Gelsenkirchen is niet één stad: het is een verzameling van plaatsen die samen Gelsenkirchen heten. Net zoals Brussel uit 19 deelgemeenten bestaat. Maar in Gelsenkirchen maken al die vroegere zelfstandige plaatsen deel uit van één gemeente met 260.000 inwoners.
Met voetbal heb ik helemaal niets, maar Gelsenkirchen schijnt bij het voetbalminnende publiek nogal bekend te zijn. Zo worden er dit jaar verschillende wedstrijden voor de UEFA-cup gespeeld in de Veltins Arena. Het 25 km verderop gelegen Dortmund is nog meer bekend als voetbalstad: daar is het allemaal nóg erger: er is zelfs een voetbalmuseum. Om mij daarheen te krijgen moet mij eerst een bedrag worden geschonken om het leed dat voetbal heet te kunnen doorstaan.
De VVV van Gelsenkirchen heeft een enorm scala aan uitjes voor toeristen bedacht. Het is hier niet zo’n saaie boel als in Kerkrade. Je kunt rustig twee weken aan uitjes plannen. Maar dat zou ik dan ook weer niet doen: twee weken met vakantie naar Gelsenkirchen.
Een deel van de attracties past binnen de Route der Industriellen Architectur: het zijn voormalige mijnen en wijken die gebouwd werden voor arbeiders. En die tijd (van 1900 tot 1930) intrigeert mij altijd weer. Een zeer sterke economische groei en groeiende welvaart, daarna een catastrofale oorlog en vervolgens al heel snel weer economische groei, tot de grote klap in 1929. Je vindt de hoop en de welvaart terug in de gebouwen en de woongemeenschappen. Hier geen platte dozen van gebouwen die rechtstreeks door de computer zijn ontworpen, maar architectuur die handmatig en met liefde is geconstrueerd.
Nu alle mijnen en het grootste deel van de metaalverwerkende industrie zijn gesloten krijgen de gebouwen en de terreinen een nieuwe bestemming. Dat geldt ook voor de kolenhopen in de stad en in de omgeving (de hoogste is 170 meter hoog, daar is o.a. een wielercircuit aangelegd).
Net zoals in de andere steden in het Ruhrgebied is ook het aantal inwoners van Gelsenkirchen fors gedaald sinds 1965. Toen woonden er bijna 400.000 mensen in Gelsenkirchen, nu nog maar 260.000. Van de bevolking heeft 20% een niet-Duitse achtergrond. De daling van het inwonertal met 31,4% volgde op de sluiting van de hoogovens, de mijnen en de staalfabrieken. De werkloosheid is het hoogste van Duitsland: 14,7%.
De schade die door de oorlog werd aangericht is in de historische cijfers terug te zien. In de jaren ’30 had de stad 340.000 inwoners, vlak na de oorlog waren dat er nog maar 160.000. Dat is geen wonder als je bedenkt dat drie kwart van de stad platgebombardeerd was.
Wat mij opvalt is dat Gelsenkirchen een aantal mooie parken binnen de gemeentegrenzen heeft. De stad is veel groener dan ik had gedacht. Agrarisch land is er bijna niet: alle grondgebied wordt gebruikt voor woningen, infrastructuur en bedrijventerreinen.
Veel Duitse steden propageren een fietsvriendelijk beleid. Er is veel meer ruimte gekomen voor de fiets en anders dan voorheen hoeven fietsers niet meer stoep-op, stoep-af. In veel steden mag de fiets mee in tram en bus. Maar er is wel een ellende van andere aard: de verkeerslichten. Die staan soms meer dan twee minuten op rood (dat weet ik omdat mijn fietsteller na twee minuten op de slaapstand gaat) en als je linksaf slaat moet je niet zelden twee maal meer dan twee minuten wachten. En dan zijn er ook nog kruisingen waar je als fietser in etappes over moet steken. Dat schiet al helemaal niet op...
In tegenstelling tot Marxloh, waar ik een paar weken geleden was (‘Istanbul aan de Rijn’) valt me in het stadsdeel Schalke het grote aantal vrouwen met gezichtsbedekkende kleding op, zelfs bij jongere kinderen. Zowel in Marxloh (met de grootste moskee van Duitsland) als in Schalke wonen veel mensen met een islamitische achtergrond, maar kennelijk is hier een fundamentalistische stroming dominant. De stad telt 20 moskeeën en evenveel christelijke kerken.
Midden door de stad loopt de rivier de Emscher. Deze zwaar vervuilde rivier wordt al jarenlang grondig schoongemaakt en er wordt een fietsroute aangelegd. Parallel aan de rivier loopt het Rhein-Emscherkanaal, dat geschikt wordt gemaakt voor middelgrote binnenvaartschepen.
De Altstadt van Gelsenkirchen (waar weinig meer van over is) bevindt zich in het zuidelijke deel van de gemeente. Ik ben er niet geweest, want ik raakte zoek in het doolhof van wegen, verlaten industrieterreinen, doodlopende wegen, kaalslag en nieuwe wegen in aanleg. Ik fietste in dat doolhof mijn neus achterna en heb de binnenstad gemist. Zelfs het station is aan mijn neus voorbij gegaan. Het is een aanzienlijk station waar 20 treinen per uur stoppen, o.a. naar Düsseldorf, Münster en Mönchen-Gladbach. Er stoppen geen lange-afstandstreinen (de IC en de ICE).
Als ik de gemeente Gelsenkirchen uit fiets blijk ik meteen de volgende gemeente binnen te fietsen: Bochum. De belangrijkste OV-verbinding tussen Gelsenkirchen en Bochum is een tramlijn. Die kan ik helemaal volgen, maar ik ben eigenwijs en sla linksaf.
Dat is geen slechte keuze, want opeens bevind ik mij op een fietssnelweg: een fietspad dat is aangelegd over een in onbruik geraakte spoorlijn. Ik ben geen snelle fietser, maar ik ben hier wel verlost van de verkeerslichten....