Hij was na zijn werkzame leven geëmigreerd. Ik was hem een beetje uit het oog verloren. Nu was hij weer terug in Nederland.
Arjan is even oud als ik. Ik verwachtte dan ook iemand die net zoveel kan als ik. Misschien iets minder fietsen, maar wel nog een even grote kring van mensen en activiteiten om zich heen.
Ik belde aan en hoorde voor de intercom een zwakke stem. Ik was verwacht en ik mocht binnen komen. Arjan zat op zijn stoel en bleef zitten. In de kamer hing een doorrookte sfeer. Het was duidelijk dat hij (net zoals vroeger) nog steeds de ene sigaret met de andere aanstak. Op zijn werk in de psychiatrie was dat niet ongewoon: medewerkers en bewoners rookten tegen de klippen op, zelfs als er geen klippen in de buurt waren.
Arjan stak meteen van wal. Het emigreren was een aardige ‘move’ om los te komen van Nederland, maar op den duur was het toch ook niks. Bovendien gingen al die pensionado’s achter elkaar dood. Toen had hij besloten om maar weer naar Nederland terug te verhuizen. En nu zat hij hier.
“Wat doe je de hele dag?” vroeg ik. “Ik verveel me geen moment” zei Arjan. “Ik sta om een uur of elf op, want ik heb geen programma van wat ik moet doen. Dan steek ik eerst een sigaret op en daarna is er koffie. Wil jij trouwens koffie?”
Arjan stapte langzaam en wankel op uit zijn stoel. Ik vroeg me af: gaat dat bij mij net zo? Ik ben even oud, maar van jezelf wil je dat niet weten.
Nadat de koffie was gezet, en met koek geserveerd, stak Arjan weer van wal. “We hebben beneden in het gebouw een bibliotheek, daar leen ik boeken. En soms bestel ik iets op internet. Boeken, dat is iets van vroeger, ik kan niet zonder. En als ik leesmoe ben kijk ik van alles op de TV.”
“Kom je elke dag buiten?” Ik vond dat een redelijk neutrale vraag, al was het een beetje bemoeierig. Maar ik dacht ‘dichte ramen en rooklucht, een mens wil toch ook frisse lucht’. “Nee hoor” zei Arjan, “het moet wel een beetje weer zijn. Nu in de winter kom ik eigenlijk niet buiten. Ik mis het ook helemaal niet. Ik zit hier prima.”
“En de boodschappen?” wilde ik weten. “Die doet de buurvrouw, ik heb een heel aardige buurvrouw. De supermarkt is hier aan de overkant, maar dat is me te ver. Dat haal ik niet in één keer. Gelukkig staat er onderweg een bankje. Dus als het echt mooi weer is wil ik nog wel een keer oversteken. Op dat bankje spreek ik dan allerlei mensen.”
“Ga je nog wel eens naar de stad?” vraag ik. “Eigenlijk niet” vertelde Arjan, “dat is me veel te druk. Het OV is geen oplossing, dus dan moet ik een taxi hebben. Maar ik ben al moe als ik er aan kom. Een enkele keer neemt een goede vriendin me mee, dan gaan we op een rustig plekje lunchen. En ze gaat mee als ik nieuwe kleren nodig heb. Dat is niet vaak, want ik verslijt niks. Maar na zo’n ochtend kleding passen moet ik twee dagen bijkomen.
“Vind je het erg als ik er nog eentje opsteek?” vraagt Arjan. Ik wil geen moraalridder zijn, maar gezond lijkt het me niet. Het is nu al zijn derde sigaret. Ik heb nog adem genoeg, dus ik overleef het wel. Maar oudere mensen moet je ook hun genoegens niet willen ontnemen. Dus steekt Arjan zijn derde sigaret binnen een uur op.
Ik vraag of hij nog wel eens iets hoort van verschillende gezamenlijke kennissen uit zijn vroegere woonplaats. Arjan is ze allemaal uit het oog verloren. Maar zo gaan die dingen volgens hem nu eenmaal. “Jij bent één van de weinigen die ik nog ken van vroeger.”
“Wat leuk dat je gekomen bent” zegt Arjan. “We zouden uren kunnen kletsen. Dat mis ik tegenwoordig wel een beetje. Ben jij nog bezig met van alles en nog wat?” Ik noem een paar dingen en Arie zegt: “Ik moet er niet aan denken. Na mijn pensioen wilde ik niets meer met mijn werk te maken hebben. Ik was er helemaal klaar mee. Ik was blij dat ik op mijn 61e kon stoppen. En ik heb al tien jaar niet meer op de fiets gezeten.”
“Wil je niet nog eens in je vroegere woonplaats kijken?” vraag ik. “Geen denken aan”, zegt Arjan. “Daar is toch alles veranderd. En die reis, dat is me veel te ver.” Ik vertel het één en ander over zijn vroegere woonplaats. Van een tuindersdorp is het nu één grote Vinexlocatie geworden. Zijn ouderlijk huis werd afgebroken om plaats te maken voor villa’s. Maar de boekhandel waar hij vroeger werkte staat er nog. “Ik ken daar niemand meer” zegt Arjan, “ik zit hier best op mijn flatje.”
Arjan was altijd kerkelijk betrokken. Hoe is dat nu? Hij kijkt de kerkdiensten online. Het is een beetje shoppen. Zijn eigen kerk is volgens hem veel te veel veranderd. Eerst moest het zus, nu moet het zo. Bij terugkomst in Nederland herkende hij de kerk helemaal niet meer. En ze zingen allemaal nieuwe liederen die ik niet ken. Zelfs het orgel is afgeschaft.
Arjan had via internet een andere kerk gevonden. Maar na een tijdje haakte hij af. De dienst was traditioneel, maar de dominee leek te denken dat er buiten de kerk geen wereld was. Van asielzoekers had hij nog nooit gehoord. Waren die er dan in zijn stad?
Nu volgde hij op zondagmorgen de dienst in de grootste kerk van de stad, waar veel studenten kwamen, maar niet met die nieuwe fratsen van de muziek. Gewoon mooi, zoals in de anglicaanse traditie, met de dominee keurig in een toga. Bij zo’n dienst kwam je tot rust terwijl de dominee toch iets te vertellen had.
Ik wilde dit voorjaar nog een keer bij Arjan op bezoek. Vorige week lag er opeens een rouwkaart in onze brievenbus. Arjan was in zijn slaap overleden, 74 jaar oud.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.