Aanvankelijk had Mussert erkend dat de Nederlandse verhoudingen – anders dan de Duitse – geen reden geven tot antisemitisme. Maar dat veranderde geleidelijk, deels onder druk van de NSB-leden, voor een ander druk vanwege het duidelijke antisemitisme in Duitsland. In plaats van een kritische houding koos Mussert voor een volgzaam beleid.
Het Jodenvraagstuk
Vanaf 1936 begon Anton Mussert openlijk te spreken van het zogenaamde ‘Jodenvraagstuk’. In een interview zei hij dat hij pas over de Joden was gaan nadenken, toen zij zich tegen de NSB keerden. Toen zag hij – volgens eigen zeggen – pas in dat de Joden een gevaar vormden. Hij zei: ‘Ik ben hun vijand en zal dat altijd zijn! Als ik de macht krijg zullen ze eenvoudigweg verdwijnen.’
Formeel bleef Mussert een positieve uitzondering maken voor geassimileerde Joden. Dat schreef hij althans een jaar na het interview in zijn brochure De Bronnen van het Nederlandsche Nationaal-Socialisme. Maar zijn toon was harder geworden:
‘De Nederlandse sectie van het internationale Jodendom, versterkt door de duizenden uit Duitsland naar hier verhuisde Joden, is er zich ten volle van bewust, dat zij reeds zeer ver gevorderd zijn op de weg van het in slavernij brengen van het Nederlandse volk door de machtige wapens, genaamd kapitalisme, marxisme en democratie.’
Net zoals (vooral) tijdens de corona-pandemie (waarbij vrij massief berichten de wereld in gingen dat het WEF beheerst wordt door Joden en gefinancierd wordt door de Joodse zakenman George Soros) namen ook toen al volgens Mussert de Joden stap voor stap de hele Nederlandse bodem in bezit, ze beheersten de industrie, bepaalden wat Nederlandse kinderen moesten leren op school, spraken recht over Nederlanders en schreven voor hoe Nederlanders moesten denken en handelen. Het verschil is dat de hedendaagse kritiek zich richt op de wereldregering en dat Mussert zich vooral concentreerde op de situatie in Nederland. Pas in de tweede plaats kwam de kritiek op de Volkenbond.
‘Dit is ondragelijk, dit dulden wij niet, nu niet en nooit; het is onze plicht, daaraan een einde te maken.’
De oplossing van het Jodenvraagstuk
Op 18 november 1938 presenteerde hij in Volk en Vaderland zijn persoonlijke plan ter oplossing van het zogenaamde Jodenvraagstuk. Let wel, dit was een week nadat in Duitsland de beruchte Kristallnacht had plaatsgevonden. Mussert eiste dat Nederland de grenzen zou sluiten voor Joden die Nazi-Duitsland ontvluchtten. Bovendien moesten alle Joodse immigranten die na 1 augustus 1914 het land waren binnengekomen, Nederland verlaten. Voor hen zou elders in de wereld een zogenaamd Joods Tehuis worden gesticht. Hij schreef:
‘Nodig is een land te zoeken buiten Europa, waar ruimte, bodem en klimaat geschikt zijn tot behoorlijke, geleidelijke opneming van de Joden, die de Europese volkeren niet meer wensen te herbergen en die anders niet meer zullen weten, waarheen zich te wenden.’
Mussert stelde voor om de Nederlandse kolonie Suriname beschikbaar te stellen aan de Joden. Maar dan moesten Frankrijk en Groot-Brittannië op hun beurt bereid zijn de beide Guyana’s te offeren.
Mussert liet verder in het midden hoe het plan concreet vorm kon worden gegeven. Wat als de Joden niet zelfstandig zouden vertrekken? En zouden deze drie koloniën dan autonoom worden, of was het de bedoeling dat de koloniale mogendheden het bestuur op zich zouden blijven nemen? Nieuw was het plan ook niet: een eerder plan was om de Joden naar Madagascar te laten verhuizen.
Vanaf 22 oktober 1938 liet de NSB geen Joden meer toe als leden en bestond ook op dit punt geen verschil meer met de NSDAP.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.