België met onbekende bestemming

In Antwerpen is het druk op fietspaden. 'Gewone' fietsen zie je nauwelijks, wel veel E-steps en speedpedelics, die op idiote snelheid over de fietspaden razen. Onlangs kwam er nog een (jonge) speedpedelic-rijder om het leven na een botsing met een andere snelle fietser. 

De gemeente Antwerpen heeft geprobeerd om een maximum-snelheid van 25 km per uur in te stellen op de fietspaden, maar dat plan kreeg geen juridische basis. Daarom is er een maximum-adviessnelheid ingesteld, waar de snelle fietsers zich dus absoluut niet aan houden.

Ik fiets langs de Schelde, één van de toeristische hotspots van Antwerpen. De kades worden tot de nieuwe Deltahoogte opgehoogd en geschikt gemaakt voor (meer) fiets-en wandelverkeer. Ik fiets nog steeds kaartloos en volg een tijdje de loop van de Schelde.

Opvallend is dat dit gedeelte van de Antwerpse binnenstad weinig toeristen trekt, terwijl het toch echt (binnen de Ring) een mooi stadsdeel is met veel architectuur uit het einde van de 19e eeuw.

Antwerpen Zuid met de Havenpoort

Op de Ring Antwerpen blijkt het verkeer – zoals gebruikelijk in de spits – muurvast te zitten. De fiets is hier sneller.

In Hoboken verlaat ik de route langs de Schelde. Langs het water verrijzen peperdure appartementen, het ene gebouw is nog hoger dan het andere. Hoboken is een deelgemeente met deels veel sociale problematiek: de rijkdom langs de Schelde contrasteert met de problemen in de armere wijken. Ook de bouw is zeer wisselend, met gedateerde stadsdelen en ook nieuwbouw.

Ooit vond in Hoboken een wonder plaats: het Wonderdadig Kruis van Hoboken, dat 800 jaar geleden tegen de stroom in aanspoelde in een inham van de Schelde. Het Kruis was zwart en niemand lukte het om het wit te schilderen. Toen bijna de hele plaats platbrandde bleef het Kruis, dat in het gewelf van de noorderbeuk was verborgen, onbeschadigd. Dat leverde Hoboken veel pelgrims op. 
Landschap ten zuiden van Antwerpen

Ten zuiden van Antwerpen is het landschap erg wisselend. De grote weg naar Boom – waar het verkeer zes tot acht banen breed overheen rijdt – wordt geflankeerd door dichte lintbebouwing. De sfeer doet Amerikaans aan: vooral veel asfalt en een chaotische bebouwing waar ieder doet wat goed lijkt in eigen ogen.

Kasteel van Reet

Achter die drukte bevinden zich rustiger wegen, met een coulissenlandschap (weilanden en rijen aan – vaak – populieren), vrijstaande huizen en kleinere boerderijen. Er zijn ook enkele natuurgebieden, meestal rond een plas die ontstaan kan zijn door een vroegere dijkdoorbraak. Maar midden in dat groene land verrijzen ook weer grote bedrijvencomplexen. Kortom: het is een erg versnipperd landschap.

Dijlekanaal bij Mechelen

Ik kom door de plaatsen Aartselaar en Reet en uiteindelijk Duffel aan de hier vrij brede rivier de Nete. Ik weet nog steeds niet wat mijn doel is, maar als ik een bord (naar de autoweg) naar Mechelen zie bedenk ik dat dat wel een mooi eindpunt is. Daar rijdt een rechtstreekse trein naar de grens. Ik moet nog behoorlijk navigeren om op de goede plek uit te komen, want een snelweg en een kanaal vormen een lastige barrière. Maar uiteindelijk heb ik de goede weg naar Mechelen te pakken.

Mechelen is een soort Delft: ingeklemd tussen twee grote steden met belangrijke spoor en wegenverbindingen. Minder bekend dan de beide grote broers, maar juist daardoor met een eigen geschiedenis en een eigen sfeer. De plaats is bijna even groot als Delft, met een bijna even hoge toren aan een eveneens groots marktplein. Opmerkelijk is de alleenheerschappij van een combinatie van groene partijen in de stad: zij bezetten 25 van de 43 zetels in de gemeenteraad. De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan het verkeersluw maken van de binnenstad.

Mechelen is bij hondenliefhebbers bekend geworden omdat de Mechelse Herder hier werd uitgevonden. De hond wordt wel eens verward met de Duitse Herder, maar die is groter, zwaarder en groffer gebouwd. Mijn ouders hadden thuis een tijdje een vervaarlijke Duitse herder die mijn moeder soms alle straten in de omgeving liet zien. 
Mechelen Sint Romboutstoren en kerk met stadhuis

De Sint Romboutstoren is het ‘landmark’ van de stad. Hij moest hoger worden dan de kathedraal van Antwerpen (167 meter), maar de hoogte bleef op 97 meter steken, wat nog altijd niet gering is. De eerste steen werd gelegd in 1452 en elk jaar werd de toren 1,5 meter hoger. Godsdienstoorlogen en (net als in Delft!) de ontploffing van een kruitmagazijn maakte dat het geld op raakte en in 1520 werd de bouw stilgelegd.

Als je naar de toren van de Romboutskathedraal kijk lijkt hij erg veel op de toren van Zierikzee, ook een ontwerp van de vader en zoon Keldermans, die ook mogelijk zo'n 150 meter hoog had moeten worden, maar waarvan de bouw op 60 meter hoogte moest worden stopgezet als gevolg van geldgebrek.
Een oud perron in Mechelen met links de contouren van het ‘internationale’ perron

Na een paar rondjes door de stad vervoeg ik mij bij het hoofdstation van Mechelen, dat zich – net zoals tal van andere grotere Belgische stations – in een toestand van permanente verbouwing bevindt. Het stationsgebouw is verdwenen, kaartjes koop je in een noodgebouw. Via een tijdelijke ingang loop je naar de sporen. Ten oosten van het station bevindt zich een nieuw en futuristisch spoor waar de internationale treinen rijden. Om van her naar der te komen is een hele klus langs zandhopen en ander ongemak.

In 2008 werd voor de verbouwing van het station getekend, in 2013 werd met de verbouwing begonnen. Op 2 januari 2021 werd begonnen met de afbraak van het oude station begonnen, maar er werd al even snel weer mee gestopt. Pas in het voorjaar van 2022 werd er verder gegaan met de afbraak die uiteindelijk toch nog vier maanden zou duren. En wil je weten wanneer het nieuwe station klaar is: volgens de huidige planning wordt dat 2030, maar in België kan zoiets al snel tien jaar langer duren.

Overstap in Essen: stationsgebouw en volle maan

Ik hijs mijn fiets de trap op, want de lift is defect. De trein blijkt vertraging te hebben. Even later wordt omgeroepen dat de trein op een ander spoor binnen zal komen. Trap af en trap weer op. Daar wordt omgeroepen dat nog niet duidelijk is wanneer de trein zal komen, vanwege problemen aan de seinen. Gelukkig komt hij alsnog binnen en wel op het spoor waar ik nu sta.

De terugreis doe ik helemaal met de trein, met een overstap in Essen en in Roosendaal. De fietsteller heeft er zo'n 105 kilometer bij opgeteld.   

België met onbekende bestemming (3)

Koning Willem I heeft veel betekend voor de Nederlandse en Belgische economie. Zo groef hij graag kanalen. 

Ik fiets kilometers lang langs het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten. Het is een van de zeven Kempische kanalen, waarvan het Albertkanaal het bekendste en ook het meest bevaren kanaal is. Wat de Koning nog niet wist was dat deze kanalen later prima fietsroutes zouden gaan worden. Niet de kanalen zelf, ik heb het niet over waterfietsen, maar over gewone fietsen. Er zijn tien sluizen in dit kanaal, met een hoogteverschil van 1,5 tot vier meter. Ik fiets van sluis tot sluis steeds voort.

Langs het Kanaal Turnhout-Schoten naar Antwerpen

Pas bij Brasschaat verlaat ik de route, na een tijd wordt zo’n route ook wel weer saaier. Het is wel een mooi geasfalteerde en bijna helemaal autovrije route, waardoor het fietsen lekker opschiet. Maar het is mij teveel van hetzelfde. Mooi, maar ik houd meer van afwisseling.

Langs het Kanaal Dessel-Turnhout

Brasschaat is een soort Belgisch Wassenaar. Er staan veel vrijstaande villa’s in bospercelen en achter hoge hekken met camera’s en vervaarlijke honden. De plaats telt zo’n 40.000 inwoners en de coalitie van Vlaamse liberalen (‘VVD’) heeft in de gemeenteraad de absolute meerderheid. Daarom zijn er ook veel grasmaaiers.

Landhuis op Park Brasschaat

Het enorme Park van Brasschaat is 170 hectare groot, vijf keer zo groot als het Vondelpark in Amsterdam en twee keer zo groot als het Zuiderpark in Den Haag. Er is ook een kapel met vloerverwarming. Daar heb ik in coronatijd mijn voeten opgewarmd en een column voor het Nederlands Dagblad aan gewijd.

Merksem

Na Brasschaat wordt de fietsroute ingewikkeld, want ik fiets de agglomeratie Antwerpen binnen met een doolhof aan snelwegen, spoorlijnen en kanalen benevens veel werk aan de weg. Ik fiets door Merksem (45.000 inwoners), dat voor een groot deel uit (relatieve) nieuwbouw uit de 20e eeuw bestaat, doorsneden door brede verkeersaders.

Het Museum aan de Stroom (MAS) in Antwerpen

Ik denk dat er aan de fietstocht zo’n beetje een eind gaat komen, ik moet niet opeens teveel willen na een half jaar fietspauze. Ik zet koers richting de havens en de Schelde om even wat het water te kunnen genieten en kom daarbij bijna onder een afslaande vrachtwagen met oplegger. “Hier ligt Henk, hij had gelijk.” Dat is dan een schrale troost op een graftekst.

De weg langs de havens is op tal van plaatsen opgebroken, maar met wat kronkelingen bereik ik dan toch de kade langs de Schelde. Daar wemelt het van de toeristen, maar eigenlijk ben ik er vandaag ook eentje. 

Kaartloos en doelgericht

Het was tijd voor een nieuw fietsexperiment. In Nederland ken ik globaal de weg en de kaart, dus daar is het niet spannend. Maar hoe zou het mij in België vergaan? Ik ken de kaart van België slecht.

Ik kocht een treinkaartje van Diest naar Delft. Diest ligt midden in België. We hadden er in 1971 in de jeugdherberg gelogeerd. We waren er laat en stapten ’s morgens alweer vroeg op de fiets. Ik wist dat het een mooiere stad was dan ik had gedacht, maar verder had ik er geen actieve herinnering meer aan.

Onderweg in Belgisch Limburg

En nu het experiment: kan ik vanuit Weert in Nederlands Limburg zonder de kaart te raadplegen dwars door Belgisch Limburg fietsen om in Diest uit te komen? Ik mocht ook niet van tevoren de kaart in mijn hoofd zetten. Daarbij gold als tweede regel: mijd de grote wegen. Ik wist alleen dat ik vanuit Weert in zuidwestelijke richting moest fietsen. Volgens de afstandstabel zou de fietsafstand zo’n 75 kilometer moeten zijn.

Na zes uur fietsen bereikte ik dinsdag de Nassaustad Diest. Het is gelukt om kaartloos door onbekend gebied te fietsen. Alleen het laatste stukje was lastig, doordat er barrières waren in de vorm van het Albertkanaal en autosnelwegen.

Diest blijkt inderdaad een mooie stad. De fietsteller heeft er die dag ruim 90 kilometer bij opgeteld. Onderweg at ik drie boterhammen en één banaan ter hoogte van Peer.

België met onbekende bestemming (2)

Bij Strijbeek passeer ik de grens met Vlaanderen. Er verandert weinig in het landschap. Een lange provinciale weg met vrij veel vrijstaande huizen, vooral akkerbouw en af en toe een boerderij.

Het eerste dorp is Meer (3000 inwoners). Het ligt aan het riviertje de Mark, die bij Zevenbergen in het Volkerak plonst. Vroeger hoorde Meer bij Breda, maar inmiddels is de plaats een deel van de gemeente Hoogstraten. Het tweede dorp is Minderhout (4500 inwoners). Een legende zegt dat er bij de bouw van de kerk teveel hout werd verbruikt, waar na de bouwers elkaar toeriepen: “Minder hout!” De vroegere uitgestrekte heidevelden hebben plaats gemaakt voor landbouwgrond. En er staat een steenfabriek.

Het Begijnhof van Hoogstraten

Minderhout loopt qua bebouwing vanzelf over in Hoogstraten. Dat is een aanzienlijke plaats met ook een regionale onderwijsfunctie. Er komen maar liefst 15 scholierenlijnen van het OV samen. In het dorp wonen veel Nederlanders. Daarom is er ook een winkel van het Kruitvat.

De toren van Hoogstraten is qua hoogte de derde van België

In Hoogstraten kom ik graag. Dat komt mede door de prachtige toren van de Sint Catharinakerk die maar liefst 105 meter hoog is. De kerk wordt wel ‘de kathedraal van de Kempen’ genoemd. Wat doet zo’n hoge toren eigenlijk in een van oorsprong arm boerendorp? Ik heb geen idee.

Maar nog mooier vind ik het Begijnhof, dat volgens mij één van de mooiste van België is. Het maakt ook deel uit van het Unesco-werelderfgoed. Ooit woonden hier 160 begijnen. De dames zijn allemaal vertrokken. Het Begijnhof was aan verval onderhevig, maar gelukkig werd het in de jaren ’90 grondig gerenoveerd. Het biedt nu plaats aan 36 één of twee persoons huishoudens. Eén van hen heeft een bankje voor het huis gezet. Daar eet ik een bammetje van kaas uit Stolwijk.

Begijnhof met boomgaard in Hoogstraten

Hoogstraten was even een bekendere plek voor mij, maar wat volgt is mij in mijn geheugen niet aangezegd. Ik fiets dus weer met onbekende bestemming. De provinciale weg vind ik wat saai worden, dat is allemaal een beetje voorspelbaar. Daarom sla ik een willekeurige zijweg in, waarvan ik geen idee heb waar hij mij heen zal leiden. De weg weet het zelf ook niet, hij zwabbert alle kanten uit. Af en toe kies ik een zijweg van de zijweg. Links van mij een kerktoren van een voor mij onbekend dorp, rechts af en toe wat bospercelen. En alsmaar landerijen, soms wat weilanden, vooral vrijstaande huizen, soms een kluitje huizen bij elkaar, maar geen enkel dorp. Wat ik wel weet is dat hier veel aardbeien worden geteeld, maar die zie ik nu nog niet in de verkoop.

Stierlijk vervelen of gewoon lekker relaxen?

Eensklaps en plots eindigt de weg bij een kanaal. Er loopt een Jaagpad langs. Daar is men in België goed in: de aanleg van fietspaden langs kanalen. Ook speedpedelics mogen er rijden: vandaar de naam Jaagpad. Ik vermoed dat het het Kanaal Dessel-Turnhout-Schoten is (de haakse bocht op het kaartje). Het is één van de vele kanalen die in de 19e eeuw zijn aangelegd door de Kempen.

Maar of het werkelijk dat kanaal is valt nog te bezien. Er staat geen bordje, ik gebruik geen kaart en het is dus weer een verrassing....

België met onbekende bestemming

Het was één graad en zonnig. Typisch weer om weliswaar ingepakt het zadel van de Batavus te bestijgen. Maar omdat ik niet zoveel zin had om in de buurt te fietsen nam ik eerst de trein naar Breda. 37 minuten na vertrek uit Delft zette ik voet op Brabantse bodem. 

In Breda ging ik als 11 jarige jongeling met vakantie en ik hield nauwgezet een dagboek bij. De voorloper van mijn hedendaagse hobby. Elke dag fietste ik door het bos en de omringende omgeving, zonder geld, plakspul of telefoon. Dat kon toen allemaal. En thuis schreef ik dan over kerken en kastelen, over dorpen en steden. Hoewel: de enige stad was Breda.

Het station van Breda (foto van internet)

Vanuit het foeilelijke hypermoderne station dat als zodanig helemaal niet herkenbaar is en desondanks veel prijzen heeft gewonnen sla ik linksaf. Dat is uniek, want de meeste mensen slaan rechtsaf: het centrum in. Maar linksaf is minder bekend en minstens zo mooi.

De koepelgevangenis van Breda

Je komt o.a. langs de koepelgevangenis waar de Drie van Breda hun straf uit zaten. Het heeft niet geholpen, ze zijn overleden. Daarna fiets je langs en door mooie parken en langs een gestrande Poolse tank. Je vraagt je misschien af wat zo’n tank daar doet. Welnu: de Polen leverden een stevig aandeel in de bevrijding van Breda in 1944. Het is schrijnend dat een deel van hen daarna niet terug naar huis kon, vanwege het Stalin-bewind dat de touwtjes in Polen met dictatoriale overmacht in handen had genomen.

Het centrum van Ginniken

Na de tank volgen er mooie vooroorlogse villawijken. Daarna ben ik in het voormalige dorp Ginniken. Het ligt aan het riviertje de Mark en heeft een gezellig centrum. Maar vooral een bijzonder mooie omgeving met bossen en weilanden.

Vanuit Ginneken fiets ik vanzelf Ulvenhout binnen. Doordat het dorp zo langgerekt is lijkt het groter dan het is. Het telt nog geen 5000 inwoners.

Van Breda tot de grens

Ik zoek een beetje de beschutting op, want er staat een frisse oostenwind die hier naar het westen waait en die maakt dat mijn hersenen onderkoeld raken. De kou treft eerst het bovenste deel van mijn hersenen, de zogenaamde pan, en daar zetelt het denkvermogen. Dus het is uitkijken geblazen.

Het is de geoefende lezer bekend dat ik tegenwoordig kaartloos fiets. Ik fiets naar het zuiden, dat weet ik. Maar ik weet niet waar ik naar toe fiets en al helemaal niet wat het eindpunt zal zijn. Ik laat me gewoon verrassen. Dus mijn hersenen heb ik ook wat minder nodig. En zodoende kom ik in Strijbeek uit. Ik dacht dat het een behoorlijk groot dorp was, maar het telt maar 345 inwoners. Waarschijnlijk komt de naam mij bekend voor vanwege het feit dat hier een bekende grensovergang was. Nu herinnert alleen een douanekantoor aan de grens.

Zodoende fiets ik nu België binnen, dat voornamelijk staat aangekondigd als Vlaanderen. Nederland ken ik redelijk, maar in België wordt de fietsroute meer spannend...

Brussel Overdwars (3)

De Waterloosesteenweg is erg lang, nog langer dan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Hij begint bij de Hallepoort en trekt daarna een ruim 12 kilometer lang spoor naar het zuidoosten. 
De terugweg is de meest westelijke lijn

Geleidelijk klimt de weg naar een hoogte van 80 meter boven Nieuw Brussels Peil om daarna af te dalen naar de bebouwde kom van Ukkel waar het Belgische weer wordt ontworpen. Ik sla in de binnenstad rechtsaf en fiets door eindeloze en zeer gevarieerde bebouwing. Dat is zo leuk aan al deze plaatsen: elke architect heeft weer zijn eigen idee gehad over schoonheid. En soms was er veel geld en een andere keer kwam de bodem van de geldkist al snel in zicht.

Ik heb geen idee hoe het hier allemaal heet, want – zoals al eerder gemeld – de plaatsnaamborden zijn spaarzaam. Dat er weinig eind komt aan de bebouwing kan kloppen, want Ukkel is een uitgestrekte gemeente met zo’n 85.000 inwoners en weinig hoogbouw. Pas na kilometers fietsen kom ik bij een groot winkelcentrum en daar om heen bedrijventerreinen. Het fietspad eindigt bij de autoweg die aansluit op een gigantisch klaverblad. Ik dacht door te kunnen steken naar het kanaal dat door Anderlecht loopt, maar dat is mij kennelijk niet toegestaan. Ik mag niet verder en moet weer terug (zie de lus op de kaart).

Bij de Abdij van Vorst

Ik fiets weer door deels oude bebouwing. Pas thuis zie ik dat dit Kalevoet was. Daarna ben ik opeens in een historisch stukje van de stad. Er staat een historische abdij en verderop zie ik een prachtig gebouw in Art Decostijl. Ook pas thuis zie ik dat dit de gemeente Vorst is. Helaas heb ik niet zoveel tijd meer. Het is al vier uur geweest en ik heb geen idee hoe ver het fietsen is, terug naar Vilvoorde, waar ik mijn Bluebike moet stallen en de trein terug naar Nederland moet nemen.

Woonwijk achter station Brussel Zuid

Zoals eerder gezegd: ik fiets kaartloos. Op mijn richtinggevoel fiets ik noordwaarts, maar eenmaal thuis zie ik dat ik me een klein beetje vergist heb, er zit ook een snufje oost in de route. Daardoor kom ik weer door de mooie wijken van Elsene en zelfs door het oude centrum van Brussel. Omdat er in een straat grote menigte staat vrees ik een demonstratieve optocht tegen de verhoging van de prijzen van de rode puntpaprika, maar de mensen blijken samen met Manneke Pis op de foto te willen.

Weg naar Laken

Uiteindelijk kom ik ook weer door Schaarbeek, maar nu aan de andere kant van het spoor. Het is midden in de spits en het verkeer staat muurvast. Met de fiets ben ik sneller. Mijn bedoeling was om het Jaagpad langs het Kanaal van Willebroek te nemen en dat lukt een eind verderop ook. Vanaf nu kan ik bijna autoloos richting Vilvoorde fietsen. Links woonwijken op de heuvels, afgewisseld door stukken bebost terrein of parken. Rechts het water van het Zeekanaal Brussel-Schelde, oftewel het Kanaal van Willebroek, met af en toe wat bedrijven.

Buda-hefbrug over het Kanaal van Willebroek

Mijn bedoeling was om op aanraden van de trouwe blogvolgster Petra het cultuurhistorische gebied Drie Fonteinen in Vilvoorde te bezoeken. En inderdaad: vlak na het enorme Beneluxviaduct (1800 meter lang) zie ik een inrit, die me leidt naar een parkachtig gebied met best wel steile heuvels, een paar historische gebouwen, een Franse tuin in de stijl van Versailles én een Engels landschapspark. Er zijn wandelaars, joggers en mensen die hun hond uitlaten, benevens een Nederlandse fietser op een Belgische huurfiets. Ook hier gun ik mezelf te weinig tijd. De zon gaat onder en mijn ogen zijn niet meer zo goed in het donker en dat vertrouw ik zeker niet in een onbekende omgeving.

Zonsondergang in het park De Drie Fonteinen

Na een rondje door het park fiets ik weer verder richting Vilvoorde. De wegopbrekingen leiden tot onvoorziene obstakels, op een bepaald moment moet ik de zware Bluebike een halve meter ophijsen om verder te kunnen. Maar het station van Vilvoorde wordt heelhuids gehaald en de Bluebike wordt weer geparkeerd.

Vanwege een stremming is de complete dienstregeling van slag, maar ik kan de stoptrein naar Antwerpen nemen en daar ondergronds op de Intercity naar Amsterdam wachten. Op de afgesproken tijd (23 uur) ben ik weer thuis in Delft. 

Brussel Overdwars (2)

De Brusselse deelgemeente Schaarbeek (130.000 inwoners) vormt een wonderlijke combinatie van chique Jugendstilarchitectuur en verpauperende smalle straten met dichtgetimmerde of gekraakte huizen.

De rijkere delen vind je rond station Schaarbeek. Het station zelf verkeert deels in deplorabele toestand, maar dat geldt voor veel Belgische stations. Een ander deel is verbouwd en maakt deel uit van het spoorwegmuseum van België: Trainworld. Maar liefst 16 lijnen van de NMBS doen het station aan, maar de helft rijdt alleen in de spits op werkdagen (enkele malen per dag). In het weekend stoppen er maar drie lijnen.

Rond het centrum van Schaarbeek

Tegenover het station vind je prachtige architectuur rond een park en dat blijft voorlopig zo naarmate je verder loopt en hoger komt. Dit is duidelijk de bouw van de rijke voorsteden van rond 1900. Eén van de hoogtepunten is het neoclassicistische stadhuis. Loop je meer zuidelijk, in de richting Brussel, dan wordt de buurt armer en worden de straten smaller.

Sint Joost ten Noode bij de Paleizenbuurt

De gemeente Schaarbeek loopt door tot aan de achterzijde van het Noordstation (Gare du Nord) en gaat daar over in de gemeente Sint Joost ten Noode. Het station ligt zelfs binnen de gemeentegrenzen van drie Brusselse stadsdelen. Sint Joost ten Noode is de kleinste en meest dichtbevolkte gemeente binnen Brussel. Op 1,1 vierkante kilometer wonen hier mensen met 154 verschillende nationaliteiten, de gemeente telt 27.000 inwoners. In zowel Schaarbeek heeft 60% van de bevolking een buitenlandse achtergrond. In Sint Joost ten Noode wonen veel Roemenen en Bulgaren, het aantal Turken en Marokkanen loopt terug. Ook wonen er nogal wat Congolezen. Het is de armste gemeente binnen de agglomeratie Brussel. Bijna de helft van de jongeren en 65% van de vrouwen (van alle leeftijden) heeft geen betaalde baan buitenshuis.

Winkelstraat in Schaarbeek

Wie wil weten hoe zo’n wijk er uit ziet moet even aan de achterkant station Brussel Noord kijken. Op allerlei plekken drugshandel, mensen die rondhangen, die jou iets willen verkopen, illegale spelletjes (‘balletje, balletje’), bedelaars, prostitutie en ontzettend veel vuil op straat. Bepaald geen visitekaartje voor de stad. Ik durf er ook niet mijn fototoestel tevoorschijn te halen.

Om dit deel van de stad uit te komen moet je flink klimmen: het Noordstation ligt namelijk in het dal van de Zenne. De helling haal ik niet fietsend, ik moet gaan lopen en dat is best even een eindje. En dan opeens ben ik weer in een veel duurdere buurt met mooie pleinen en tal van standbeelden. Wat een tegenstellingen! Maar dat maakt Brussel ook weer extra spannend.

Elsene ten oosten van Brussel Midi

Ik fiets een rechte lijn langs paleizen en dan het Museumkwartier waar zich wereldberoemde musea bevinden. Daarna wordt de bebouwing weer volkser: het is de oude ‘heerweg’ naar Ukkel en uiteindelijk naar Namen die een kaarsrechte lijn door de stad trekt. Ik ben ondertussen in de deelgemeente Elsene aangekomen, een zeer gemengde wijk die ook in trek is bij voorheen de yuppen en nu de expats. Je ziet het o.a. aan de vele kleine vegan restaurants en hippe boutiques. Elsene (Ixelles) heb ik eerder beschreven, vanwege de honderden Jugendstil-woonhuizen en het Hortamuseum.

De weg voert geleidelijk omhoog naar zo'n 80 meter boven Nieuw Brussels Peil. Daarna maak ik een duik naar beneden en fiets deelgemeente Ukkel binnen. Hier wordt het Belgische weer gemaakt. 

Brussel Overdwars (1)

Vanuit Delft ligt Brussel dichterbij dan Zwolle en een internationaal treinkaartje naar België is soms nog goedkoper dan een binnenlands kaartje. Zo heb ik een keer een kaartje naar Luik gekocht toen ik een congres in Maastricht bezocht. Dat bleek een aantal euro's goedkoper. 
Bluebike in Vilvoorde

Tegenwoordig heb ik de opdracht om één keer per week een fietsdag in te plannen. Die fietsdag verdween steeds als sneeuw voor de zon in het kader van: hoe regel ik zinvolle dagbesteding voor 70-plussers?

Deze maandag stond als een huis, maar er was zeer veel regen en een stormachtige wind voorspeld. Nochtans en desalniettemin besteeg ik weer de trein voor een bezoek aan de agglomeratie Brussel.

Ik stap uit in Vilvoorde. Veel mensen kennen die plaats niet en dat is ten onrechte. Vilvoorde is namelijk een niet onaanzienlijke plaats. Alleen val je minder op als je tegen een grote stad aangeplakt zit, staat of ligt.

Gerenoveerd bedrijfspand in Vilvoorde

In tegenstelling tot veel andere stations in België is de verbouwing van het station van Vilvoorde wel redelijk gelukt. Men is er aan begonnen en het grootste deel van de verbouwing is ook nog eens afgerond. Eigenlijk staat er nu een nieuw station zonder gebouw (ingang) naast het oude station. En ergens onderweg bevindt zich een fietsenstalling waar je voor Euro 1,50 een Bluebike kunt huren. De beheerder van de fietsenstalling merkt op dat ik ´anders Nederlands’ spreek. Dat klopt, ik ben geen Vlaming.

Ik heb vandaag geen plan en ik heb uiteraard ook geen fietskaart bij me. Ik ga gewoon mijn neus achterna. Het enige dat ik wel wil bezoeken is het park van de Drie Fonteinen, omdat mij dat door Petra is aangeraden. Maar als ik in de buurt van het Kanaal van Willebroek ben word ik twee maal bijna van mijn fiets geblazen. Dat lijkt me te gevaarlijk, mijn beide broers hebben hun heup gebroken, ik wil niet de derde zijn. Ik besluit beschutter te gaan fietsen en dat wil zeggen: niet langs het kanaal.

Van Vilvoorde naar Schaarbeek (10 km)

Nu we het toch over Vilvoorde hebben: de plaats kent een lange geschiedenis. Helaas werden de oude stadsmuren in de 20e eeuw gesloopt. De stad was een industrieel centrum van betekenis en daar passen geen antieke voorzieningen bij.

Maar ik wil het nu over de tijd na 1950 hebben, want die heb ik zelf meegemaakt. Net zoals in bijvoorbeeld Twenthe stortte ook hier de traditionele industrie in en de grote Renaultfabriek werd aan het eind van de 20e eeuw gesloten. Een grote werkloosheid was het gevolg en Vilvoorde kreeg de naam van een trieste industriestad. Bovendien werd de tram naar Brussel opgeheven omdat een kerktoren op instorten stond. Dat argument had ik nog niet eerder gehoord in het kader van bezuinigingen op het OV.

Toch gaven de gemeente en de plaatselijke industrie de moed niet op. Op allerlei plekken wordt gewerkt aan renovatie en oude industriegebouwen krijgen een nieuwe functie. Momenteel trekt de werkgelegenheid weer aan en er wordt hard gewerkt aan in infrastructuur en aan nieuwbouw. Ondertussen telt Vilvoorde bijna 50.000 inwoners. De grootste partij in de gemeenteraad zijn de Groenen, gevolgd door een liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen.

Ondertussen blijkt Vilvoorde in een toestand van verbouwing te verkeren. Er wordt in elk geval hard aan de weg gewerkt en af en toe raak ik het fietsspoor bijster. Uiteindelijk kom ik bij een kanaal uit.

Bij het Stadhuis van Schaarbeek

Mensen willen graag aan het water wonen, dat is tegenwoordig een A-locatie en dat zie je ook in Vilvoorde. Langs het kanaal dat de haven van Antwerpen verbindt met Brussel worden nieuwe appartementen gebouwd. Maar erg interessant zijn de oude fabrieksgebouwen die een andere functie hebben gekregen. Eén van die gebouwen doet denken aan het Unesco Werelderfgoed gebouw van Van Nelle in Rotterdam.

Het fietspad loopt dood en ik word gedwongen een grote weg met veel verkeer. Ik dacht hier beschutter te kunnen fietsen, maar dat valt bar tegen. Sterker nog: ik vind het zó gevaarlijk dat ik af en toe naast mijn schoenen en naast mijn fiets ga lopen vanwege de onveiligheid. Grote vrachtwagens passeren mij rakelings en door de valwinden langs gebouwen zwiepen de Bluebike en ik af en toe onbehoorlijk.

Straat in Schaarbeek

Hoog boven mijn hoofd rijden ook auto’s. Het is een 1700 meter lang viaduct dat o.a. een spoorwegemplacement en het Zeekanaal (Antwerpen-Brussel) overbrugd. Er zijn 23 overspanningen, zodat je de brug met recht overspannen kunt noemen. Net vandaag meldt een Belgische krant dat de brug in acht jaar tijds gerenoveerd gaat worden. Volgens mij bouw je in dezelfde tijd een nieuwe brug, maar dit is wel zuiniger. Een bevriend hoogleraar in de betontechniek rekent het allemaal op verzoek uit. Onlangs berekende hij tijdens een diner wanneer de toren van de Oude Kerk om zou vallen.

Voor de zekerheid blijf ik toch maar deze weg volgen, die tenslotte weer ongeveer bij de spoorlijn uitkomt. Ik ben nu achter het station van Schaarbeek en die plaats wil ik weer even bezoeken vanwege de vele mooie huizen. Maar voordat ik er ben moet ik nog halsbrekende fietstoeren over ingewikkelde rotondes plegen. 

Op de fiets vanuit Sint Genesius (3)

Ik zat op de fiets in Elsene, maar elke keer weer moest ik oppassen. Je komt hier ogen tekort vanwege de architectuur en oren te kort vanwege het verkeer. Kijk je naar een gebouw, dan kom je bijna onder een auto.

Overigens doet Elsene, net als andere Brusselse gemeenten, erg zijn best om de fiets te promoten. Veel straten zijn eenrichtingsverkeer voor auto’s, maar er zijn overal aparte stroken in de tegenovergestelde richting voor fietsers ingericht.

Volop Jugendstil in Elsene (Ixelles)

Hoewel Elsene ongeveer net zoveel inwoners telt als Delft telt de plaats maar liefst 31 musea. Delft heeft maar tien musea. Ik ga ze in Elsene vandaag niet allemaal bezoeken, want ik weet niet hoe het elektronische slot van de Bluebike werkt.

Wat zo apart aan Elsene is, is dat het een heel gemengde stad is, maar zonder de criminaliteit en verpaupering die kenmerkend is voor delen van tal van andere plaatsen. Mogelijk komt dat mede omdat de plaats helemaal een ‘binnensteeds’ karakter heeft, zonder wijken die in Parijs de ‘banlieus’ worden genoemd. De werkloosheid is er de afgelopen jaren sterk gedaald (van 22% naar 14%).

Van Elsene (Ixelles) naar Sint Genesius Rode

Opmerkelijk is dat het autobezit in de afgelopen vijf jaar bijna gehalveerd is. De Belgische Groenen trokken bij de laatste verkiezingen de meeste stemmen. Elsene is veruit de meest dichtbevolkte gemeente van de agglomeratie Brussel, daar staat tegenover dat je voor het meeste vervoer geen auto nodig hebt: alle voorzieningen zijn dichtbij en er is een zeer frequent OV.

Brusselse kranten kopten dat bijna 90% van de bevolking van Brussel van oorsprong geen Belgische nationaliteit heeft. Toch moet je daar een kanttekening bij plaatsen. Het grootste aandeel ‘allochtonen’ binnen het Vlaamse gewest is bijvoorbeeld van Nederlandse afkomst. In Elsene wonen naar verhouding veel mensen uit andere EU-landen en buitenlandse studenten.

Genoeg over de bevolking, ik stap weer op de fiets. De Waterloose Steenweg trekt een recht spoor door de bebouwing. Langs de weg en vooral in de zijstraten vind je honderden panden in Jugendstil. Het is teveel om te bekijken en ik moet ook niet met mijn fietsbanden tussen de tramrails terecht komen.

Geleidelijk klimt de weg omhoog. Dat omhoog is een loze toevoeging. Een klimmende weg gaat altijd omhoog. Naast mij de tram naar Fort Jaco. Dat intrigeerde mij al eerder: wat is Fort Jaco? Inderdaad blijkt dat een fort te zijn geweest, bedoeld om de zuidelijke invalsweg van Brussel te beschermen tegen buitenlandse inmenging. Destijds werd het fort door de Spaanse bezetter gebouwd om de stad te beschermen tegen de Engelsen en de Hollanders. Ik dacht dat de Hollanders uit het noorden zouden komen. Dit was dus misschien een list.

Fort Jaco ligt in Ukkel en in Ukkel wordt het Belgische weer gemaakt. Ze regelen er ook de opwarming van de aarde, maar op de plaatselijke thermometer is het maar 3 graden, terwijl het al maart is.

Eén van de kernen van Ukkel, met rechts de tram van Fort Jaco naar Schaarbeek

Ik dacht dat Ukkel een dorp was, maar het blijkt een uitgestrekte stad te zijn met tal van geconcentreerde plukken aan bebouwing en ruim 85.000 inwoners. De meeste inwoners weigeren Nederlands te spreken en ik weiger Frans te spreken, dus we spreken elkaar niet. Als bewust kaartloze heb ik geen idee hoe de plaats in elkaar steekt. Maar thuis zie ik dat ik door de oostzijde van Ukkel ben gefietst. Links van mij zie ik veel groen. Dat klopt: het is het Tercamerenbos. Gevolg is ook dat er veel relatief dure huizen staan. Poezen heb ik niet aangetrofeen.

Zonsondergang in Sint Genesius Rode

Uiteindelijk volg ik maar weer de Waterloosesteenweg. Ik weet namelijk dat het station na Sint Genesius Rode het station van Waterloo is. Dan moet ik die kant uit fietsen, volgens mijn eigen geografische logica. Borden met richtingaanwijzers zie ik niet, maar volgens mij is het ook logisch dat de Waterloosesteenweg naar Waterloo leidt.

De trein terug naar Brussel

En ziedaar: opeens is links weer het Zoniënbos dat hier Bois de Soignes heet. Ik fiets de provincie Vlaams Brabant in. Die provincie bestaat pas sinds 1995 maar het bord is alweer aangetast door de tand danwel het kunstgebit des tijds.

Op de gok sla ik rechtsaf en dat blijkt de weg naar Sint Genesius Rode te zijn, want ik passeer het bijbehorende plaatsnaambord. Maar – zoals al eerder vermeld – Sint Genesius Rode heeft een opmerkelijke samenstelling van de bebouwing, met overal plukken aan huizen en dan weer stukken groen.

Ik passeer het station om nog even verderop de zonsondergang te kunnen aanschouwen. Daarna fiets ik terug naar het station en lever de Bluebike in. De Strava heeft er slechts 40 kilometer bij opgeteld maar ik heb onderweg erg veel gezien. 

Op de fiets vanuit Sint Genesius (2)

Het is een vreemd idee dat je zo vlakbij een grote stad zóveel rust mee kunt maken. Een uitgestrekt loofbos en fietspaden waar je bijna niemand tegen komt. Maar misschien is dat in de zomer anders, het is nu pittig aan de frisse kant. 
De Franklin D. Rooseveltlaan in Watermaal-Bosvoorde

Ergens moet het bos natuurlijk ook weer eindigen en ziedaar, er kondigt zich hoge bebouwing tussen de takken aan. Het blijkt Watermaal-Bosvoorde te zijn. Dat klinkt landelijk, maar de plaats is gewoon onderdeel van het Brusselse stadsgewest, net zoals Amsterdam-Osdorp gewoon Amsterdam is. Omdat de plaats ingeklemd ligt tussen andere gemeenten binnen het Brusselse stadsgewest en het Zoniënwoud kan er geen uitbreiding plaatsvinden. Het aantal inwoners bereikte al in 1970 zijn hoogtepunt.

Jugendstil in Watermaal-Bosvoorde (de ambassade van de Verenigde Arabische Emiraten)

Watermaal-Bosvoorde is de enige deelgemeente van Brussel die niet bereikbaar is met de metro. Maar boven de grond kun je kiezen tussen tram, trein en bus en dat is veel leuker, want dan zie je tenminste nog eens wat. Wat je vooral ziet zijn prestigieuze lanen met grote herenhuizen en ook veel groen. Er zijn ook twee bijzondere tuinwijken, maar die heb ik een paar jaar geleden bezocht. Bovendien fiets ik nergens naar toe, dus ik ga ook niet op zoek naar een tuinwijk. Ik kijk gewoon wat mijn fiets tegen komt.

Statige publieke gebouwen in Watermaal-Bosvoorde

In een deel van de gebouwen zetelt ambassadepersoneel of er huizen ambassades. Schrijnend is dat je voor enkele ambassades van straatarme landen peperdure auto’s ziet staan. Ik volg de Franklin D. Rooseveltlaan, een brede straat met veel groen en statige huizen.

Woningbouw in Watermaal-Bosvoorde

De huizenprijzen in Watermaal-Bosvoorde zijn het hoogste van Brussel, maar voor Randstadbegrippen zijn die huizen niet eens zo duur. Voor een huis van 130 vierkante meter met tuin betaal je ongeveer € 500.000. Veruit de grootste partij in de gemeenteraad is Ecolo, de groene partij.

Na Watermaal-Bosvoorde kom ik onverwachts bij een abdij uit. Hij ligt in de diepte, je moet tussen de bomen door naar beneden kijken om hem te kunnen zien.

De Terkamerenabdij in Elsene

Opeens herinner ik me dat Tineke en ik hier – vlak voor corona – gelopen hebben tijdens een zoektocht naar Jugendstil-architectuur. Dit moet het stadsdeel Elsene zijn. Het is toch weer heel anders als je ergens met de tram aankomt en dan gaat lopen, dan wanneer je er gewoon kriskras-fietst, zonder speciale bestemming. Het is de Abdij Terkameren, die al in de 13e eeuw gesticht werd bij de bron van de Maalbeek.

Het oudste deel van Elsene

Elsene ligt in brokstukken verspreid tussen de andere deelgemeenten. Niet dat er gebouwen omvallen, maar het grondgebied is niet aaneensluitend. Sommige straten vallen deels binnen de ene gemeente en voor een ander deel binnen een andere gemeente.

De Steenweg naar Ukkel in Elsene

Elsene is een stad op zichzelf, met zeer diverse stadsdelen, van trendy tot chique, met studenten, immigranten (vooral uit Congo), notabelen, maar ook arbeiderswoningen. Maar waar het mij vooral om gaat is de prachtige Jugendstil-architectuur, met als hoogtepunt het Hortamuseum (zie elders op dit blog). In dat museum zie je hoe Victor Horta er in slaagde om exterieur en interieur tot één geheel te smeden, hij ontwierp zelfs alle meubels.

Af en toe moet ik echt even afstappen van mijn fiets om die onverwachtse pareltjes  van architectuur te bekijken. Lopen zou hier beter zijn, maar ik moet ook de tijd in de gaten houden. De fiets moet weer terug naar Sint-Genesius Rode en dat moet ik kaartloos terug zien te vinden.