De dames woonden op het terrein van een eerbiedwaardige psychiatrische instelling uit het begin van de 20e eeuw.
In de jaren na de bezetting waren ze hier komen wonen. Ze wisten inmiddels bijna niet beter meer. Toch waren de handgeschreven dossiers minimaal. Wat ze zelf vertelden bleef een verhaal vol met voor anderen onnavolgbare associaties.
Het waren Aagje en Aaltje. Ze bepaalden in belangrijke mate de dynamiek in het huis. Beiden waren opgegroeid in Scheveningen. Als Aagje boos was ging ze vloeken en tieren dat ze geen garnalen wilde pellen.
Maar in welke omstandigheden was ze eigenlijk opgegroeid? Er waren geen familiegegevens bekend. Aagje en Aaltje vormden een onafscheidelijke eenheid. Dat was echter niet in de zin van een leuke vriendschap. Ze leefden in een toestand van permanente oorlog. Zodra de één de ander zag was het schelden. Het maakte niet uit wie er begon: de één of de ander. Er moesten altijd ruzieachtige opmerkingen geplaatst worden. Meestal eindigde het er mee dat Aagje weigerde om nog garnalen te pellen en vloekend en tierend naar de gang liep. Na een tijdje kwam ze weer terug zonder haar kunstgebit. Dat moest het steevast in de verbale strijd ontgelden. Gelukkig werd het altijd teruggevonden in dezelfde prullenbak.
De dames zaten samen op een koor en stonden dan uit voorzorg zo ver mogelijk uit elkaar. Ze traden ook op in het engelenkoor tijdens het kerstfeest. Daarbij ontstond er een ruzie tussen de beide engelen waarbij de kribbe met Jezus omver werd gegooid. Gelukkig was Jezus deze keer in de gestalte van een pop in de kribbe gelegd.
Gelukkig werd er familie van Aagje opgespoord. Een neef. Hij had geen idee gehad waar zijn nicht was gebleven. Dat werd het begin van een nieuwe periode voor Aagje. De familie kwam regelmatig op bezoek en nam haar ook dagjes mee uit naar Scheveningen. Opeens had ze weer voorgeschiedenis.
De dames werden oud en Aagje werd ziek. Ze overleed en zou ‘op’ Scheveningen worden begraven. Die stoet reed vanuit het paviljoen naar Den Haag, naar Oud Eik en Duinen. Daar wist niemand van een begrafenis af. Na een kwartier van overleg bleek dat de stoet bij de verkeerde begraafplaats stond. Zelfs na haar leven had Aagje iedereen nog een keer op het verkeerde been gezet.
En Aaltje? Ze werd stiller. De dames konden niet met en niet zonder elkaar. De dagelijkse ruzies hadden ook een functie gehad. Niet veel later is ook Aaltje overleden.
Dank je wel Henk, voor het delen van dit verhaal. Hoe bruikbaar in de Contextuele Hulpverlening en (in mijn context) het Contextuele Pastoraat. Met jouw instemming zou ik dit verhaal met open einden graag gebruiken.
Vriendelijke groet, Johan