Van Rossems Troost

Onderstaand plaatje hing vroeger bij de kapper. Dat was nog voor er een leesmap lag met daarin heimelijk verstopt een blad met pikante plaatjes. 

De kapper heette Piet. Dat was zijn achternaam. Wat zijn voornaam was weet ik niet.

Kapper Piet bezocht elke ochtend om stipt 07.45 uur het toilet. Dat konden we zien aan de lamp die aan ging in het toilet. Een klapraampje zorgde voor de frisse lucht. Toen ik wat groter was kon ik van buitenaf precies bij de haak van de stortbak. Ik kon van buitenaf dus de WC doorspoelen. Dat heb ik een paar keer gedaan als stoute-jongens-streek. Maar het leukste was natuurlijk geweest als kapper Piet op dat moment zelf op het toilet had gezeten.

Als het licht om 07.46 nog niet aan ging gaf mijn vader commentaar: “Piet, je bent te laat, dat gaat zo niet goed!” Dat was duidelijk in de tijd voordat er televisie was of een mobiele telefoon. Toen hield je de buren nog in de gaten tijdens het ontbijt.

De plaatje van Van Rossem’s troost heb ik gebruikt bij een verhaaltje over het geven van troost. Want wat hielp deze meneer in het schandblok nu precies?

Was dat de pijptabak van Van Rossem of was dat het feit dat er iemand even aandacht voor hem had en bij hem stil stond? 

Langs de Alblas (2)

Na Oud-Alblas fiets ik de weidse Alblasserwaard binnen. Eén van de mooiste poldergebieden van Nederland, maar wel een gebied dat onder permanente druk staat van de expansie van de Randstad.
Achterkade in de Alblasserwaard

De Alblasserwaard bestaat uit een lappendeken aan polders, ik ben nu in de Polder Noordzijde met rechte wegen en nauwelijks bebouwing. Schuin achter mij ligt het lintdorp Bleskensgraaf, schuin voor mij Streefkerk dat langs de Lekdijk is gebouwd.

Na een paar haakse bochten kom ik op de Achterkade uit. Er is hier geen autoverkeer. Het gras is nog niet gemaaid en duizenden bermbloemen geven – ondanks de dikke bewolking – het land een feestelijk tintje. Wel vormen de hoogspanningsmasten een verstorend element in dit unieke landschap.

Molens Kinderdijk

Na een tijdje ben ik weer in de buurt van de nieuwbouw van Alblasserdam. Maar een fietspad langs de Nieuwe Waterschap brengt mij waar ik wezen wil, zonder de fantasieloze nieuwbouw in te hoeven fietsen. Ik nader nu één van de (acht) UNESCO Werelderfgoederen in Nederland: de molens van Kinderdijk.

Om het beeld compleet te maken begint het te regenen. In een vlaag van optimisme had ik mijn mijn regenkleding thuis gelaten: ik heb alleen een dunne zomerjas aan.

Groot ganzengezin

Ook nog wel andere kleding trouwens, anders zou het niet netjes zijn. Maar het helpt allemaal niet tegen de regen.

Ik zoek een tijdelijk onderdak onder een dichtbetakte dikke wilgenboom, waarbij ik een vrijend stelletje in hun ontdekkende activiteiten blijk te storen. Ook hier gaat de natuur zijn gang.

Kinderdijk molengang

De twee molengangen (met samen 19 molens) vormen een grote internationale toeristische trekpleister. Alle molens zijn eigendom van de Stichting Werelderfgoed Kinderdijk. Je kunt er alleen te voet, met de fiets of met de rondvaartboot komen.

Na een kwartiertje wordt de regen minder. Het bladerdak boven mijn hoofd houdt trouwens de regen ook niet meer tegen. Ik stap weer op de fiets. Ondertussen kom ik tientallen buitenlandse fietsers op huurfietsen tegen die soms angstkreten slaken, want hoe passeer je zonder ongelukken een tegenligger?

Bij een wandelend gezin houd ik even halt. Ik zag hen eerder vanmiddag op de Fast Ferry naar Alblasserdam. De man had zijn fototoestel laten liggen. Dat heb ik aan het personeel gegeven. Had ik het toestel meegenomen, dan had hij nog met dat toestel foto's kunnen maken..., nu alleen met zijn telefoon.  Maar ja, de kans dat ik hem had getroffen was niet groot. Dus ik meld dat hij bij de kapitein van de Fast Ferry moet zijn om zijn toestel te achterhalen. Hij gaat straks met de boot terug. belooft dat hij me eeuwig dankbaar zal blijven.

Bij de doorgang tussen de Lek en het polderwater aan de oostzijde van het dorp Kinderdijk is het een drukte van belang. Toeristenbussen rijden af en aan. Automobilisten proberen dichterbij de molens te komen, maar dat kan niet, ze kunnen betaald parkeren en moeten verder lopen. Op de Lek liggen twee enorme Rijncruiseschepen te wachten op een plekje aan de kade. De veerboot naar Krimpen aan de Lek is net vertrokken.

Lek richting Lekkerkerk

Ik besluit de dijk stroomopwaarts te nemen. Die vaart van Nieuw Lekkerland naar Lekkerkerk. Nieuw Lekkerland heeft overigens niets met Lui Lekkerland te maken. Er wonen hier hardwerkende mensen. Het dorp is behoorlijk veranderd en ook wel aangetast door de dijkverhoging en dijkverzwaring.

Eén van de veranderingen betreft een nieuwe rondweg aan de noordzijde van het dorp. Hier word ik staande gehouden door een politieagent. Ze wijst mij er op dat de weg verboden is voor fietsers. Doordat ik op de voorgaande rotonde vooral lette op het autoverkeer heb ik dat bord gemist. Ik kan maar één ding tegelijk. Een kwestie van achteruitgaande executieve functies...

Vertraagde trein

Op tijd of te laat: de mededelingen op het Duitse spoor blijven punctueel.

De stationsomroep meldde dat de trein 176 minuten vertraging zou hebben. “Wir bitten um Entschuldigung.” Dat hoor je trouwens elk moment op de Duitse stations.

Meer dan de helft van de treinen is te laat en de snelle IC's en ICE's zijn vaak twee tot drie uur te laat...

Een moeder van 91

…. met een baby van 1½ met een lengte van ruim twee meter. Daarover ging de documentaire die KRO/NCRV uitzonden op Hemelvaartsdag.

Job is ruim 2 meter lang en al 58 jaar mijn baby. Ik zal voor hem blijven zorgen, zo lang ik dat kan” zegt de 91- jarige Tineke over haar zwaar gehandicapte volwassen zoon. Maar hoe lang houdt ze dat nog vol?  

Met de documentaire trokken tientallen herinneringen aan mijn vroegere werk aan mij voorbij. Herinneringen aan bewoners en aan hun ouders.    

Als moeder zag Tineke na Jobs geboorte meteen dat er iets niet in orde was met hem. Aanvankelijk dacht ze dat Job doof was. In tegenstelling tot beide andere kinderen reageerde Job niet als zijn moeder de deur van de slaapkamer open deed. Onderzoeken door een oogarts en een KNO-arts toonden aan dat hij kon zien en kon horen, er waren slechts lichte afwijkingen. Later begreep moeder dat Job de geluiden niet in betekenis kon vertalen: de opengaande deur betekende voor hem niet dat zijn moeder er aan kwam.

    Toch hoopte Tineke ooit dat haar zoon Job later misschien het hulpje van een tuinman zou kunnen worden of iets bij de plantsoenendienst. De artsen stelden haar ook gerust. Dat werd anders toen ze in contact kwam met hoogleraar orthopedagogiek Grewel. Hij vertelde dat haar zoon niet opvoedbaar was, maar hooguit gedresseerd kon worden. Dat klinkt vreemd voor een orthopedagoog (als orthopedagoog leer je vooral om in mogelijkheden te denken).

Confrontrerend en verhelderend

     Tineke vond het gesprek met de orthopedagoog confronterend maar tegelijk was het een grote opluchting. Nu was het duidelijk dat Job altijd beperkt zou blijven en van zorg afhankelijk. Zijn verstandelijk vermogen zou niet verder komen dan een kind van anderhalf.

    Genetisch onderzoek laat later zien dat Job een zeer zeldzame chromosoom-afwijking heeft. Tineke zoekt lotgenoten om ervaringen te delen.

   Na een periode op een dagverblijf gaat Job op de Hartekamp in Heemstede wonen. Hij leeft – net zoals 6 andere mannen – op een gesloten afdeling en ook zijn kamer is op slot. Ik vermoed dat één van de redenen is dat Job een obsessie heeft voor water. Zomer of winter, hij stapt zomaar het water in. Eén keer ging dat verschrikkelijk mis: toen hij vijf jaar oud was stapte hij met zijn voeten in kokend water en liep zeer ernstige brandwonden op.

Een zware klus

    Job is een boom van een man, meer dan twee meter lang, zijn moeder wordt kwetsbaarder: ze is inmiddels 91 jaar. Hoe lang kan ze hem nog bezoeken? Nu bezoekt ze hem nog wekelijks en neemt ze hem mee naar het zwembad. Met een bal in het water probeert ze hem te verleiden tot spelen. Maar het is een heel gedoe in de kleedkamer, met luiers, kniebraces en orthopedische schoenen. Begeleiding heeft aangeboden om haar bij te staan, maar moeder zegt: ‘ze staan meestal alleen en dan moet het personeel de andere mannen alleen laten ten behoeve van Job’.

     Samen bezoeken ze de snackbar voor een kroketje en een ijsje, elke week weer. Een teken van blijdschap is voor Tineke de beloning. Een groot deel van de wereld lijkt zo op het eerste gezicht aan Job voorbij te gaan. Toch lijkt hij ook voorkeuren te hebben: het ene kadootje dat zijn moeder meeneemt duwt hij weg, het andere houdt hij vast.  

Vasthouden en toch moeten loslaten
   

Tineke kan Job niet loslaten. Zij weet als geen ander wat hij nodig heeft, waar hij last van heeft en waar hij gelukkig van wordt. Ze wil betrokken blijven om dit te delen met de verzorgers van Job. Maar ze is realistisch genoeg om ook te beseffen dat ze er morgen misschien niet meer is.

     Tineke staat hier alleen voor, haar dochter woont in Frankrijk. Dertig jaar geleden verdronk Tinekes man als zijn auto van een dijkweggetje te water raakt. Enkele jaren later verongelukte ook haar oudste zoon, die kapitein was. Niet in een storm op de oceaan maar met zijn fiets op weg van de haven naar huis. Het is schrijnend: Job met zijn obsessie voor water en zijn vader en zijn broer die omkomen in het water.  

Nu is ze 91 jaar en weet ze niet hoe lang ze het nog fysiek vol houdt: het autorijden naar Job, Ook het bezoek aan de snackbar valt niet mee nu ze zelf ook wankel op haar benen staat. Tineke is vastbesloten haar zoon te blijven beschermen en de controle te houden op de zorgkwaliteit. Als zij het niet doet, wie doet het dan wel en wat gebeurt er dan met Job?

Ontroerend en realistisch

     Moederhart is ontroerende film, geregisseerd door Nousjka Thomas en geproduceerd door Hollandse Helden in samenwerking met KRO-NCRV. De film kwam tot stand met steun van het CoBO.

En moeder Tineke verdient wat mij betreft een lintje.

2Doc: Moederhart  werd op donderdag 9 mei om 22.05 uur uitgezonden door KRO-NCRV op NPO2.

De NSB (6)

Het toenemend racisme binnen de NSB ging gelijk op met het antisemitisme. De haat tegen alles wat anders was kristalliseerde zich uit in een haat tegen het Joodse volk.

Bij de oprichting van de NSB in 1931 was hier nog niets van te merken. Mussert was persoonlijk goed bevriend met een Joodse collega-ingenieur, Paul Josephus Jitta. De twee vakgenoten en hun vrouwen kwamen vaak bij elkaar over de vloer. Mussert stelde ook geen voorwaarden aan het lidmaatschap van de NSB. Ook Joden konden lid worden, en sommige deden dat. Volgens een schatting zijn in totaal ongeveer 150 Joodse Nederlanders lid geweest van de NSB.

Sommige tegenstanders van de NSB doorzagen echter al snel de onderliggende bedoelingen. In Duitsland hadden de nationaal-socialisten immers openlijk de oorlog verklaard aan wat zij ‘het internationale Jodendom’ noemden. En dan zouden hun Nederlandse naamgenoten geen enkel bezwaar tegen Joden hebben? Dat leek wel erg onwaarschijnlijk.

Open brief aan de Joodse NSB-leden

Om zijn standpunt te verduidelijken schreef Mussert een open brief in de Volk en Vaderland van 22 april 1933, getiteld Enkele woorden aan onze Joodse leden. De brief luidde als volgt:

‘Onze NSB is principieel niet-antisemitisch. De toestanden zijn hier te lande op dit punt nu eenmaal geheel verschillend met die in Duitsland. Wat dit betreft, sluit onze beweging zich dus meer aan bij Italië, waar de leer van het fascisme het antisemitisme niet kent.
Niettemin wordt met voorbedachten rade door onze tegenstanders soms openlijk, doch meestal in het geniep, verkondigd dat ook wij NSB’ers jodenhaters zijn. Gij weet als NSB’ers dat dit niet zo is, dat onze zin voor rechtvaardigheid […] dit niet toelaat, omdat er een gehele categorie van Nederlandse Joden aanwezig is, die Nederlands voelt, denkt en in wezen Nederlands is; de categorie waartoe Gij behoort.’

Tot zover waren Musserts woorden geruststellend. Ze leken erop te duiden dat zijn onthouding van antisemitische retoriek een stevige, principiële basis had. Maar door het vervolg van de brief schemerde iets anders. De gelijkgestemde (‘vaderlandslievende’) Joden konden rekenen op begrip. Maar daarnaast was er de internationale beweging van de Joden, die het meest zichtbaar tot uiting kwam in het zionisme.

Want tegenover de Joden die in wezen Nederlands waren stond volgens de NSB-leider: ‘de grote, zeer grote groep van Joden, die […] vooraan staan in de bestrijding van onze beweging. […] Van die zijde zult Gij, Joodse NSB’ers, voor de voeten geworpen krijgen dat Gij […] heult met de vijand van uw ras. […].

Tegen de NSB? Dan geen goede Nederlander!

Joden die het niet eens waren met de doelstellingen van de NSB toonden volgens Mussert aan dat ze geen goede Nederlanders waren. Eigenlijk was het eigen schuld, dikke bult. Deze Joden riepen het eigenlijk over zichzelf af als de NSB antisemitisch zou worden.

Zolang er Joodse leden waren, hóefde het zover niet te komen. Maar als zij de beweging verlieten, zou niets de NSB meer beletten om het antisemitisme te omarmen. De Joodse NSB’ers werden dus moreel gegijzeld, net zoals later leden van de Joodse Raad.

Van Musserts constatering dat veel Joden tegen de NSB waren, was het maar een kleine stap naar het verantwoordelijk stellen van de Joden voor elke oppositie die de beweging ontmoette.

De ‘Joodse terreur’

Op 20 mei 1933 schreef de Amsterdamse kringleider Herman Reydon in Volk en Vaderland een stuk getiteld ‘Joodse terreur’. Dat ging over communisten die NSB’ers op straat aanvielen. Want volgens het nationaal-socialistische wereldbeeld was het communisme bedacht door Joden. Door de arbeiders op te stoken wilden zij elke samenhang binnen het volk vernietigen, om dan zelf te kunnen heersen.

Ook het kapitalisme, dus het tegenovergestelde van communisme, zou een Joodse uitvinding zijn. In dit geval om het werkende volk uit te buiten.

Een half jaar na Reydons artikel klaagde Mussert in een interview met een Duitse journalist over uit Nazi-Duitsland gevluchte Joden, die zich kritisch zouden uitlaten over Nederland. Als zij daar niet mee ophielden, dan zouden zij ook in dit land antisemitisme uitlokken.

Drie groepen Joden

De instroom van Joodse vluchtelingen uit Duitsland vervulde de NSB-leider met afkeer. In Brochure nr. 4 gepubliceerd uit 1934 verklaarde Mussert:

‘Wij wensen deze vreemdelingen te beletten, ook hier de beroepen en bedrijven te overstromen’. 

Mussert onderscheidde drie categorieën van Joden, namelijk:

  1. Zogenaamde ‘nationaal-voelende Nederlanders, die van Joods ras zijn’. Tegen deze geassimileerde Joden maakte de NSB geen bezwaar. Ze moesten gewoon als Nederlanders worden beschouwd.
  2. Orthodoxe Joden. Zij leefden zó in hun eigen wereld, dat zij niemand tot last waren. Bovendien streden zij net als de NSB tegen het zogenaamde ‘goddeloze’ bolsjewisme.
  3. Joden, die geen deel hebben aan onze nationale gedachte, omdat voor hen nationaal niet betekent Nederlands, doch Joods, en zulks niet uit religieuze overwegingen, maar uit rasdriften’.
De laatste categorie Joden was voor Mussert problematisch. En hij schaarde een steeds groter deel van de Joodse bevolking in Nederland onder deze groep. De NSB-propaganda werd alsmaar antisemitischer van toon. 

Feest van de Geest

Vanaf vandaag staan 12 Delftse kerken open voor een bezoek in het kader van het Feest van de Geest (Pinksteren). In elk gebouw hangt een kunstwerk van een Delftse kunstenaar.
De omslag van het boekje

In onze kerk hangt schilderkunst van Judith Aardse, die in dezelfde wijk woont als waar ons kerkgebouw staat. Onze kerk is destijds vanuit het centrum speciaal verhuisd naar deze wijk omdat daar nog geen kerkgebouw was. De bedoeling was om ‘kerk voor de wijk’ te kunnen zijn.

Judith raakte onder de indruk van de onderlinge sfeer in de kerk en van de troost die mensen bij elkaar ervaren. Ze interviewde twaalf kerkleden en vaste gasten over het thema ‘troost’.

In eigen beheer maakte ze er vervolgens een mooi uitgevoerd boekje van, dat in een kleine oplage is verschenen. 

Langs de Alblas

Ik blijf even dichter bij huis. Al die verhalen over Duitsland zijn jullie vermoedelijk zo langzamerhand zat.

Vanuit Delft naar Rotterdam is het 15 kilometer fietsen. Daarna maak ik het mezelf gemakkelijk: ik laat me in de boot nemen. De Fast Ferry brengt mij en mijn fiets vervolgens naar Alblasserdam. Daar bestijg ik mijn Batavus Dinsdag weer.

Alblasserdam brengt mij altijd mijn broer in herinnering. Er was hier een revalidatiekliniek (de Cornelis Vroege Stichting) waar mijn broer – toen hij zeven jaar was – een tijd gelegen heeft. Twee keer in de week mocht hij bezoek. Ik werd soms als achtjarige aangewezen als bezoeker. Dan ging ik met de bus van de Twee Provinciën vanuit Gorkum naar Alblasserdam. Voor mij was dat geen straf. Voor mijn broer was het zeker in die tijd en als kleine jongen een eenzaam bestaan. En ik denk dat hij liever zijn ouders had gezien, dan zijn broer, maar zij konden niet elke woensdag of zaterdagmiddag.

Alblasserdam was destijds een dijkdorp dat leefde van de scheepsbouw (o.a. van Verolme en van Smit). Achter de dijk lagen nog een paar straten en dat was het dan. Tegenwoordig heeft de plaats ruim 20.000 inwoners. Veel meer kunnen het er niet worden, want de plaats kan nauwelijks uitbreiden. Aan de noord en oostzijde bevindt zich het Werelderfgoed van de molens van Kinderdijk en aan de west en zuidzijde wordt de plaats begrensd door de rivier de Noord.

Alblas met toren van de voormalige Nederlands Hervormde Kerk in Alblasserdam

Langs het water wordt nog wél gebouwd, deels op voormalige bedrijventerreinen. Daar staan o.a. dure appartementencomplexen. De mensen willen tegenwoordig graag aan het water wonen. Met de boot ben je binnen een half uur in het centrum van Rotterdam.

In de oorlog werd het oude centrum van Alblasserdam, als gevolg van de strijd om de brug over de Noord, grotendeels verwoest. Eerder al liep de plaats maar liefst 32 keer onder water. Dat heb ik allemaal niet meegemaakt. Het staat op internet.

De grootste politieke partij in Alblasserdam is de SGP. Je bevindt je hier dan ook op de Bible Belt. De inwoners kunnen op zondag kiezen uit kerkdiensten in maar liefst 16 verschillende kerkgebouwen. Twee snel groeiende kerken aan de rechterflank van de gereformeerde gezindte tellen beiden zo’n 1500 leden: de Gereformeerde Gemeente en de Gereformeerde Gemeente in Nederland.

Daar heb ik vandaag niet veel mee te maken. Het is dinsdag en ik fiets weer eens op mijn Batavus Dinsdag. Het enige dat me opvalt is dat er veel gerokte meisjes uit school komen.

Langs de Alblas

Ik volg even de dijk langs de Noord en sla dan af richting Oud Alblas. De weg loopt langs het riviertje de Alblas. Dit was vroeger een belangrijke rivier en oude boerderijen hebben daardoor de voorgevel aan de kant van het water en niet aan de kant van de weg.

Oud Alblas

Vlak voor het dorp Oud Ablas maakt het riviertje een scherpe bocht waardoor het net lijkt of je helemaal verkeerd fietst. Maar het komt weer goed. Uiteindelijk kom je netjes in het dorp Oud Alblas uit. Het is opvallend hoe de wereld hier verstild is terwijl nog geen 5 kilometer naar het westen het randstedelijke verkeer dag en nacht voortdendert. Met daarachter de vele bedrijven van Rijnmond en de skyline van de hoogbouw van Rotterdam.

Aan de noordzijde fiets ik Oud Alblas weer uit. Het is vandaag bewolkt en fris weer, maar het zou droog blijven. Mijn regenkleding heb ik thuis laten hangen. Dat was niet verstandig, want ondertussen begint het te regenen...

Van Batavus Dinsdag tot MTB?

Jan Vlek vroeg zich af of de Batavus Dinsdag misschien een soort mountainbike was.
Duits fietspad

Het is een geweldige fiets, maar het is geen mountainbike. Sommige delen van de zelfbedachte fietsroute moest ik lopen/blubberen. Er viel niet te fietsen. Maar dat was ik in Duitsland al wel gewend.

Mijn fiets ziet er inmiddels wel uit als een beblubberde MTB. Wat de douane niet door heeft is dat ik Duitse grond naar Nederland smokkel.

Op de achtergrond zie je ook nog een omgevallen boom die voor enig fietsongemak zorgde. 

De NSB (5)

De NSB begon als fascistische partij. Hun leider, dr. Anton Mussert, nam afstand van het 'biologisch racisme' dat kenmerkend was voor de nazi's. Nadat Adolf Hitler aan de macht was gekomen kleurde de partij steeds meer racistisch en daarmee, in navolging van de NSDAP,  ook antisemitisch. 

Gereformeerd en NSB

Een van de eerste prominente NSB’ers die het bloed-en-bodemdenken omarmde, was de Barneveldse boerenzoon Evert Jan Roskam. In 1934 publiceerde hij bij de partijuitgeverij een brochure met de lange titel De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland in verband met ons christelijke volkskarakter en onze Germaansche volksaard. Volgens Roskam hadden de Nederlanders een aantal belangrijke waarden geërfd van hun Germaanse voorouders:

Roskam, die gereformeerd was, probeerde het heidendom van de oude Germanen en zijn eigen geloof nog met elkaar te verzoenen.

Binnen de Gereformeerde Kerken was men altijd tegen de vermenging van christendom en heidendom geweest. Om een voorbeeld te noemen: de kerstboom was taboe. Daarom was er voor de opvattingen van Roskam nauwelijks ruimte. NSB-leden werden naar aanleiding van een landelijk besluit in 1936 in tal van plaatsen van de viering van het Heilig Avondmaal geweerd. Er waren naar schatting 8000 kerkleden tevens lid van de Gereformeerde Kerken. Mijn grootvader schreef als hoofdredacteur van het Friesch Dagblad zeer kritisch over de opvattingen van de NSB. Toen de Nederlandse kranten onder Duitse censuur kwamen te staan hief het Friesch Dagblad zich als enige krant op. Mijn grootvader moest voor straf naar het gijzelaarskamp in Sint Michielsgestel. 

Neuheidentum

Andere aanhangers van het volkse gedachtegoed zochten inspiratie in een Germaans Neuheidentum. Zij richtten de stichting Der Vaderen Erfdeel op. Dit clubje ‘volkse’ NSB’ers stond al snel in verbinding met de SS in Duitsland, waarvan leider Heinrich Himmler eveneens een grote belangstelling had voor Germaanse archeologie en spiritualiteit.

Verschuiving in het denken van Anton Mussert

Hoe stond leider Mussert tegenover de groeiende activiteit van zijn ‘volkse’ partijgenoten? Hij nam niet onmiddellijk ál hun ideeën over, maar liet zich er wel door inspireren. Al op 21 mei 1934 hield Mussert voor een verzameling boeren in het Groningse Wedde een lezing, waarin de invloed van het bloed-en-bodemdenken merkbaar aanwezig was. Hij zei:

‘Wij spreken van een Nederlands volk, van de Nederlandse stam. Wij kunnen dit volk, deze stam, vergelijken met een boom. Wij wensen die boom stevig geworteld in de vaderlandse grond. […] Voor ons volk vormt gij landbouwers en boeren bij het beeld van deze boom het hechte, stevig in zijn grond verankerde wortelstelsel. Een gezond wortelstelsel is voor ons de enige zekerheid dat deze boom zal blijven voortbestaan.’ 

Ruzie binnen de partij

De verkiezingen van 1937 brachten trouwens een teleurstelling: van de 8 procent die de NSB twee jaar eerder bij de Provinciale Statenverkiezingen had behaald, bleef nog maar de helft over. Zoals zo vaak gebeurt bij verliezende partijen, begon het bij de NSB intern te rommelen. De meest radicale krachten in de beweging vonden Mussert te gematigd op het rassendossier. Om zijn positie te behouden moest hij hen meer ruimte geven. Een gevolg was dat hij steeds vaker volkse thema’s aansneed, zoals bloed-en-bodem, racisme en antisemitisme. Zo schreef Mussert in hetzelfde jaar 1937 de brochure De Bronnen van het Nederlandsche Nationaal-Socialisme, met daarin het volgende:

‘Wij zijn er trots (niet hoogmoedig) op, wij zijn er dankbaar voor, deel uit te maken van het Nederlandse volk. Wij weten dat dit volk – met de Engelsen, de Duitsers, de Scandinaviërs – behoort tot de Germaanse tak van het Noordras, het ras, dat de wereld tot op de huidigen dag leidt door zijn scheppende kracht, zijn stoutmoedigheid, zijn doorzettingsvermogen, zijn wilskracht.’

Onverbloemd racisme

Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland hadden bezet, was het hek van de dam en kwam de ware racistische aard pas echt uit de mouw. Veel radicale leden sloten zich aan bij de Nederlandse tak van de SS op te richten, die tevens onderdeel van de NSB moest zijn. Aan het hoofd werd Feldmeijer gesteld. De Nederlandse SS was bedoeld als een elitekorps van jonge mannen met de juiste fysieke kwaliteiten, een fanatiek geloof in het nazisme en een zogenaamd ‘zuivere’ stamboom.

Feldmeijers politiek opdracht was om in Nederland de Groot-Germaanse gedachte te promoten. Als Duitsland de oorlog gewonnen had, moest volgens Himmler een Groot-Germaans Rijk worden gesticht onder één Führer, Adolf Hitler. Ook Nederland zou daar deel van uitmaken.

Nederland als vazalstaat

Mussert daarentegen wilde Nederland niet tot een Duitse provincie degraderen, daarvoor was hem het eigen land toch te lief. Hij wilde Nederland en Vlaanderen verenigen en zelf minister-president worden van een soevereine NSB-staat. Deze soevereine staat zou vervolgens wel toetreden tot een Germaanse statenbond. Het zou dus een soort van vazalstaat worden, met een beperkte eigen autonomie en waarschijnlijk ook weinig politieke speelruimte.

Het ging hier om een wezenlijk meningsverschil tussen Mussert en de SS. Toch was Mussert zeer loyaal aan de Duitse overheerser. In januari 1941 schonk hij aan Himmler een schaalmodel cadeau van een Nederlands fregat uit de 18e eeuw, als dank voor een meerdaagse ontvangst in München, inclusief bezoek aan concentratiekamp Dachau. Dat was kennelijk een uitje waar Himmler trots op was.

De tekst van deze blogs is ontleend aan een lezing (2015) door historicus Bas Kromhout over de ontwikkelingen en de kenmerken van de NSB in de jaren '30 en gedurende de bezetting.