Verdringing (4)

Plat gezegd kun je een fobie noemen als iets wat eigenlijk klein is, maar wat je in je denken erg groot hebt gemaakt. 

Mensen die een arachnafobie hebben (fobie voor spinnen) denken bijna altijd dat de spin veel groter is dan ze denken. Ze fantaseren het kleine beestje gaandeweg tot een echt vraatzuchtig monster. Daardoor raken ze de gedachten over de spin steeds moeilijker kwijt. Zo’n fobie begint dus met een verkeerde beoordeling van een fantasie, en resulteert dan in mislukte pogingen om haar te onderdrukken (aldus een artikel in het dagblad Trouw).

Een experiment dat aantoont hoe we naar negatieve gedachten toegezogen kunnen worden was met scholieren die te horen kregen dat een zendertje op hun hoofd elke keer als ze aan een appel dachten een signaal af gaf naar een controlepost. Het effect was dat ze aan bijna niets anders meer konden denken dan aan een appel.

“We zijn dus in ons brein belabberd uitgerust voor goede voornemens. Minder drinken: daar doemt de whiskyfles op. Minder eten: we zien elke verleiding. Morgen naar de tandarts, sssttt: daar hoor je de boor in gedachten.” Aldus Trouw.

Opmerkelijk is dat bijna 90% van de ondervraagden gelooft dat mensen vervelende ervaringen verdringen. Opmerkelijk, omdat we na een eeuw nog niet weten hoe dit principe werkt. Er is dus geen wetenschappelijk bewijs voor, aldus het artikel in Trouw. Volgens dat artikel lukt het mensen zelden om traumatische ervaringen te verdringen. Overdag merk je er misschien weinig van, elke nacht komen die herinneringen weer boven, zo blijkt uit onderzoek bij oorlogsveteranen.

Denk ook aan mensen die de concentratiekampen hebben overleefd. Slechts door hard te werken kunnen ze het leven overdag wat dragelijk maken. Maar als ze met pensioen gaan komen opeens al die gedachten in volle heftigheid weer boven.

Is dat dan het einde van het tijdperk Freud? Volgens psycholoog Eric Rassin niet, “want verdringing is inmiddels voor veel behandelaars een bijna religieus concept geworden.”

Volgens mij ook niet, want ook als is verdringing in wetenschappelijk opzicht niet aangetoond, het idee levert toch veel bruikbare inzichten op, o.a. rond het functioneren van afweermechanismen. 

Verdringing (3)

Een onderzoek in Nature bevestigt dat we slechts omwille van de cerebrale orde onder ons schedeldak sommige dingen vergeten om andere te kunnen onthouden. 

Met verdringing heeft dat weinig te maken, en dus al helemaal niet met het idee dat je traumatische ervaringen zo kunt toedekken dat ze niet meer voor het bewustzijn toegankelijk zijn.

Je kunt zelfs het omgekeerde vermoeden. Als het onderdrukken van een gedachte over een paarse olifant al leidt tot versterking ervan, dan moet dat effect bij emotionele gedachten nog sterker zijn.

Nieuwe Kerk met koe. Denk niet aan die koe!

Misschien herken je dat beeld wel bij het beklimmen van een hoge toren (in Delft staat er eentje van 109 meter). Ik ben niet representatief voor de gemiddelde Nederlander, maar boven komt toch de vraag bij mij op: ‘wat gebeurt er als ik spring?’ Terwijl ik die gedachte juist helemaal niet wil hebben.

Het lijkt er op dat het menselijk geheugen zichzelf bestraft. Dat wat je niet wilt denken denk je tóch. Het lijkt de apostel Paulus wel. Er is ook een cognitieve verklaring. Juist als je jezelf verplicht om ergens niet aan te denken wordt het object de prikkel om er wél aan te denken. Dus als ik het smalle deurtje naar de bovenste trans van de toren van de Nieuwe Kerk door ga en de ruimte voor me zie is dat juist de prikkel om wél aan dat springen te denken.

Dat is experimenteel aangetoond door mensen een serie dia’s te laten zien waarbij ze bij een dia van een hond persé niet aan een spin mochten denken. Het gevolg was dat bijna alle proefpersonen bij het vertonen van de hond aan een spin dachten. Het werd dus een schijnvertoning. Laat mensen iets onderdrukken terwijl er een serie dia’s wordt vertoond, en het verbodene komt spontaan boven als ze bij een volgende gelegenheid de dia’s opnieuw zien.”

Bij het onderdrukken van ongewenste gedachten spelen waarschijnlijk twee processen een rol. Je probeert er niet aan te denken door afleiding te zoeken, maar tegelijkertijd houden de hersenen voortdurend, zij het niet bewust, in de gaten of die roze olifant niet toch uit het geheugen opduikt. Zolang je dat afleidingsmanoeuvre volhoudt, blijft de olifant uit de buurt. Maar zodra andere zaken je gedachten in beslag nemen, krijgt de onbewuste zoektocht de overhand: en daar is die ijsbeer weer.”

Er is echter nog een factor van belang. Als je een gedachte als ernstig en gevaarlijk beleeft duikt hij eerder op in je geheugen. Stel dat ik écht bang zou zijn om van de toren van de Nieuwe Kerk te springen, dan zou die gedachte me al tijdens de beklimming voortdurend in de greep houden. Omdat ik weet dat ik dat niet ga doen is het een eenmalige gedachte als ik door de smalle deur naar de bovenste trans stap. 

Verdringing (1)

Eén van de meest bekende afweermechanismen is de verdringing. Je herinnert je later niets meer van een traumatische ervaring. Dit afweermechanisme is misschien wel het boegbeeld van het denken van Digmund Freud geworden. 

Toch zijn er onderzoekers die menen dat de verdringing helemaal niet bestaat. Het is een werkhypothese die nooit bewezen is. Volgens die onderzoeker hebben behandelaars aan de divan (het symbool van de psycho-analyse) nog nooit een patiënt met verdrongen herinneringen behandeld.

Kan ik me een verdrongen herinnering herinneren? Nee, natuurlijk niet. Ik heb die herinnering verdrongen. Maar het kan zomaar zijn dat ik door één van mijn vroegere woonplaatsen fiets en opeens plopt er een herinnering boven. Volgens deze onderzoekers is de herinnering dan niet verdrongen. Ik was met andere bezigheden bezig, en daarom was er op andere momenten geen ruimte voor deze specifieke herinnering.

De nestor van de advocatenfamilie Moszkowicz, Max Moszkowicz, overleefde als puber als enige uit het gezin de nazi-concentratiekampen. Heeft hij die herinneringen verdrongen? Nee, elke nacht kwamen de spookbeelden tevoorschijn. En overdag wist hij alleen te overleven door keihard te werken en de schijn van grote welvaart op te houden.

Volgens ‘experimenteel-psychologen’ kun je traumatische ervaringen niet verdringen. Wie een executie van nabij heeft meegemaakt raakt dat beeld niet meer kwijt. Je kunt jezelf niet verbieden om daar aan te denken. Dan doe je hetzelfde als niet aan de roze olifant denken: je denkt juist wél aan de roze olifant.

Als 7-jarige jongen heb ik gezien dat een oude man onder een bus kwam. Ik heb er thuis niets over gezegd. Het beeld was voor mijn idee weg. In die zin dat ik er niet meer bewust aan dacht. Totdat ik op dezelfde plek terug kwam. En meteen was de gebeurtenis weer springlevend. Ik was gewoon teveel met andere dingen bezig geweest om aan dit ongeluk terug te denken. 

Psycholoog Daniel Schachter, die veel getraumatiseerde militairen heeft behandeld, vertelt dat de oorlog bij de soldaten langzaam wegzakte en dat ze gewoon aan het werk gingen. Totdat hun leeftijd of een bepaalde ziekte hen dwingt om ontslag te nemen. En dán beginnen vaak de nachtmerries, “met emoties heviger dan op het slagveld. Toen pas kwam de kracht van het geheugen volledig tot uitdrukking”.

Verdringing kan, denken veel psychologen. Maar diezelfde verdringing lukt niet meer als gebeurtenissen te emotioneel beladen zijn geweest. Je kunt ze dan tijdelijk 'wegwerken', maar ze zijn er nog steeds.