Dit verhaal uit de NRC is voor mij zó herkenbaar dat ik het wel 'moet' plaatsen. Ook ik groeide trouwens voor een deel op in Wormer. En de fiets was mijn manier om aan de druk van mijn omgeving te ontsnappen.
Bas op de fiets. Bas van der Putten test geen auto, maar pakt de fiets. Deze week: zijn vader gaf hem een fiets cadeau en dat kwam goed uit, want nu kon hij even weg uit het haastige heden.
Komisch, mijn vader schenkt mij een fiets. Hij is 81, ik 56. Dan geef je elkaar whisky of een doodschop. En dit is al de tweede die ik van hem krijg. Die ouwe is verslaafd aan oude ambachten, van horloges tot wapens. Ook toen hij slecht ter been werd, bleef hij fietsen kopen. Zijn vorige gaat naar mij.
Het is een Zwaluw, retro-dienstros met nostalgisch kruisframe en een terugtraprem. Op de bagagedrager zie je de broodtrommel van een uitgestorven type dienstklopper haast zitten. Het mooist is de bel, kloek als een dorpskerk op een klare zondag. Bij de ontroering over het gebaar voel ik dat toeval niet bestaat. Daar wordt mij in de schoot geworpen wat ik zocht.
Want ik wilde weg, weg uit het heden dat me meezoog in het destructieve tempo van de haast en de haat. De automan in mij gaat tegen wil en dank voor in een liturgie van razernij. Alles en iedereen is op drift. Tesla’s die in drie seconden naar honderd flitsen, speed pedelecs die vijftig halen. Op de wandelpaden is de slenteraar verdrongen door de hardlopende mens met een smartphone op zijn bovenarm. Snelheid werd agressie, auto’s werden monsters. Roedels mountainbikers trekken, alle paden verwoestend, als gehelmde krijgers in angstaanjagende pakken door de bossen. In plaats van oorlog.
Hanenbal en spinpraktijken
Alles eist ook snelheid, hom of kuit, lik op stuk, vergelding en bevrediging. Media, politici, bazen en anonieme loonslaven zitten elkaar op sociale media permanent achter de vodden. De wereld waarin ik opgroeide, het ordelijk zwijgzame raderwerk van bakkers, fietsenmakers, ambtenaren, dokters en techneuten, werd een openbaar opinie- en treiterpanel voor columnisten en reaguurders.
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/07/090722levbasvanputtenweb.png)
Mijn ouders ontwikkelden vaardigheden. Ze fietsten naar een schoollokaal om kinderen Frans en Duits bij te brengen. Wat ze van de wereld vonden bleef privé. Hun competenties zijn verslagen door intenties. Wat telt is waar je staat, zo zichtbaar mogelijk. Alles moet gezien worden; persoonlijk leed, de vuile was, je hoogstaande principes, je verachting voor de vijand. Er is geen wezenlijk verschil meer tussen het hanenbal van Vandaag Inside of de spinpraktijken van politieke partijen, hoe neerbuigend ze elkaar ook diskwalificeren. In hun scoringsdrift zijn ze noodlottig van elkaar afhankelijk. Behendigheid versloeg het intellect, agressie de volharding, de openbaarheid de discretie van het zwijgen.
Wurgslang
En de mens weet het niet, wil het niet weten, want hij wil of moet mee, maar hij lijdt eronder. Dat laat mijn vaders Zwaluw tot me doordringen. In zijn spartaanse nuchterheid markeert hij het verschil tussen essentie en het arbitraire van de mediagestuurde massamens. Hij dient een simpel, nuttig doel: je kleine wereld groter maken. Hij is het verhaal van mijn jeugd, de fiets als verrekijker. Het rijwiel stapsgewijs groter, de routes steeds iets verder weg de wijde wereld in. Mijn rijbewijs haalde ik laat, mijn leven kreeg gestalte in een fiets- en wandeltempo. Dat doet het nóg. Elke dag loop ik minstens tien kilometer, en ik fiets naar de stad. Steeds frustrerender zag ik mijn innerlijke traagheid met de openbare waanzin botsen. In de natuur of achter mijn piano vind ik niks; ik onderga en bewonder. Toen ik Twitter en Facebook opgaf, was het of een wurgslang me had losgelaten.
Die fiets is een teken. Op de Zwaluw kan ik verder doorvertragen naar mijn analoge kindertijd, de basis van mijn leven. Herbeleven wat van vroeger over is, controleren of ik het niet per abuis voor een verloren paradijs heb aangezien, vanuit dat vroeger wellicht anders naar het heden leren kijken. Het is geen nostalgie. Het is in ademnood naar frisse lucht verlangen.
Ooit zag ik mijn rijbewijs als stap voorwaarts. Ik reed zo hard mogelijk naar het land waar de citroenen bloeien. Bij aankomst viel het tegen. Verwachtingen zijn moordenaars. Ze eisen dat de werkelijkheid de voorstelling overtreft. Je moet je durven laten overweldigen, weet het gesmoorde kind in mij pas nu.
Veel plezier, zegt mijn vader.
Hij zwaait mij na. Ik fiets zonnig Wormer uit langs fonkelende sloten vol bronstige kikkerkoren. Toen was het voldoende voor geluk en ik wist niet eens dat het geluk was, zo gewoon was het.
De fiets is licht en handzaam, goddank niet elektrisch, ik voel alleen mijn eigen krachten. Ik ben weer acht. Het hier gewoon het nu, en aan de horizon het onbekende. Daarheen, zo langzaam mogelijk.