Psychopathie: aangeboren of aangeleerd?

Tegenwoordig schijn je de gevoeligheid voor een 'psychopatenbrein' aflezen via een hersenscan. Daarnaast bestaan er checklists om het uiterlijk waarneembare gedrag en de emoties in kaart te brengen.

Tot zijn grote verbazing bleek neurologisch onderzoeker James Fallon zélf in aanleg een psychopaat te zijn. Dat zat bij hem in de genen. En als ik zijn verhaal lees, dan denk ik eerlijk gezegd ook wel: ‘af en toe best een link mannetje: je zal er maar mee getrouwd zijn’. Dat zegt zijn vrouw trouwens ook: het huwelijk verveelt nooit, maar Fallon voelt weinig aan van de emoties van anderen.

Zo deed hij nooit boodschappen voor zijn vrouw. En hij zou zeker geen boodschappen halen die hij zelf niet belangrijk vindt (bioyoghurt eet hij niet, dat zal hij dus niet voor zijn vrouw gaan halen).

Waarom nu opeens wél? Is hij opeens aardig en empathisch geworden? Nee, hij vindt het een leuk experiment: in hoeverre kan hij tegen zijn eigen aanleg in gaan? Maar bij empathie, geeft hij aan, kan hij zich geen enkele voorstelling maken.

Van psychopaten is bekend dat ze weinig voelen als de ander iets overkomt. Zoals de overvaller van een bankkantoor, waarbij de medewerker in een rolstoel belandt (ooit op de Nederlandse TV geweest). De overvaller: “Daar kan ik niks aan doen. Dat is nu eenmaal het risico als je bij een bank werkt.”

Fallon geeft aan dat hij in een positief en warm gezin is opgegroeid. “Ik heb een erg goede jeugd gehad. Mijn moeder heeft er ook altijd op gehamerd dat ik eerst tot tien moest tellen voordat ik kon reageren”.

James Fallon: “Je kunt wel bepaalde genen hebben die maken dat je een minder empathische, meer agressieve aanleg hebt, maar zo’n aanleg uit zich pas in extreme gedragingen wanneer de omgeving waarin je opgroeit die genen volledig tot expressie laat komen.

Oftewel: Genen op zichzelf betekenen nog niet zoveel, het is de interactie tussen genen en omgeving, die bepalend is."

Fietsrondje in de buurt (1)

Om 12 uur zou het gaan regenen. Ook met regen kun je fietsen, maar je wordt wel nat. Dus koos ik voor een kort ritje.
Het historische centrum van Schiedam

Maar toen ik in Schiedam was bleek de regen linksaf te zijn geslagen. Voorlopig bleef het nog droog. Dus fietste ik nog wat verder. Eerst dwars door het centrum van Schiedam, onder zeelui schijnt het één van de meest bekende plaatsen van Nederland te zijn vanwege de Z.O. Jenever. Daar ontleende de stad zijn rijkdom aan. Verder staan in Schiedam de vijf (!) hoogste molens van de wereld, de moderne windturbines die het platteland ontsieren niet meegerekend.

Lowieke de Maxivos (tussen de voorpoten staat de Batavus Dinsdag)

Schiedam gaat vanzelf over in Rotterdam. Het Oude Westen – waaronder Spangen met het Sparta-stadion – behoorde tot de armste stadsdelen van Nederland. Jarenlang was de wijk ’s avonds tevens het werkterrein van drugsdealers. De vroegere bevolking verdween geleidelijk, er kwamen vooral mensen met een niet-westerse achtergrond te wonen. Het aantal werkzoekenden met alleen basisschool bedroeg maar liefst 35%. Maar in de verdoezelende termen van rond 2000 was het toch maar wel een ‘prachtwijk met veel kansparels’. Inmiddels is er door de stadsvernieuwing wel het één en ander verbeterd. En met al die huizen van rond 1900 en de vele kleine winkels ziet het er toch ook niet zo onaardig uit.

Onthoofde stadsmolen aan de Schans bij Delfshaven

Voorbij het historische Delfshaven (ooit de zeehaven van Delft) verandert de buurt. Ik ben nu in de buurt van centrum van Rotterdam. Torenhoog rijzen de wolkenkrabbers op, de hoogste toren is de Zalmhaventoren (215 meter). De Euromast, ooit de trots van Rotterdam, is er maar een klein jongetje bij.

Fietstunnel onder de Nieuwe Maas

Gisteren heb ik gezien dat de lift van de Maastunnel weer in gebruik is. Ik durf met de fiets de roltrappen niet af (en op), maar een lift moet kunnen. Even later zoef ik onder de Nieuwe Maas naar de overkant. Daar stijg ik weer op. Dit is de wijk Charlois. Dat is een rare naam. Vroeger was dit gebied eigendom van Karel de Stoute. Hij was getrouwd met Elisabeth de Lieflijke. De naam lijkt van dat Karel te zijn geleid. De Rotterdammers hebben het over Saarloos. Het is het armste stadsdeel van Rotterdam, 53% van de inwoners leefde in 2019 van een uitkering.

Het oude dorpse centrum van Rotterdam Charlois

Charlois was tot 1895 een zelfstandige gemeente. Toen annexeerde Rotterdam dit dorp en omgeving. Vrijwel direct werd begonnen met de aanleg van haventerreinen, waaronder de Waalhaven, ten westen van het oude dorp. Nog altijd is de Waalhaven de grootste uitgegraven haven van de wereld. Uit die tijd dateren veruit de meeste huizen.

Toch heeft Charlois een aardig dorps centrum rond de Hervormde dorpskerk. Ook langs de dijk vind je historische huizen en daarmee ook de sfeer van vroeger. Je proeft er de vroegere agrarische sfeer nog een beetje.

Opmerkelijk zijn de grote verschillen in stemmen bij Provinciale Staten per deel van de wijk. In Wielewaal (een buurt die deels wordt afgebroken) scoorde de BBB het hoogste, in Oud Charlois Groen Links, en in de Tarwewijk waren veel stemmers op Denk. Maar de totale opkomst in Charlois was bedroevend laag: ruim 25%.

Omdat het verkeer om deze oude kern heen wordt geleid is dit deel van het dorp verkeersluw en oogt het redelijk authentiek. En zoals wel vaker gebeurt met oude dorpskernen: na een periode van verval worden ze aantrekkelijk voor een ‘nieuw publiek’. Zo schijnen er hier nogal wat kunstenaars te wonen, al zie ik ze niet op straat. Maar misschien staan ze wat later op.

Over een vroegere zeedijk fiets ik verder naar het zuiden. Apart dat de sfeer hier nog landelijk is, terwijl zich rechts van mij de bedrijvigheid van de Waalhaven bevindt. Links wordt een tuindorp afgebroken om plaats te maken voor dure nieuwbouw, benevens een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. 

Twee soorten intelligentie (2)

Vanessa komt uit een gezin waar de kinderen niet werden gestimuleerd. Het nieuws werd niet bekeken of beluisterd en er kwam geen krant in huis. Nieuws, dat was iets voor de buitenwereld.

In veel gezinnen in achterstandswijken wordt het nieuws op radio en TV ‘weg gezapt’. Men is niet gewend om daar naar te luisteren. Kinderen die in zo’n omgeving opgroeien hebben dus ook een achterstand in kennis van de wereld. Ze kennen alle personen uit GTST, maar ze denken dat Mark Rutte de nieuwe koning van Nederland is.

Vanessa helpt zelf met het klaar maken van de test, de cd speler moet gebruikt worden. De uitleg wordt geconcentreerd gevolgd. Als de nieuwslezer iets over de politiek zegt antwoordt Vanessa dat ze daar niet mee bezig is en dus de antwoorden ook niet kan weten. Ze probeert ook niet te luisteren naar het bericht: het is politiek, daar denk je dus ook niet over na. Ook als ik vertel dat het een verzonnen verhaal is en dat ze geen kennis hoeft te hebben van de politiek vindt ze het niet nodig om te luisteren. De politiek is te ver weg te dus niet interessant.

Begrijpen van het nieuws, van de taal voor de radio, is vooral een kwestie van aanleren. Die mogelijkheden heeft Vanessa nooit gehad. 

Toepassen en koppelen van codes (‘aangeboren’ intelligentie)

Bij dit onderdeel moeten bijvoorbeeld stippen gekoppeld worden aan bepaalde abstracte figuren en vierkanten aan andere abstracte figuren. Vanessa haakt direct af. Ze ziet er het nut niet van in, want het stelt allemaal niks voor.

Als er gekeken wordt wat ze ingewikkeld vindt blijkt dat ze heel snel het overzicht kwijt is. Ze kan de structuur niet bedenken en heeft geen idee welke kant ze op moet. Als het materiaal meer gedoseerd wordt aangeboden, waarbij de ene helft (bijv stippen) los wordt gelegd van de andere helft (abstracte figuren) blijkt ze een eindje verder te komen. Opmerkelijk is dat ze geleidelijk beter ging presteren, naarmate ze er meer in kwam.

 Leunen op wat vertrouwd is

Vanessa heeft sterk de neiging om vanuit haar eigen denkkader te denken. Ze heeft een ingebouwd wantrouwen tegen alles wat buiten dat kader past. Ook bij een ander testonderdeel valt op dat ze waarneemt wat bij haar leefwereld past, de rest van de informatie wordt door haar gemist. Bij de testonderdelen die te maken hebben met aangeboren intelligentie blijkt ze een stukje verder te komen als je haar stimuleert en/of het geheel meer overzichtelijk maakt. Kennelijk kán ze het wel, maar het lijkt wel of ze ontmoedigd is geraakt (‘ik kan het toch niet’). In principe is er sprake van een hogere aangeboren intelligentie dan je op het eerste gezicht zou denken.

Onderstimulering

Het zal duidelijk zijn dat het begrijpen van betekenissen en het kunnen luisteren naar het nieuws voor een aanzienlijk deel te maken heeft met wat je van huis uit gewend bent. Vanessa kwam hier aanzienlijk lager uit dan uit de onderdelen die te maken hebben met ‘aangeboren intelligentie’.

De uiteindelijke conclusie is dan ook dat Vanessa qua intelligentie meer mogelijkheden heeft dan ze laat zien. Waarschijnlijk is dit een gevolg van onderstimulering in het verleden in combinatie met het gevoel dat ze het toch allemaal niet gaat snappen.

Wat de begeleiding betreft is er bij Vanessa door de begeleiders ingestoken op het stapsgewijs leren van nieuwe vaardigheden op basis van de principes van het 'foutloos leren'. Daarnaast is de begeleiding meer afwachtend geworden ('begeleiden met de handen op de rug'). Welke oplossingen kan Vanessa zelf in bepaalde situaties bedenken?

Twee soorten intelligentie (1)

Onze zoon A kan soms stevig uit de hoek komen. Zo zei hij ooit tegen Tineke, die bijna een halve eeuw mijn wettige huisgenote is en 40 jaar zijn moeder is: "Je bent de intelligentste hier in huis, maar je doet er zo weinig mee..."

Nu zei hij dat gekscherend, dus jullie hoeven je geen zorgen te maken. Tineke zet haar intelligentie vooral praktisch in. Ze bedenkt allerlei concrete oplossingen voor voor mij niet bestaande problemen. Dat zegt weer iets over mij. Ik denk al snel dat iets ‘gewoon zo hoort’. Een tweede groep problemen zijn de problemen die ik toch niet op kan lossen en waar ik me dus maar niet mee bemoei. Maar volgens Tineke bestaan er geen problemen die niet opgelost kunnen worden.

Ik moest aan de uitspraak van zoon A denken toen ik wat puzzelde op het thema intelligentie. Intelligentie is deels aangeboren, maar je moet er ook iets mee kunnen doen. Rembrandt van Rijn is een beroemde schilder geworden, maar als hij geen verf had gehad was hij niet zo beroemd geworden.

Je kunt in een stimulerende omgeving opgroeien, maar ook in een beperkende omgeving. Als je in een beperkende omgeving opgroeit ‘haal je er niet uit wat er in zit’. Wie in een stimulerende omgeving leeft krijgt veel meer kansen. Die persoon kan zijn talenten dus veel meer inzetten. Maar uiteindelijk zit er toch een plafond in de mogelijkheden.

Johan en Gerard hebben beiden downsyndroom. De ouders van Johan zijn hoog opgeleid. Ze hebben hun zoon enorm gestimuleerd. Op de basisschool werd zijn rugzakje volop benut. Johan functioneert tegenwoordig op het niveau van een matige verstandelijke beperking. Opvallend is zijn goede taalgebruik. Maar het is de vraag of hij de betekenis van de woorden die hij gebruikt ook zelf werkelijk snapt.

Gerard groeide op in een achterstandswijk. Hij werd door zijn ouders nauwelijks gestimuleerd. Hij kreeg wel aandacht en werd veel verwend. Zijn grote hobby was het eindeloos kijken naar TV-programma’s. Maar de ouders vonden het zielig als hij iets moest. En Gerard leek het zo allemaal prima te vinden. Gerard spreekt weinig en is nauwelijks actief. Hij functioneert op het niveau van een ernstige verstandelijke beperking.

Vanaf de geboorte of door de omgeving gestimuleerd?

Bij de “Fluid” intelligentie gaat het om de algemene intelligentie die vanaf de geboorte aanwezig is (de aanleg dus). De “Crystallized” intelligentie omvat dat deel van de intelligentie dat sterk wordt beïnvloed door cultuur en omgeving. Dit deel van de intelligentie is dus veel meer variabel. Door veel te leren en door training kunnen mensen groei in dit deel van de intelligentie meemaken.

In het verhaal van Johan en van Gerard is het antwoord op de vraag interessant of Gerard achteraf, met de juiste stimulering, nog vaardigheden bij kan leren. Zou hij – om het plat te zeggen – net zo hoog kunnen scoren op een test als Johan?

Testen is niet 'mijn ding'. Ik ben wel bevoegd, maar niet bekwaam. Maar soms doe je wel eens iets omdat er een bepaalde urgentie is. Daarom testte ik Mia met een test die deze twee onderdelen van intelligentie meet.

Vanessa kwam uit een zwaar verwaarlozend milieu in een ‘volksbuurt’ in Amsterdam. Door haar ouders werd ze vaak van school weg gehouden. Mijn indruk is dat ze het allemaal wel gemakkelijk vindt. Ze is niet op zoek naar nieuwe uitdagingen.

Caspar is de zoon van twee juristen. Hij groeide op in het toen nog chique Buitenveldert. Als hij spreekt valt het hert formalistische taalgebruik op. In de omgeving vermoedt men dat Caspar ‘meer in zijn mars heeft. Maar is dat wel zo?

Nu volgen twee voorbeelden van kennis die je vooral aanleert in een stimulerende omgeving en twee voorbeelden die te maken hebben met de intelligentie ‘die je in je hebt’. Uiteraard staat dat tweede deel onder druk als je niet oefent: het leren denken moet je bijhouden.

  1. Wat betekent een bepaald begrip? (“Crystallized” intelligentie, het ‘leerbare deel’) : vertellen wat een bepaald begrip betekent. Bijvoorbeeld: “wat is vermageren?” Toen Vanessa een antwoord op die vraag moest geven antwoordde ze associatief. Ze gaf geen definitie, maar ze paste de eerste gevoelswaarde toe. Ze is actief als vragen passen binnen haar eigen denkkader. Wat daar buiten ligt lijkt haar weinig te interesseren. Een vraag over alcohol wordt niet beantwoord, want ze drinkt niet.

2. Het leren toepassen van symbolen (“Fluid” intelligentie, heeft vooral te maken met de aangeboren intelligentie). Bijvoorbeeld: de persoon krijgt vier symbolen te zien, die moeten in een goede volgorde worden gelegd om een logisch verhaal te krijgen (bijv. een symbool met een klok op 10 uur en donker buiten, een plaatje van lichten in de kamer uit, een plaatje van uitkleden en een plaatje dat de persoon in bed ligt).

Vanessa blijkt een deel van deze test aardig te doen, maar naarmate de voorbeelden verder van haar belevingswereld af staan wordt het lastiger om door te gaan. De motivatie lijkt dat te verminderen.

Worden de opdrachten abstract (bijvoorbeeld tekens die gekoppeld moeten worden aan bepaalde situaties), dan kost het haar veel moeite. De stap naar meer abstract denken (die ergens tussen de 7 en 11 jaar wordt ontwikkeld) is voor haar te ingewikkeld. Dat is kenmerkend voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. 

De gedetailleerde patiënt

Soms zijn er in de psychosociale hulpverlening mensen die werkelijk van alles hebben gedocumenteerd. Je bent als behandelaar vooral bezig met het sorteren van de informatie die ze aangeven. Wat is er mogelijk aan de hand?

De meest voor de hand liggende verklaring is dat de cliënt de controle houdt. Door zo veel te vertellen houdt hij of zij het gesprek op een voor hem of haar veilige manier gaande. De behoefte aan controle kan overigens ook te maken hebben met de chaos in het eigen hoofd, waardoor elke nieuwe informatie bedreigend kan zijn.

Mevrouw van Vliet maakte de begeleiders op de woning wanhopig. Als ze op bezoek kwam kwamen de begeleiders niet meer aan hun werk toe. Alles rond haar dochter moest tot in detail besproken worden. Er werd afgesproken dat mevrouw van Vliet alleen op afspraak (als de persoonlijk begeleider vrijgesteld kon worden) in gesprek mocht gaan. En verder kon ze contact opnemen met de leidinggevende van de woning of met de orthopedagoog. De leidinggevende bleek de moeder heel kort te houden, waardoor mevrouw van Vliet regelmatig de orthopedagoog consulteerde. Dat leidde er o.a. toe dat de orthopedagoog instructies kreeg dat de melk niet 45 seconden in de magnetron moest worden opgewarmd, maar één minuut. Dat was vanwege de mogelijke darmkrampen van haar dochter.  

Het leek wel of mevrouw van Vliet met iedereen in gevecht ging om controle over de zorg voor haar dochter. Collega en vriend Chiel Egberts heeft hier boeken vol over geschreven. Het is ook duidelijk dat niet alleen de begeleiders, maar ook de manager en de orthopedagoog gefrustreerd kunnen raken door de gesprekken met mevrouw van Vliet. Maar die frustraties leiden op hun beurt bij haar weer tot verwarring.

Het bovenstaande is geen voorbeeld uit de GGZ, maar uit de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Maar stel je voor dat je psycholoog bent en je krijgt een patiënt in de stoel of op de divan die zóveel praat dat jij er niet tussen kunt komen, wat moet je dan ‘doen’?

Komt een patiënt bij de dokter

Maar dit kan zich ook voordoen bij een patiënt die bij de dokter op bezoek komt. Daar staan tien minuten voor, maar wat als de patiënt maar liefst tien bladzijden aan documentatie mee heeft genomen die allemaal op hun beurt ook nog vragen om een mondelinge toelichting van zijn kant. Zoals de hoog opgeleide techneut die al zijn winderigheid keurig in een schema en grafieken had ondergebracht en met de dokter wilde overleggen of het schema statistisch wel voldoende was onderbouwd.

Dit kost soms veel tijd. Zo brengen dergelijke cliënten vaak kopieën en aantekeningen mee van voorgaande behandelingen, alsook medische rapporten. Verwacht wordt dat de arts deze documenten met aandacht zal doornemen. Doet hij dat niet, dan voelt de patiënt zich niet serieus genomen.

Psychotherapeut Aäron Beck schrijft: “De rigiditeit van de cliënt, zijn moeite met emoties en het feit dat hij relaties als minder belangrijk beschouwt, spelen een belemmerende rol bij het gezamenlijk en gemakkelijk opstellen van het behandelplan.” Met andere woorden: op die manier bereik je ook je doel niet.

Verder komen door af te bakenen

  1. De therapeut realiseert zich, maar heeft er ook begrip voor dat het gedrag voortvloeit uit de overmatige behoefte aan controle en perfectionisme van de kant van de cliënt.
  2. Het is echter niet effectief om de cliënt zoveel ruimte te bieden. Dan verzandt de behandeling en therapeut én cliënt raken vermoeid. De cliënt vraagt zich steeds weer af wat hij nog meer heeft vergeten te vermelden. Zowel de therapeut als de cliënt zijn uiteindelijk meer gebaat bij gerichte en gesloten vragen.
  3. De therapeut kan de cliënt onderbreken met positieve interventies, bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat u dit helder en duidelijk hebt uitgelegd.’ Vervolgens wordt een structuur aangeboden waar korte antwoorden vanzelfsprekend zijn: ‘Ik ga u nu enige tientallen vragen stellen waar u alleen ja of nee op hoeft te antwoorden.’ Daarna volgt een aantal gesloten vragen.
  4. Als de patiënt met een detail komt dat bij de behandelaar vragen oproept moet dat weer niet uitgebreid worden besproken. De behandelaar moet niet in de verleiding komen om nu een open vraag te stellen, want dan raakt alsnog het einde zoek. Het is ook dan van belang om te proberen te komen tot gesloten vragen. Loopt het antwoord alsnog uit de hand, dan kan worden verwezen naar de tientallen vragen die nog gesteld moeten worden. Probeer ook bij vragen naar details steeds de vragen gesloten te houden. Bij wijdlopige antwoorden kan gerefereerd worden aan de tientallen vragen die nog gesteld moeten worden.
Je moet het allemaal maar (aan)kunnen als behandelaar. Zoveel patiënten, zoveel behandelopties... Daarom heeft ook een behandelaar supervisie nodig...

Uitstelgedrag

De organisatie Studiemeesters helpt studenten om grip te krijgen op hun dagelijkse leven. Je zou kunnen zeggen: studenten zijn toch slim genoeg om dat zelf te kunnen? Neen, het, veel studenten kunnen dat niet. Ze hebben nog een puberbrein of een structuur in de bovenkamer die daar op lijkt.

Wat zijn de oplossingen die ‘Studiemeesters’ aanreikt aan studenten? Een paar aspecten uitgelicht:

1. De behandeling van uitstelgedrag is eigenlijk Cold Turkey. De prikkels uit je omgeving die afleiden moeten weggefilterd worden. Dat is in deze tijd vooral: social media. Er is zelfs een programma dat Cold Turkey heet. Als je dat op je laptop hebt geïnstalleerd blokkeert het alle websites die je voor je studie niet nodig hebt.

2. Het tweede is dat je de telefoon of andere devices niet meer op je bureau hebt liggen. Dat ding moet een paar uur onbereikbaar zijn, zodat je lekker door kunt studeren.

Nu studeerde ik in een tijd dat er helemaal geen laptop en telefoon waren. Toch vertoonde ik uitstelgedrag. Dat zat bijvoorbeeld zo: ik had een kamer zonder verwarming. Dat was goedkoper. Dus stapte ik iedere morgen op mijn Benzo (terug) fiets naar de universiteit. Daar beklom ik de lift naar de zevende verdieping. Dat was de studiezaal en de bibliotheek van de faculteit geografie. Ik leek aan de studie, maar was voornamelijk geïnteresseerd in atlassen... Na anderhalf jaar op deze manier studeren was ik mijn studiebeurs kwijt...

3. Het derde punt dat de Studiemeesters noemen is dat je privé en studie uit elkaar moet houden. De plek waar je je ontspant moet niet dezelfde plek zijn als waar je studeert. Dat lijkt me voor studenten wat ingewikkeld. De studentenkamers die ik ken zijn zowel werkplek als ruimte om te ontspannen en ook de plek waar je gaat slapen. Maar het scheelt mogelijk toch al wel als je die plekken een beetje afbakent: niet slapen achter je bureau en niet studeren in bed. Moet mogelijk zijn.

Nog een verhaal uit mijn studietijd. De tentamens waren meestal mondeling. Je belde de secretaresse van de professor op dat je weer een tentamen wilde afleggen. Voor mij was dat desastreus. Ik vond namelijk dat ik eigenlijk nooit klaar was voor een tentamen, steeds weer ontdekte ik dingen die ik nog niet wist en wél had behoren te weten. Een kwestie van faalangst dus... Ook dát nog!

4. Het vierde punt is het inbouwen van routines. Hoe meer vaste patronen, des te minder moeite om discipline op te brengen. Bijvoorbeeld door af te spreken dat je om half negen zit te studeren, om tien uur koffie met krant, van half elf tot twaalf uur weer studeren, dan broodje mee en even naar buiten (weer of geen weer). Die discipline kan aanzienlijk helpen bij het verhogen van de studieresultaten.

Een vaste baan is een hulpmiddel om structuur in je leven te houden. Nu ik veel minder vaste afspraken heb is het ook weer lastiger om een vaste structuur aan te houden. Of ligt dat aan mijn leeftijd?

Brussel Overdwars (3)

De Waterloosesteenweg is erg lang, nog langer dan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Hij begint bij de Hallepoort en trekt daarna een ruim 12 kilometer lang spoor naar het zuidoosten. 
De terugweg is de meest westelijke lijn

Geleidelijk klimt de weg naar een hoogte van 80 meter boven Nieuw Brussels Peil om daarna af te dalen naar de bebouwde kom van Ukkel waar het Belgische weer wordt ontworpen. Ik sla in de binnenstad rechtsaf en fiets door eindeloze en zeer gevarieerde bebouwing. Dat is zo leuk aan al deze plaatsen: elke architect heeft weer zijn eigen idee gehad over schoonheid. En soms was er veel geld en een andere keer kwam de bodem van de geldkist al snel in zicht.

Ik heb geen idee hoe het hier allemaal heet, want – zoals al eerder gemeld – de plaatsnaamborden zijn spaarzaam. Dat er weinig eind komt aan de bebouwing kan kloppen, want Ukkel is een uitgestrekte gemeente met zo’n 85.000 inwoners en weinig hoogbouw. Pas na kilometers fietsen kom ik bij een groot winkelcentrum en daar om heen bedrijventerreinen. Het fietspad eindigt bij de autoweg die aansluit op een gigantisch klaverblad. Ik dacht door te kunnen steken naar het kanaal dat door Anderlecht loopt, maar dat is mij kennelijk niet toegestaan. Ik mag niet verder en moet weer terug (zie de lus op de kaart).

Bij de Abdij van Vorst

Ik fiets weer door deels oude bebouwing. Pas thuis zie ik dat dit Kalevoet was. Daarna ben ik opeens in een historisch stukje van de stad. Er staat een historische abdij en verderop zie ik een prachtig gebouw in Art Decostijl. Ook pas thuis zie ik dat dit de gemeente Vorst is. Helaas heb ik niet zoveel tijd meer. Het is al vier uur geweest en ik heb geen idee hoe ver het fietsen is, terug naar Vilvoorde, waar ik mijn Bluebike moet stallen en de trein terug naar Nederland moet nemen.

Woonwijk achter station Brussel Zuid

Zoals eerder gezegd: ik fiets kaartloos. Op mijn richtinggevoel fiets ik noordwaarts, maar eenmaal thuis zie ik dat ik me een klein beetje vergist heb, er zit ook een snufje oost in de route. Daardoor kom ik weer door de mooie wijken van Elsene en zelfs door het oude centrum van Brussel. Omdat er in een straat grote menigte staat vrees ik een demonstratieve optocht tegen de verhoging van de prijzen van de rode puntpaprika, maar de mensen blijken samen met Manneke Pis op de foto te willen.

Weg naar Laken

Uiteindelijk kom ik ook weer door Schaarbeek, maar nu aan de andere kant van het spoor. Het is midden in de spits en het verkeer staat muurvast. Met de fiets ben ik sneller. Mijn bedoeling was om het Jaagpad langs het Kanaal van Willebroek te nemen en dat lukt een eind verderop ook. Vanaf nu kan ik bijna autoloos richting Vilvoorde fietsen. Links woonwijken op de heuvels, afgewisseld door stukken bebost terrein of parken. Rechts het water van het Zeekanaal Brussel-Schelde, oftewel het Kanaal van Willebroek, met af en toe wat bedrijven.

Buda-hefbrug over het Kanaal van Willebroek

Mijn bedoeling was om op aanraden van de trouwe blogvolgster Petra het cultuurhistorische gebied Drie Fonteinen in Vilvoorde te bezoeken. En inderdaad: vlak na het enorme Beneluxviaduct (1800 meter lang) zie ik een inrit, die me leidt naar een parkachtig gebied met best wel steile heuvels, een paar historische gebouwen, een Franse tuin in de stijl van Versailles én een Engels landschapspark. Er zijn wandelaars, joggers en mensen die hun hond uitlaten, benevens een Nederlandse fietser op een Belgische huurfiets. Ook hier gun ik mezelf te weinig tijd. De zon gaat onder en mijn ogen zijn niet meer zo goed in het donker en dat vertrouw ik zeker niet in een onbekende omgeving.

Zonsondergang in het park De Drie Fonteinen

Na een rondje door het park fiets ik weer verder richting Vilvoorde. De wegopbrekingen leiden tot onvoorziene obstakels, op een bepaald moment moet ik de zware Bluebike een halve meter ophijsen om verder te kunnen. Maar het station van Vilvoorde wordt heelhuids gehaald en de Bluebike wordt weer geparkeerd.

Vanwege een stremming is de complete dienstregeling van slag, maar ik kan de stoptrein naar Antwerpen nemen en daar ondergronds op de Intercity naar Amsterdam wachten. Op de afgesproken tijd (23 uur) ben ik weer thuis in Delft. 

Groots en kwetsbaar

Vanuit het zogenaamde ontwikkelingsdynamische denkkader wordt narcisme gezien als een vroegkinderlijke ontwikkelingsstoornis. Maar dat wil nog niet zeggen dat deze stoornis een gevolg is van verwaarlozing in de vroege kinderjaren.

Het werkmodel is als volgt. Narcistische mensen hebben vaak grandioze fantasieën over hoe belangrijk ze zijn en dat ze in de toekomst nog belangrijker zullen worden. Maar ze zijn onvoldoende in staat om onderscheid te maken tussen het ‘zelf’ en de belangen van de ander. De vraag ‘Dat wil ik, wat wil jij?’ stelt hen voor grote problemen. Sterker nog: ze komen vaak niet eens aan die vraag toe.

Verstoord zelfbeeld

Daarnaast hebben ze een verstoord zelfbeeld: het is kwetsbaar en brokkelig. Het zijn de zwakke dijken van een eiland in een vorig blog: ze worden zomaar overspoeld door bijvoorbeeld een kritische opmerking van een ander.
Maar dat gemakkelijk geraakt en gekrenkt worden is eng. De reactie die voor hen onmogelijk is is dat ze terug gaan naar wie ze zelf zijn. Ik noem dat ook wel ‘ego-syntoon’ zijn: het klopt wie je bent met hoe je je gedraagt, een persoon uit één stuk. Van zulke mensen straalt rust uit.

Alleen al de rust is een onmogelijkheid van mensen met narcisme. Hun basis is onrust, rust roept angst op. Er moet dus iets gedaan en gepresteerd worden. Waarom? Omdat dat bij de ander ontzag oproept (het externe zelfbeeld).

Verslaafd aan bewondering

De drijfveer van mensen met narcisme is de aandacht en de bewondering door anderen. ‘Wat zal mij bewondering en speciale voordelen opleveren?’ Deze verslaving aan aandacht door een ander verhindert de mogelijkheid om een stabiel gevoel van eigenwaarde te ontwikkeling. Er is sprake van een permanente emotionele onrust. Ze zijn niet in staat om ‘vreugde op te wekken bij de ander’, behalve door het geven van geschenken of tijdelijke aandacht (de buitenkant).

De redenering is dus eigenlijk dat mensen met een grote mate van narcisme anderen geen geluk kunnen brengen omdat ze zelf van binnenuit ongelukkig zijn. Ze zijn bezig te overleven in plaats van te leven. Daarom scheppen ze een bewonderd beeld van zichzelf. Maar er is niets ‘over’ waar de ander in kan delen.

"Zo wordt de narcist een defensieve individualist, vermomd als 
onafhankelijk persoon die niemand nodig heeft. Maar de paradox is dat ze juist zo afhankelijk zijn van anderen voor waardering en goedkeuring". 

Geen bedankjes, geen excuses

Het maakt ook dat mensen met narcisme slecht hun dank kunnen betuigen. Immers: iemand bedanken betekent dat je afhankelijk van hem of haar bent geweest. Ja, ze kunnen wel bedanken, maar dat is dan weer materieel, met extreem grote bossen bloemen, waardoor ze maken dat de ander hén weer moet bedanken.

Ook het maken van gemeende verontschuldigingen past niet binnen het narcisme. Dat wordt alleen gedaan om er weer winst uit te halen (bijvoorbeeld spijt betuigen, omdat de rechter dan een lichtere straf oplegt.

En dan de regels die in de samenleving gelden. Die zijn niet van belang voor mensen met narcisme. Regels zijn voor anderen, maar zij zijn zó bijzonder dat ze ook de regels mogen overtreden. Ze zijn immers de uitzonderingen. Iemand met narcisme mag rustig te laat komen op zijn werk, want hij werkt al hard genoeg.

Parafrase van een deel uit het artikel CASCADING CONSTRAINTS: THE ROLE OF EARLY DEVELOPMENTAL DEFICITS IN THE FORMATION OF PERSONALITY STYLES, Doris McIlwain, Australië, 2009 

De dijk van de hechting

Voor de verklaring van het belang van de hechting gebruik ik vaak de metafoor van een eiland. Meestal noem ik daarbij Texel, omdat ik dat eiland het beste ken. 

Bij mensen die onveilig gehecht zijn zijn de dijken rond het eiland te laag. Het gevolg is dat het eiland bij elke vloed overspoeld kan raken. Bijvoorbeeld: mamma is niet fit en dochter raakt totaal ontregeld.

De dijk is te laag, waardoor de dochter overspoeld wordt door haar moeder die zich niet prettig voelt. Ze neemt dus alle emoties van haar moeder in zich op. Bij een peuter is dat vrij normaal, zeker tussen 6 en 18 maanden. Dat wordt ook wel de symbiotische fase genoemd. Naarmate kinderen ouder worden hebben ze doorgaans meer ‘ik’ ontwikkeld, waardoor ze minder van hun stuk raken. Daar gaat de theorie over de zelfbeelden over.

Er wordt wel eens gezegd dat het precies aan kunnen voelen van de ander een gave is, maar het is eigenlijk een last, al maken sommige oplichters, mensen met grensoverschrijdend gedrag en zogenaamde waarzeggers daar dankbaar gebruik van: ze herkennen vaak direct de zwakke plekken van de ander.

Afweermechanismen

Om met de kwetsbaarheid om te kunnen gaan gebruiken mensen afweermechanismen. Elk mens heeft zijn eigen systeem van afweermechanismen. Soms zijn ze goed, maar soms ook niet, omdat ze bijvoorbeeld teveel psychische energie opslurpen.

Sigmund Freud is de bedenker van de afweermechanismen. Eén van de bekendste is de projectie: “Zoals de waard is zo vertrouwt hij zijn gasten.” Je accepteert je eigen verkeerde neigingen niet, maar dat is te eng, dus verwijt je dat gedrag een ander. Je hebt dan eigenlijk een te lage dijk, maar daar wordt niet aan gewerkt, je moet elke keer zandzakken neerleggen.

Sigmund Freud en zijn volgelingen hebben een hele reeks aan afweermechanismen bedacht, maar deze keer geef ik een andere ‘vertaling’ mee.

  1. Vermijding

Je kunt vermijden. De dijk is zwak, maar daar doe je niets mee, omdat je niet weet hoe dat moet. Je gaat jezelf afsluiten van de omgeving en doet net of er niets aan de hand is. Je gaat bij wijze van spreken op de Hoge Berg (een keileembult op Texel) zitten en je sluit je af voor wat er verder gebeurt. Dat gebeurt veel met emoties: zodra het over emoties gaat wordt het voor veel mensen ingewikkeld en stokt het gesprek: je wilt het er niet over hebben. Het voordeel van vermijden is dat je dat lang vol kunt houden, maar als je weinig anders doet dan van alles vermijden is dat geen gezond teken.

Een andere metafoor is dat je betonblokken in de haven van ’t Horntje dumpt, zodat de veerboot niet aan kan meren. Je hebt jezelf geïsoleerd.

2. Stekels opzetten

Je kunt je stekels opzetten. Dat is als je in de aanval gaat. Zelfs de minste kritiek op hoe je iets hebt gedaan valt je als een persoonlijke aanval op en je schiet direct in de verdediging. Bijvoorbeeld: er wordt je gevraagd of je nog even iets zachter wilt praten en je schreeuwt meteen terug dat die ander begon te schreeuwen. Het zinnetje “Jij begon” bij een conflict is zo’n stekel.

Iedereen kent in zijn omgeving wel mensen die nauwelijks met kritiek om kunnen gaan en die daarom meteen uit hun slof schieten. Omgekeerd kun je bij ‘vermijding’ de persoon noemen die alle kritiek klakkeloos accepteert en al bij voorbaat zijn excuses aanbiedt.

3. Gaan controleren

  1. Als je overspoeld dreigt te raken of als je geen passend antwoord weet kun je ook in de controlemodus schieten. Alles komt bijvoorbeeld opeens erg precies: het moet gebeuren zoals jij het in je hoofd had. Zo zijn er mensen die niet goed in staat zijn om met anderen samen te werken: ze willen steeds bepalen hoe de ander zich moet gedragen, wat de spelregels zijn. Gaat de ander daar niet in mee, dan neemt de spanning en de behoefte aan controle nog verder toe. Ook obsessief-compulsief gedrag (in de volksmond: dwangmatige gedrag) is een bekend voorbeeld van controlerend gedrag.

4. Dissociatie

Het meest pathologische van de mechanismen is dissociatie. Je bent even helemaal afwezig. Vaak zie je dat ook aan de ogen die heen en weer schieten en aan de lichaamstaal: het bevriezen. Mensen zijn niet zelden hun hele oriëntatie kwijt en weten zich later van het moment niets meer te herinneren.

Dissociatie is niet altijd zo gemakkelijk te herkennen. Ik gebruikte er in de praktijk soms een schaal voor, waardoor je meer aanwijzingen kreeg. Soms lijkt dissociatie zelfs op een epileptisch insult. Dissociatie is sterk verbonden met eerder ervaren trauma’s. Als je er ‘niet bij bent’ kun je de herinnering wegstoppen op het moment dat een associatie aan dat trauma oproept.

Het bovenstaande doen we allemaal, ook mensen die veilig zijn gehecht. Als het kenmerkend wordt (het is je manier om te overleven geworden) is het een signaal voor een onveilige hechting. Mensen met een onveilige hechting zijn veel gevoeliger voor trauma's. Een stevige dijk kan je voor een deel beschermen tegen het blijvend overspoeld raken door negatieve ervaringen.