Dit verhaal dateert van tien jaar geleden. Maar ik wil het toch nog graag een keer vertellen.
Als gevolg van een fietsongeluk zit ik in een rolstoel. Ik ben nog niet goed in staat om mijn werk te doen. Maar de bewoners van de instelling waar ik werk willen mij graag een keer zien. Dus word ik met een busje opgehaald voor een bezoek.
In één van de huizen woont Dirk. Hij is een man van 66 jaar met Downsyndroom. Tot een paar jaar geleden was hij actief betrokken bij alles wat er om hem heen gebeurde. De afgelopen twee jaar is hij langzaam weggegleden in een steeds meer verzonken bestaan. De dementie heeft hem in de greep gekregen. De begeleiding vertelt mij dat Dirk al twee dagen niets gezegd heeft en ook niet wil eten. Hij zit vanmorgen aan de tafel, met zijn hoofd gebogen. Ik rij mijn rolstoel voorzichtig naast die van hem. Dirk geeft geen reactie. Dan zeg ik zachtjes: “Goedemorgen, Dirk!” Er gebeurt niets. Tenminste: ik neem niet waar dat er iets met Dirk gebeurt. Ik leg mijn hand op zijn schouder: geen reactie. Zo blijf ik een tijdje zitten.
Opeens klinkt er een diepe zucht. Dan gaat het hoofd van Dirk langzaam omhoog. Hij kijkt niet naar mij, maar recht voor zich uit. Ik zeg nog een keer: “Goedemorgen, Dirk!” Dirk blijft recht voor zich uit kijken. Dan, na misschien wel twee minuten, draait hij zijn hoofd langzaam mijn kant uit. En opeens zegt Dirk iets. “Hé, ben je er weer?” Daarna draait hij zijn hoofd weer weg. Is dit toeval? Een vorm van standaard begroeting? Zou hij zoiets tegen iedereen kunnen zeggen? Dirk slaakt weer een zucht. Dan draait hij zijn hoofd weer langzaam in mijn richting en zegt: “AZ!” Dit is toch minder toeval. Dirk was AZ-fan en hij associeerde mij altijd aan die club omdat ik in Alkmaar woon. Dat is iets minder toeval. Maar of er echt iets van herkenning is zal ik nooit zeker weten. Dirk draait zijn hoofd weer weg en langzaam lijkt hij in slaap te vallen.
En toch… wat ik die ochtend heb ervaren was dat mijn eigen rust mogelijk heeft bijgedragen tot dit onverwachtse contact. Ik was langzaam, ik zat voor Dirk op ooghoogte, er moest niets, ik had geen agenda en dus geen haast.
Alles was goed: ik kon er gewoon even zijn. Ik was even uit de dagelijkse druk van het moeten naar het ont-moeten gestapt. Het was een bijzondere ervaring.
De stichting waar ik 35 jaar gewerkt heb, daar begon de RvB (Raad van Bestuur) plotsklaps te beweren dat de “ont-moeting” met de cliënt georganiseerd diende te worden.
Helaas predikte het management heel iets anders: “ontmoediging door géén betrokkenheid” !
Want de ont-moeting werd door het management niet gefaciliteerd !
Maximale nabijheid met behoud van distantie !
Een georganiseerde ont-moeting die bedacht wordt vanuit een verafgelegen hoofdkantoor waar geen ontmoeting mogelijk is werkt ontmoedigend voor de medewerkers.
Ik noem dat het woordoverspelige goeroe-koppelteken, waarmee weishijd wordt gesuggereerd. Wel-zijn is er ook zo een. Ver-wachten is ook een diepe, naast ver-gaan. Na-druk. Voor-komen en na-gaan. Tere binten? Wat te denken van wie-rook (de rat)?
Mooi verhaal