Toen ik door Katwijk aan den Rijn fietste stuurde een lezer mij een artikel over het Rijnlandse model. Dat kan niet toevallig zijn. Hoewel ik nooit van het Rijnlandse model had gehoord. Maar het artikel zette mij aan het denken. Dat gebeurde pas toen ik thuis was. Anders val ik van mijn fiets.
Het artikel komt uit het Holland Management Review. Dat blad ligt niet op de leestafel bij de kapper, de dokter of de afhaalchinees. Dus ik had nooit van het blad gehoord. Ik verkeer kennelijk in het verkeerde circuit om dat blad tegen te komen. Maar het artikel vind ik erg interessant. Het geeft ook aan waar mijn onbehagen vandaan komt als het gaat om de hedendaagse gang van zaken in de politiek en bij het management van grote organisaties.
Het artikel is al 17 jaar oud. Gedateerd zou je kunnen zeggen. Net zoals de plannen voor regelarme zorg die 17 jaar geleden vanuit het Groningse Onderdendam werden gelanceerd. Helaas lijkt geen organisatie in staat te zijn geweest om aan die ideeën voldoende gestalte te geven. De regeldruk is alleen maar groter geworden.
Het Rijnlandse model heeft zijn wortels in West-Europa. Het is gebaseerd op de kracht van het collectief, op maatschappelijke consensus, op een actieve rol van de overheid en op lange termijn denken. Kenmerkend is dat organisaties niet alleen een verantwoordelijkheid hebben voor de top, maar net zo goed voor de basis en voor de samenleving.

Aan het begin van de 20e eeuw kwam dat bijvoorbeeld tot uiting in de bedrijven (zoals Krupp en de mijnbouw) die voor de medewerkers sociale woningbouw pleegden. Directeur en medewerkers woonden op hetzelfde terrein. Daar waren ook tal van andere voorzieningen aanwezig, bijvoorbeeld een sportzaal en een theater. Wat goed was voor de individuele medewerkers was ook goed voor het bedrijf. Dus zorgde je als bedrijf goed voor de medewerkers.
Achteraf kijken we daar wel eens meewarig naar. Zo was de sociale controle aanzienlijk. Toch denk ik nog steeds dat de achterliggende gedachte goed was: ‘wij horen bij elkaar’. Samen zorgen we dat het bedrijf blijft draaien. Het was niet wij-zij, maar ‘ons’.
Het is ook de klassieke zorginstelling waar tegenwoordig zo neerbuigend over wordt gedaan. Maar de afstand tussen management en basis was veel kleiner dan tegenwoordig. De directeur kende de patiënten en de medewerkers. Hij woonde als een soort burgervader op het terrein. Tegenwoordig zitten veel managers in een gebouw op grote afstand. Het enige was nog doet denken aan de mensen om wie het gaat is een dierbaar kunstwerk in de gang, gemaakt door één van de cliënten.
Tegenover het Rijnlandse model staat het anglo-Amerikaanse model. Het vindt zijn wortels in de Verenigde Staten. Het is het idee van de krantenjongen die miljonair wordt. Heb je geen succes, dan heb je niet hard genoeg gewerkt.
Kenmerkend voor het anglo-Amerikaanse model is het marktdenken. In de organisatie spelen gevoelens geen belangrijke rol. Alles moet rationeel benaderd kunnen worden. Ik vermoed dat de hang naar evidence-based denken daar ook op is gebaseerd. Efficiëntie is een toverwoord. Men richt zich op resultaten op korte termijn en dan vooral voor het eigen bedrijf. Je moet jezelf kunnen vergelijken met andere bedrijven: wie is het grootste, wie werkt het meest efficiënt? Medewerkers zijn radertjes in dat proces.
Dit model heeft naar mijn mening de overhand gekregen bij de zorgverzekeraars. De behandeling van een depressie wordt na twaalf behandelingen afgerond. Als de patiënt dan nog niet hersteld is, is de behandelaar niet efficiënt genoeg bezig geweest.