Als je politieke leiders hoort of ziet die duidelijk narcistische eigenschappen lijken te hebben, dan valt vaak meteen op hoe ze met tegenstand om gaan. Ze zijn namelijk niet geïnteresseerd in andere opvattingen. Wordt een vraag te pijnlijk, dan gooien ze er een Gish-gallop overheen (zie de blogs over dat onderwerp).
Als je in de buurt van een narcistisch leider moet functioneren ga je meestal zelf zelf minder goed functioneren. Zo’n leider haal niet het beste bij mensen naar boven. Sterker nog: als de omgeving beter gaat functioneren zou dat een bedreiging kunnen gaan vormen. Bij dictators zag je in de geschiedenis dat het systeem om hen heen steeds meer wankel werd. De dictator gooide de mensen die een bedreiging vormden er uit en de rest durfde niet meer zijn mond open de toen. De verliezen die het leger van Adolf Hitler leed waren voor een deel aan dit mechanisme te wijten of te danken (het is maar van welke kant je het bekijkt). .
Barbara Nevicka ontdekte dat narcistische leiders veel minder informatie delen met hun team, ook al had dat team de informatie nodig om de taak goed uit te voeren. Hoe narcistischer de leider, hoe minder effectief de groep bleek te functioneren. Narcistische leiders willen controleren, ze kunnen niet samenwerken.
Binnen organisaties merkte Nevicka dat narcistische managers de prestaties van de afdeling niet verbeteren, ook al denken ze zelf van wel. Ook de prestaties van de managers waren niet beter dan die van andere managers met minder racistische trekken, ook al vonden ze zichzelf excellent functioneren. Wat daarbij ook opviel was dat ze hun prestatieniveau niet vast konden houden. Het wisselende voortdurend, je kon er eigenlijk op den duur weinig peil op trekken.
Ik schrijf hier over organisaties, maar datzelfde patroon zien we uitvergroot bij sekten. Aanvankelijk een groei, de sekteleider wordt op een voetstuk gezet. Daarna verdwijnen er steeds meer mensen, vooral uit de naaste omgeving van de leider. De angst bij de andere leden wordt groter. Ook de angst voor de boze buitenwereld wordt aangewakkerd door de sekteleider. Uiteindelijk verzwakt de sekte en valt door onenigheid uit elkaar.
Kwetsbare medewerkers in de buurt van dergelijke managers bleken duidelijk minder te gaan presteren. Ze waren zeer gevoelig voor de manipulaties van hun leidinggevende, ze durfden niet meer met eigen ideeën naar voren te komen (uit angst dat ze ‘afgeschoten’ werden) en de angst slokte een deel van hun prestatievermogen op.
Toch bleef het opvallend hoe narcistische politieke leiders én leidinggevenden in bedrijven toch vaak op hun voetstuk blijven staan. Ik vermoed dat er vaak een mechanisme van ambitendentie ontstaat. De grijstinten verdwijnen. De ene groep vindt de persoon een fantastisch leider, de ander vindt diezelfde leider juist buitengewoon slecht functioneren. De ene helft juicht hem toe, de andere helft demonstreert zo lang als het maar mogelijk is om diezelfde persoon weg te krijgen. Het denken wordt zwart-wit. En dat betekent ook: een vertekening van de perceptie.
Eigenlijk is dat laatste precies wat narcisme doet met de omgeving. Het narcisme van de leider leidt niet tot samenwerking, maar tot verdeeldheid. En daar heeft een narcistische leider weer baat bij: verdeel en heers.