets nu richting Den Hout. Aan dat plaatsje bewaar ik dierbare herinneringen. Als ik of wij als 10, 11 of 12-jarigen vanuit Gorkum Noord-Brabant fietsten begon het hier anders te worden. Dat kwam vooral door de zandgrond en de bossen in de nabijheid.

Den Hout is een mooi dorp vanwege de enorme groene ruimte rond het centrum. In Drenthe zouden ze dat de es noemen. Deze grond was eigendom van de omwonenden. Tegenwoordig is het grasland en er staan bomen. Het geeft het dorp een heel eigen sfeer. Ondanks de nabijheid van het snel groeiende Oosterhout heeft het dorp zijn landelijke karakter weten te behouden. Maar de nieuwbouw rukt op: over een paar jaar zal de bebouwde kom van Den Hout aan die van Oosterhout grenzen.

Ik fiets weer verder, nu in westelijke richting. Opeens is het wat beschutte land verdwenen, dit is weer een echte polder. Ik heb nu de wind in de rug en zoef met een snelheid van 25 tot 30 kilometer door het open land. Her en der zie ik kerktorens, maar ik moet in mijn geheugen graven om ze allemaal te kunnen plaatsen. Na een paar kilometer stuit ik op een snelweg. Gelukkig is er voor fietsers een onderdoorgang. Ik fiets een dorp binnen, maar er staat geen plaatsnaambord. Welke plaats is dít nu weer? Uit de buitenwijken valt dat niet op te maken: die zien er in heel Nederland hetzelfde uit. Het zou wel eens Terheijden kunnen zijn, maar hoe kom ik daar achter?

Na een tijdje fietsen kom ik bij een plein. Er loopt een soort hoofdstraat met tal van oude huizen. Dit moet dan inderdaad Terheijden zijn. Daar is een bijzonder pontje over de rivier de Mark. Ik vermoed dat dat pontje aan de westkant van het dorp moet liggen. Ik fiets Terheijden weer uit, en ja hoor: de molen, een restaurant en een fort: hier ligt het pontje. En als er een pontje is moet het natuurlijk bevaren worden.

Voor één euro zet de pontbaas mij over. Dan ben ik binnen de gemeente Breda. Die plaats wil ik mijden: veel te groot en veel te druk. Ten noorden van Breda ligt een grote groene buffer, met deels aangelegd bos. Helaas blijkt de fietsroute verderop te zijn afgesloten vanwege de dijkverzwaring langs de Mark. Zodoende kom ik alsnog in de buitenwijken van Breda uit. Gelukkig is de fietsroute groen. Verder naar het westen stuit ik op de spoorlijn, de HSL en de snelweg tussen Rotterdam en Antwerpen. Op de gok sla ik rechtsaf en na twee kilometer kan ik de genoemde obstakels overbruggen. Op het viaduct vraagt een tegenligger mij waar het café is, maar ik heb werkelijk geen idee waar hier een café zou kunnen zijn.

Ik fiets verder westwaarts, dan weer links, dan weer rechts, want het zijn hier geen recht aangelegde polders. Uiteindelijk fiets ik mezelf vast tegen de spoorlijn van Dordrecht naar Roosendaal. Ik sla af naar het noorden en daar openbaart zich de blokkade van de Mark. Gelukkig is er verderop een brug. Zodoende schamp ik de buitenwijken van het zich alsmaar uitbreidende Zevenbergen. De plaats kwam enkele jaren geleden in het nieuws vanwege acties tegen de komst van een AZC. Het onderwerp was een tijdje geluwd, maar in de afgelopen week was het weer raak.
Rond Zevenbergen werden veel suikerbieten geteeld en in de plaats stonden ooit vier suikerfabrieken. Dat is allemaal verleden tijd. Alleen in het nabijgelegen Dinteloord staat nog een suikerfabriek, maar dat is dan meteen wel één van de grootste van Europa.

Hoe ik verder ben gefietst: ik zou het niet weten. Ik wilde de grotere plaatsen vermijden en dat is uitstekend gelukt. De enige plaats waar ik door fiets is Bosschenhoofd. Daarna wordt het wel drukker. Ik kruis een spoorlijn en een snelweg met veel geraas. Er is hier zelfs een vliegveld. Dat heet Breda International Airport. Er is onlangs een vliegtuig uit België geland.
Ondertussen wordt de lucht alsmaar dreigender. Om in het open land met onweer geconfronteerd te worden is niet de bedoeling. Ik zoef met aanzienlijke snelheid richting Roosendaal. Daar moet ik eerst door een schil van foeilelijke bedrijventerreinen.
En uiteindelijk is daar het station van Roosendaal. Mijn Batavus Dinsdag en ik checken deze vrijdag in en stappen op de rechtstreekse trein naar Delft. De fietsteller heeft er deze halve fietsdag 85 kilometer bij opgeteld.