Het toenemend racisme binnen de NSB ging gelijk op met het antisemitisme. De haat tegen alles wat anders was kristalliseerde zich uit in een haat tegen het Joodse volk.
Bij de oprichting van de NSB in 1931 was hier nog niets van te merken. Mussert was persoonlijk goed bevriend met een Joodse collega-ingenieur, Paul Josephus Jitta. De twee vakgenoten en hun vrouwen kwamen vaak bij elkaar over de vloer. Mussert stelde ook geen voorwaarden aan het lidmaatschap van de NSB. Ook Joden konden lid worden, en sommige deden dat. Volgens een schatting zijn in totaal ongeveer 150 Joodse Nederlanders lid geweest van de NSB.
Sommige tegenstanders van de NSB doorzagen echter al snel de onderliggende bedoelingen. In Duitsland hadden de nationaal-socialisten immers openlijk de oorlog verklaard aan wat zij ‘het internationale Jodendom’ noemden. En dan zouden hun Nederlandse naamgenoten geen enkel bezwaar tegen Joden hebben? Dat leek wel erg onwaarschijnlijk.
Open brief aan de Joodse NSB-leden
Om zijn standpunt te verduidelijken schreef Mussert een open brief in de Volk en Vaderland van 22 april 1933, getiteld Enkele woorden aan onze Joodse leden. De brief luidde als volgt:
‘Onze NSB is principieel niet-antisemitisch. De toestanden zijn hier te lande op dit punt nu eenmaal geheel verschillend met die in Duitsland. Wat dit betreft, sluit onze beweging zich dus meer aan bij Italië, waar de leer van het fascisme het antisemitisme niet kent.
Niettemin wordt met voorbedachten rade door onze tegenstanders soms openlijk, doch meestal in het geniep, verkondigd dat ook wij NSB’ers jodenhaters zijn. Gij weet als NSB’ers dat dit niet zo is, dat onze zin voor rechtvaardigheid […] dit niet toelaat, omdat er een gehele categorie van Nederlandse Joden aanwezig is, die Nederlands voelt, denkt en in wezen Nederlands is; de categorie waartoe Gij behoort.’
Tot zover waren Musserts woorden geruststellend. Ze leken erop te duiden dat zijn onthouding van antisemitische retoriek een stevige, principiële basis had. Maar door het vervolg van de brief schemerde iets anders. De gelijkgestemde (‘vaderlandslievende’) Joden konden rekenen op begrip. Maar daarnaast was er de internationale beweging van de Joden, die het meest zichtbaar tot uiting kwam in het zionisme.
Want tegenover de Joden die in wezen Nederlands waren stond volgens de NSB-leider: ‘de grote, zeer grote groep van Joden, die […] vooraan staan in de bestrijding van onze beweging. […] Van die zijde zult Gij, Joodse NSB’ers, voor de voeten geworpen krijgen dat Gij […] heult met de vijand van uw ras. […].
Tegen de NSB? Dan geen goede Nederlander!
Joden die het niet eens waren met de doelstellingen van de NSB toonden volgens Mussert aan dat ze geen goede Nederlanders waren. Eigenlijk was het eigen schuld, dikke bult. Deze Joden riepen het eigenlijk over zichzelf af als de NSB antisemitisch zou worden.
Zolang er Joodse leden waren, hóefde het zover niet te komen. Maar als zij de beweging verlieten, zou niets de NSB meer beletten om het antisemitisme te omarmen. De Joodse NSB’ers werden dus moreel gegijzeld, net zoals later leden van de Joodse Raad.
Van Musserts constatering dat veel Joden tegen de NSB waren, was het maar een kleine stap naar het verantwoordelijk stellen van de Joden voor elke oppositie die de beweging ontmoette.
De ‘Joodse terreur’
Op 20 mei 1933 schreef de Amsterdamse kringleider Herman Reydon in Volk en Vaderland een stuk getiteld ‘Joodse terreur’. Dat ging over communisten die NSB’ers op straat aanvielen. Want volgens het nationaal-socialistische wereldbeeld was het communisme bedacht door Joden. Door de arbeiders op te stoken wilden zij elke samenhang binnen het volk vernietigen, om dan zelf te kunnen heersen.
Ook het kapitalisme, dus het tegenovergestelde van communisme, zou een Joodse uitvinding zijn. In dit geval om het werkende volk uit te buiten.
Een half jaar na Reydons artikel klaagde Mussert in een interview met een Duitse journalist over uit Nazi-Duitsland gevluchte Joden, die zich kritisch zouden uitlaten over Nederland. Als zij daar niet mee ophielden, dan zouden zij ook in dit land antisemitisme uitlokken.
Drie groepen Joden
De instroom van Joodse vluchtelingen uit Duitsland vervulde de NSB-leider met afkeer. In Brochure nr. 4 gepubliceerd uit 1934 verklaarde Mussert:
‘Wij wensen deze vreemdelingen te beletten, ook hier de beroepen en bedrijven te overstromen’.
Mussert onderscheidde drie categorieën van Joden, namelijk:
- Zogenaamde ‘nationaal-voelende Nederlanders, die van Joods ras zijn’. Tegen deze geassimileerde Joden maakte de NSB geen bezwaar. Ze moesten gewoon als Nederlanders worden beschouwd.
- Orthodoxe Joden. Zij leefden zó in hun eigen wereld, dat zij niemand tot last waren. Bovendien streden zij net als de NSB tegen het zogenaamde ‘goddeloze’ bolsjewisme.
- Joden, die geen deel hebben aan onze nationale gedachte, omdat voor hen nationaal niet betekent Nederlands, doch Joods, en zulks niet uit religieuze overwegingen, maar uit rasdriften’.
De laatste categorie Joden was voor Mussert problematisch. En hij schaarde een steeds groter deel van de Joodse bevolking in Nederland onder deze groep. De NSB-propaganda werd alsmaar antisemitischer van toon.