Henk op de fiets (2)

Mijn moeder had dus (kennelijk) geen idee waar ik naar toe fietste. Dat vertelde ik ook niet. Ze gaf mij wel een enkele keer een richtlijn mee. Braaf als ik was hield ik mij daar pijnlijk nauwkeurig aan.

Zo mocht ik niet over de nieuwe verkeersbrug bij Gorkum fietsten. Die brug werd tijdens mijn jongelingsjaren gebouwd. Toen ik tien jaar was werd de brug geopend voor het verkeer. Ik stond er bij en keek toe hoe koningin Juliana eigenhandig het lint niet goed doorgeknipt kreeg. Vermoedelijk had ze de kleuterschool gemist.

De Merwedebrug bij Gorkum

In de latere maanden volgde ik de instructie van mijn moeder keurig op. Ik fietste tot de streep die het einde van de brug van de Noordbrabantse kant markeerde. Daarna fietste ik weer terug. Dan was ik niet ‘over’ de brug gefietst. Natuurlijk wist ik wel dat dat niet de bedoeling van de regel was, maar ik had wel mijn geweten gesust.

Mijn geboorteprovincie Noord-Brabant was dus een beetje taboe, tenzij ik de opdracht kreeg om iets af te leveren in mijn geboorteplaats Waardhuizen. Maar dan kreeg ik geld mee voor de pont Janihudi (van Gorkum naar Woudrichem). Je kon immers niet van de pont waaien, maar wél van de brug.

Over het de weg vinden en de weg kwijt raken hebben mijn ouders noch ik zich ooit zorgen gemaakt. Toen hij drie jaar was kon Henkie al achterop de fiets precies aanwijzen hoe pappa door een doolhof aan wegen terug naar huis moest fietsen. 

Gorkum

Cursus geven in Gorkum. Een aardige bijkomstigheid is dat dat de plaats is waar ik op de lagere school heb gezeten. Jeugdherinneringen dus.
De 68 meter hoge Sint Janstoren in het centrum van Gorkum

Na afloop van de cursus fietste ik nog even een rondje langs bekende plekken. Ons vroegere woonhuis aan de Arkelse Onderweg, de voormalige School met den Bijbel in de Lingewijk, onze vroegere kerk, de oude binnenstad en natuurlijk even naar de Merwede kijken (‘buiten de Waterpoort’).

In de binnenstad liep het autoverkeer helemaal vast. In de omgekeerde richting als vroeger, want toen was het eenrichtingsverkeer net andersom geregeld. Maar files bestonden vroeger niet. Toen reed er alleen een rij auto’s door de binnenstad als er een pont over de Merwede aan was gekomen. Het verkeer tussen Utrecht en Breda ging allemaal met de pont. Nu dendert het zware verkeer dag-en nacht over de te zwaar belaste Merwedebrug.

Gorkum zat destijds klem tussen de rivier, Rijksweg 15 en de Merwede. Er was bijna geen stadsuitbreiding mogelijk. Het aantal inwoners bleef al die jaren net onder de 20.000 steken. Dat was een rondje met stip op de kaart. 

Langs de Merwede

Door alle inpolderingen in de Biesbosch ontstonden er nieuwe polders: waarden. Met allemaal hun eigen naam.

De Bandijk brengt mij langs de Polder Oude Hardenhoek, de polder Binnenjager, de Middelste Kievitswaard, de Kleine Muggenwaard, de Galeiwaard, de Kalverwaard en de Polder Keizersguldenwaard. Daarna komt de brug over het Steurgat, één van de oude kreken die nog altijd diep het land doorsnijdt. Tien kilometer zuidelijker ligt een fietsveer over de Steur, maar die vaart nu niet. Dit is de enige manier om uit dit gebied te komen.

Hier begint de bedrijvigheid. Want de inwoners van Werkendam zijn een nijver volk, dat over de hele wereld zijn sporen na heeft gelaten, vooral vanwege de baggerindustrie. Langs de Merwede is veel metaalindustrie, die vooral een relatie heeft met de scheepsbouw. Vroeger vonden veel mensen werk in de grienden. De takken van de wilgen werden gebruikt voor de dijkverzwaring.

Ook Anton Mussert groeide hier op. Hij kwam van buiten, en bleef min of meer een buitenbeentje. Zijn vader was hoofdonderwijzer van de openbare school. Aan het begin van zijn biografie lees je veel over het dorp Werkendam in de crisisjaren.

Werkendam is een stevig gegroeid dorp met zo’n 13.000 inwoners. Het oude centrum (langs de dijk) telt een aantal voorname woonhuizen. De Maranathakerk is van na de oorlog. In 1944 werden hier veel gebouwen stukgeschoten. De Merwede was de grens tussen het bezette Holland en het bevrijde Noord-Brabant.

Werkendam is ook een zeer kerks dorp. Op zondag kun je in het dorp kiezen uit kerkdiensten in maar liefst tien protestantse kerkgebouwen, allemaal aan de rechterflank van de kerken. Werkendam is dan ook een dorp in de Bible Belt. 

Er vaart een veerpont naar Hardinxveld, maar ik ben te laat: de laatste afvaart is al geweest. Dus fiets ik verder over de dijk, die ik als ‘jongeling’ regelmatig befietste. Nog altijd zijn er weidse vergezichten over de brede en drukbevaren rivier, maar aan de landzijde rukt de bebouwing op.

Dan ben ik bij de Merwedebrug. Dag in dag uit en op ieder moment van de dag en van de nacht dendert het zware vrachtverkeer over deze brug. Geen wonder dat het metaal daar moe van werd. Ik heb deze brug zien bouwen en vaak fietste ik naar de brug om te kijken hoe het met de bouw gesteld was. Toen de brug geopend werd mochten we als kinderen met vlaggetjes uitgedost naar Koningin Juliana staan zwaaien.

Gorkum zat destijds klem tussen de Merwede, de autowegen en de grens met de provincie Gelderland. Burgemeester Jonkheer Ridder van Rappard kwam toen met het idee om een groot deel van de destijds verpauperde historische binnenstad af te breken en te vervangen door hoogbouw. Gelukkig is dat plan gesneuveld. En doordat de provinciegrens een paar kilometer oostelijk kwam te liggen kwam er voldoende ruimte voor uitbreiding.

Ik fiets naar het station en neem daar de Arrivatrein (de Merwelijn is geprivatiseerd) naar Dordrecht. 
De overstap op dit station (zie foto) brengt mij vervolgens in een half uur naar Delft. In vier uur tijds kun je als fietser heel wat zien en beleven...

Hoog water

Gisteren huurden we als echte ramptoeristen in Dordrecht een OV-fiets. Die zetten we op de Arrivatrein naar Gorkum (gratis). Daar fietsten we naar de rivier, namen de veerpont naar Woudrichem en daarna fietsten in de schemer van de namiddag en in het duister van de avond over de dijken langs de Merwede terug naar Dordrecht.

Op de panoramafoto zie je dat alle uiterwaarden onder zijn gelopen. Gelukkig heeft de rivier de afgelopen jaren veel meer ruimte gekregen. Dat was de belangrijkste les die men leerde uit de hoge waterstand van 1995.

De veerpont naar Woudrichem voer – ondanks de hoge waterstand – nog steeds. Deze pont wordt veel gebruikt door scholieren uit mijn geboortestreek (het Land van Heusden en Altena) die in Gorkum naar school gaan. Naast tientallen scholieren met fiets waren wij de enige andere vaargasten. In Gorkum zat ik meer dan een halve eeuw geleden op school…

De overtocht over de Merwede is één van de mooiste oversteken met een veer in Nederland. De rivier is hier (ook bij een lagere waterstand) erg breed en altijd drukbevaren. Het omringende land is (nog) niet volgebouwd: je bent hier nét buiten de Randstad.

Woudrichem ligt aan de samenvloeiing van de Maas en de Waal (die vervolgens dus de – Boven – Merwede heet). Vroeger was dit een rampgebied als het om overstromingen ging: zowel de Maas als de Linge voegden hun water toe aan de waal, met als gevolg dat veel mensen en koeien natte voeten kregen.

Net als Gorkum is Woudrichem een oude vestingstad. Gorkum is de wat grotere broer van het knusse vestingstadje Woudrichem. Een heuse stadspoort geeft vanaf de veerpont toegang tot het stadje. maar vandaag moeten we een obstakel extra nemen. Vanwege het hoge water zijn er balken geplaatst die het water tegen moeten kunnen houden.

Ik wil nog naar dokter Tinus vanwege een gevoelig oor, maar hij blijkt zijn praktijk te hebben gesloten. Dus fietsen we door het stadje en vervolgens over de dijk langs de Merwede naar Sleeuwijk. Dat zijn voor mij allemaal jeugdherinneringen.

 

Gorkum 2

Gorkum ligt op de grens van drie provincies. In de jaren '60 en '70 zat de stad helemaal klem. Er kon bijna geen huis meer worden bijgebouwd. Maar Burgemeester Jonkheer Ridder van Rappard zag nog wel mogelijkheden. Die oude troep in de binnenstad kon best vervangen worden door nieuwbouw.

Door een grenscorrectie met de provincie Gelderland kwam er uiteindelijk aan de oostkant weer meer ruimte. Het aantal inwoners dat decennia lang rond de 20.000 bleef steken groeide opeens naar 36.000. Er kwam zelfs een Mc Donalds. 

Dat je zuinig zou moeten zijn op deze historische binnenstad en ook op de kleine steegjes vond ook de bibliothecaresse van de Openbare Bibliotheek waar we om de twee weken van boek ruilden. Voor in stond de volgende tekst: “Het droevig lot van een uitgeleend boek. Veelal bezoedeld, meermalen zoek.” Je zou toch bijna direct stoppen met zo’n bibliotheek. Maar juffrouw Annie Johanna Visser niet. Ze hield het hier vele jaren vol en schreef zelfs een gedicht over de stegen van Gorkum.

ONZE STEGEN

Ga de stegen; zie een muurvlak,
dat een binnentuin verraadt:
't groen zich overhangen laat.

Dichtgespijkerd zijn er panden:
alle in zeer slechte staat
onbewoonbaar eens verklaard.

Toch aantreklijk om te wandlen
door zo'n steegje: voor 't verstaan
van 't verleden. Verder gaand

't pakhuis met een kleurig wapen
en het jaartal van ontstaan.
Jaren, eeuwen zijn vergaan

sindsdien. Onze oude stegen,
't loont de moeit' om er gedegen
ernstig aandacht aan te geven.-

Zoek het straatje waar Van Boxtel
lang al z'n bedoening bergt;
kar met paard z'n zorgen vergt.

't Bakkerstraatje en Van Boxtel;
steeg, waar nog een paard in woont,
beuk en vlier aan't muurwerk troont,

zo heeft Gorcum er nog meer,
waar ik graag m'n voetstap zet.
Gorcum zorg dat gij hen redt.

In de Lingewijk was de Hendrick Hamelstraat. Die straat kruiste ik dagelijks onderweg naar school, maar ik wist niet wie dat was. Maar nu is er zelfs een museum aan zijn leven gewijd.

En dan nog iets: het is het tweede Hendrick Hamelmuseum. In Zuid-Korea was al een museum aan hem gewijd. Hij blijkt een zeevaarder te zijn geweest die vooral in Korea naam heeft gemaakt in de goede zin van het woord. Na Guus Hiddink was hij de tweede bekende Nederlander in Zuid-Korea. De gevel van het museum zie je op de derde foto. Je kunt dit huis ook als gevel van de KLM-huisjes bestellen (nummer 96).

Ik kwam per fiets de stad binnen, maar ik verlaat hem per trein. De oude en destijds hypermoderne rode diesels uit mijn jeugd zijn vervangen door de elektrische treinstellen ‘Spurt’ van Arriva. De treinen rijden niet meer één maal per uur, maar ieder kwartier. Bovendien rijdt er in de spits ieder kwartier een Q liner naar Utrecht Centraal.

Het oude station is afgebroken, er is een een vrij stijlloos nieuwer exemplaar voor in de plaats gekomen. Het station is vrijwel identiek aan dat van Emmen (per twee voordeliger).

 

Gorkum (1)

Goed, dan toch nog maar een paar Gorkumse plaatjes. Gorkum was de plaats waar ik leerde fietsen. Ik was toen trouwens al negen jaar. Daarna ben ik nooit meer met dat fietsen gestopt. Zonder fiets is Henk niets.

Gorkum is een oude vestingstad. Eén van de boeiende aspecten van de stad is dat de binnenstad wordt omringd door een grotendeels intact zijnde omwalling. Dat maakt de stad best wel een beetje uniek, al zijn er meer omwalde steden, zoals Naarden en Woudrichem. Heusden en Bourtange hebben ook oude stadswallen, maar die plaatsen zijn meer openluchtmusea, c.q. te netjes gerestaureerd.

De mensen denken dat Gorkum aan de Merwede ligt. Daar hebben ze helemaal gelijk in. Maar de oorsprong is eigenlijk de Linge, een eigenzinnig riviertje dat door de Betuwe meandert. Daar waar de Linge in de Merwede plonst ontstond een vissersdorp. Omdat het gebied jaarlijks werd geteisterd door overstromingen lag deze nederzetting op het hoogst gelegen deel van de omgeving.

De stad Gorkum is verbonden met de familie Van Arkel. Jan van Arkel kocht de stad van de Graaf van Bentheim. In de 14e eeuw telde de stad zeven poorten en 23 torens. Dat heb ik niet zelf gezien, dat staat in een boek. Ik hoop dat het geen fake-nieuws is. Eén van de stadspoorten vormt nu een onderdeel van het Rijksmuseum. Loop maar eens een rondje om het museum, dan zie je die poort vanzelf.

Toen wij in Gorkum woonden was de stad ernstig verpauperd. Op veel huizen hingen bordjes van onverklaarbaar bewoonde woning. Stoepen lagen er verfomfaaid bij, allerlei winkels waren gesloten, dakgoten lekten en in de straten lag veel hondenpoep. De voortvarende burgemeester Jonkheer Ridder van Rappard bedacht toen een plan dat zo’n beetje inhield dat al die oude troep opgeruimd moest worden. Daar kon fantastische nieuwbouw voor in de plaats komen. Als voorbeeld van die vooruitgang werd buiten de Wallen ‘de’ torenflat gebouwd, destijds één van de hoogste woongebouwen van Nederland.

De Burgemeester Jonkheer Meester Louis Rudolph Julius Ridder van Rappard trok voortdurend landelijk aandacht. Hij was tegen moderne kunst, popconcerten, homo’s en langharig tuig. Hij weigerde een gouden plaat aan Boudewijn de Groot uit te reiken: die had te lang haar. De VVD vond hij veel te links en hij richtte zijn eigen Liberale Staatspartij op. Hij had voortdurend conflicten met zijn wethouders. Maar toen hij met pensioen was was de gemeente niet van hem af: hij stichtte opnieuw een partij en kwam met vier zetels in de gemeenteraad. Het was voor het eerst dat een burgemeester gekozen raadslid werd. Verder was hij slotheer van Slot Loevestein en voorzitter van de Vereniging tot Bevordering van de Bijenteelt in Nederland.

Bij die burgemeester ben ik wel eens op visite geweest, er was daar een mooi theeservies. En hij wilde weten hoe het met mijn grootvader was. Ze hadden samen gevangen gezeten onder de Duitse bezetter. Ik zag er toen nog netjes uit, dus ik kon door de ethische beugel van de burgemeester.

Heb ik nóg niet veel over de binnenstad van Gorkum verteld… Ik bleef bij de burgemeester steken….

School met den Bijbel in Gorkum

De fietspoes (blog van gisteren) liep bij mijn vroegere lagere school in Gorkum. Ik was daar per ongeluk terecht gekomen maar het kwam goed uit omdat ik toch bezig was een aantal herinneringen te ordenen.

In februari 1957 verscheen ik als verlegen blond jongetje halverwege de eerste klas van de School met den Bijbel in Gorkum. We kwamen net uit de rimboe op Borneo. Elektrisch licht, schoenen met veters en het zitten in een klaslokaal waren nieuwe ervaringen voor mij.

Mijn moeder was mijn privé-onderwijzeres en tot de laatste week van de bootreis op de Willem Ruys naar Nederland had zij mij onderwezen. Die laatste week kwam de boot in een storm terecht, waardoor schrijven niet meer goed mogelijk was. In de schrijfmethode ‘Eerst duidelijk dan snel’ was mijn moeder bij het woord ‘sijsje’ aangeland. En laat dat nu het eerste woord zijn dat juf Lankhaar mij liet schrijven in deze klas. Doorgestoken kaart, kun je denken. Nee, de hele klas was net aan dat woord toe.

De School met den Bijbel was een kleine school met tussen de 60 en 80 leerlingen. Alle klassen waren dubbelklassen. Klas 1 en klas 2 bij elkaar, evenzo de klassen 3 en 4 en de klassen 5 en 6.

De leerlingen van de school verkeerden in een regelmatige strijd met de buurschool: de Openbare School. Dat waren de heidenen. Er werd dan geroepen ‘Openbaren roken klapsigaren’ en dan had je weer een tijdje bonje onderweg naar en van school. Vandaar dat we vooral in groepjes naar en van school liepen. Het gevaar kon uit ieder steegje komen.

Het gymnastieklokaal werd gezamenlijk gedeeld, maar daar kwamen we elkaar niet tegen. Daarnaast werd de schooltandarts gedeeld. Diverse kinderen werden tegelijk uit de klas geplukt en ze kwamen een tijdje later met bloederige monden weer terug in de klas. Als kind meende ik dat het hier het verschijnsel van de uitverkiezing betrof.

Het grootste verschil tussen beide scholen in de periode rond 5 december was dat Sinterklaas wél verscheen op de openbare school, maar dat hij nooit verscheen op de School met den Bijbel. Ik heb later begrepen dat dat niet lag aan de visie van het schoolbestuur, maar dat het een eenmansactie was van het Hoofd der School.

Ik bewaar goede herinneringen aan de tijd op deze school. Ik had allerlei vriendjes en we trokken regelmatig samen op in de wijk of bij iemand thuis. En altijd werd er voor schooltijd en in de pauzes gevoetbald. Die bezigheid werd twee maal per jaar gedurende één of twee weken vervangen door het verschijnsel van het ‘meidenvangertje’.

Ook ontdekte ik in deze tijd het wonder van het verschijnsel van de televisie. Eens in de week mochten we bij vriendje Wim V. TV kijken. Zijn vader was glasblazer in Leerdam. Dat was een uitzondering, want de vaders van de meeste vriendjes werkten bij het metaalbedrijf van de Vries Robbé. Er waren ook kinderen die uit Arkel kwamen. Die vaders werkten meestal bij Betondak Arkel. 

Juf Blom 

De mooiste tijd van de school was bij juf Blom, die de helft van een tweeling was. De andere helft woonde in Heino. We wisten precies waar dat lag, want aardrijkskunde (mijn lievelingsvak) werd gegeven aan de hand van de stations langs het spoor.

Juf Blom bereed een Solex en woonde op de De Vries Robbéweg nummer 20 boven. Dat was vlakbij de school. Het Hoofd der School woonde op het adres Brugstraat 65. Hij kwam van veel verder en op een degelijke Fongers naar school.

De Solex mocht door één van de jongens de school in worden getild. Het was altijd een strijd wie de juf deze dienst mocht bewijzen. Het Hoofd der School stond zijn Fongers niet af aan de leerlingen.

Hoofd der School

Als neventaak had hij het Hoofd der School het zorgen voor de kolenvoorziening om de school in de winter warm te stoken. Ongeacht het weer was deze voorziening aan vaste tijden gekoppeld: er werd gestookt van 1 oktober tot 1 april.

Als het weer van slag was trokken de kolen zich daar niets van aan. Het was allemaal heel duidelijk. Eigenlijk lag het aan het KNMI als het weer niet klopte. Trouwens, ook de korte broek (voor jongens) was seizoensgebonden, maar dat werd thuis geregeld, evenals het verschrikkelijke verschijnsel van de borstrok.

Op de foto dubbelklas 5 en 6 met de heer N.J.E. Bloot, Hoofd der School. Het kleine jongetje (staande, vierde van links) ben ik.

En verder met Juf Blom

Juf Blom was berucht vanwege haar strengheid, maar ik heb een uitstekende tijd bij haar in de klas gehad. Ze was niet alleen streng, maar ook zeer rechtvaardig. En ik kon wat duidelijkheid wel goed gebruiken. Gelukkig waren de jaren ’50 nog een duidelijke tijd.

Juf Blom was een potige en kordate juf die Sara inmiddels al gezien had. Ze deed bij voorkeur mee met het voetballen van de jongens. Ook tijdens de gym wilde ze graag voetballen, maar ze moest zich houden aan het rooster. Ze kon zó hard schieten dat ik als keeper de neiging had om opzij te stappen als ze op het doel schoot.

Eens in de twee weken ging juf Blom het weekend naar haar zus in Heino. Er mocht dan geen vertraging in de les zitten, want juf kon maar net de trein halen. Maar in die tijd was er nog geen sprake van kritische ouders die juffen deden nablijven.

Het andere weekend mocht één van de leerlingen op zaterdag om kwart voor twaalf een pakje Blue Band halen bij één van de twee winkeliers in de wijk: Végé Van Heemskerk.

Ik heb me destijds nooit verbaasd over deze bestelling. Nu denk ik: waarom alleen deze boodschap(pen)? Kon ze die niet zelf halen? En deed ze precies twee weken met een pakje Blue Band?

Bij Van Heemskerk – de concurrent van de Grosco – moesten we wel netjes Bloe Bend zeggen en niet Bleu Band. Soms kwam er ook nog een onsje cervelaatworst bij, wat door ons verbasterd werd tot sterf op straat worst. Maar dat mocht natuurlijk ook niet. Om stipt 12 uur ging de school uit en was het weekend.

Langs de Linge (2)

Aan de oostkant van Gorkum bevindt zich de Dalempoort, de enige stadspoort die hier nog overgebleven is.

Er is nog een andere poort Afbeeldingsresultaat voor waterpoort gorkum Rijksmuseum Amsterdamovereind gebleven, maar deze vormt een onderdeel van het Rijksmuseum in Amsterdam (kijk maar eens goed naar de gebouwen van het Rijksmuseum, dan zie je de vroegere Waterpoort van Gorkum als onderdeel van de bebouwing, foto uit Wikipedia).

Het is bijzonder hoe de omgeving van de Dalempoort (vroeger een vergeten stukje Gorkum) is opgeknapt en hoe de vestingwerken hersteld zijn. Ik kwam hier regelmatig, omdat mijn gorkum-dalempoortvroegere hoofdonderwijzer, de heer N.J.E. Bloot, in een straat achter de poort woonde. Meneer Bloot vond zijn naam niet zo chique en zette er eigenhandig een h achter. Maar dat maakte hij nooit officieel, zodat hij in de stukken van de school toch weer die ‘h’ kwijtraakte.

gorkum-zicht-op-woudrichemEven verderop bevindt zich een hoge stellingmolen: de Hoop. Hij dateert uit 1762 en raakte halverwege de vorige eeuw in verval. Maar gelukkig is ook deze molen gerestaureerd. In de winter kun je hem vanaf de overkant van de rivier goed zien liggen.

Aan de overkant van het water ligt verderop Woudrichem ‘waar Maas en Waal tesamen vloeit en Gorkum rijst van ver’.

Ik sla even vóór het dorp Dalem linksaf. Dit is helemaal nieuw terrein voor mij. Omdat de grens van de provincie Zuid-Holland oostwaarts is opgeschoven kon Gorkum zich eindelijk in oostelijke richting uitbreiden. Daardoor verdubbelde het aantal inwoners. Eindeloos rijgen de straten met nieuwbouw – met af en toe een hoog truttigheidsgehalte – zich aaneen. Nog meer naar het noorden, tegen de A 15 aan, bevinden zich uitgestrekte bedrijventerreinen.

Via de Spijkse Steeg kom ik in het dorp Spijk uit. Ik kom hier op de dijk langs de Linge uit. Deze rivier mondt in Gorkum uit in de Merwede, ik ben hier 5 km. stroomopwaarts, waar de rivier een lange bocht maakt tot Arkel aan toe. In Spijk kun je overvaren met een voetveer, althans volgens de borden. Maar het voetveer vaart niet in de winter.

spijkSpijk is een rustig dorp, grotendeels gebouwd langs de Lingedijk en langs een parallelweg onder aan de dijk. Het dorp telt 900 inwoners en men zegt dat er 14 verenigingen actief zijn. Je hoeft je dus niet te vervelen. je zou denken dat Saskia en Serge (‘Zomer in Zeeland’)  in Zeeland wonen, maar zij wonen in Spijk.

De dorpskerk, die in 2007 over ging naar de Hersteld Hervormde Kerk, dateert uit de 15e eeuw.

Langs de Linge (1)

De bedoeling was om in Noord-Brabant te gaan fietsen, maar ‘vanwege een persoon op het spoor’ reed de trein niet verder. Dus besloot ik om rond Gorkum te gaan fietsen.

Zoals de langduriger lezertjes weten heb ik een deel van mijn jeugd in Gorkum doorgebracht. Om precies te zijn: van mijn zevende tot mijn dertiende woonde ik in Gorkum. Dat is de tijd waarbij de wereld groter wordt dan het eigen huis en tuin en de eigen straat.

Kinderen op die leeftijd zijn leergierig. Dat was ik ook. Zo wilde ik de ruimere omgeving geografisch in kaart brengen. Aanvankelijk op de step. Toen ik bijna negen jaar oud was kregen we één fiets voor drie personen. Omdat mijn jongere broer en zus niet veel interesse toonden in het fietsen kon ik in ruime mate fietskilometers maken (‘en zo is mijn fietshobby dus begonnen’). 

Achteraf heb ik me regelmatig afgevraagd of mijn moeder dat wel goed vond. Mijn actieradius op de vrije woensdagmiddag en zaterdagmiddag was zo’n 60 km. en dat in mijn eentje, zonder eten, drinken of plakspul. Ik heb dat later ook wel eens gevraagd aan mijn moeder. Het bleek dat ze eigenlijk niet veel (meer) wist over die lange fietstochten of het zich misschien ook niet gerealiseerd had.

gorkum-buiten-de-waterpoortEen start vandaag in Gorkum. Ik moet eerst naar de rivier. Want daar was ik vaak te vinden. “Buiten de Waterpoort”, de aanlegsteiger voor de veerponten naar Sleeuwijk en Woudrichem. De roemruchte Merwedebrug was er nog niet, al het verkeer moest met de veerpont naar de overkant.

Daarna fiets ik een paar stukjes door de oude stad, in de buurt van de rivier. Vroeger was dit een nogal verpauperd deel van Gorkum. Er was niet veel geld om iets nieuws te bouwen, anders was een deel van de historische panden (mede op initiatief van burgemeester Jonkheer Ridder gorkum-lingehaven-en-sint-janstorenvan Rappard – die het maar oude troep vond) afgebroken. Inmiddels is het oude centrum een gewilde woonplek, deels aangevuld met redelijk passende nieuwbouw.

En op de achtergrond is daar altijd weer de 68 meter hoge Sint Janstoren die op hoogtijdagen voor een dubbeltje beklommen kon worden. Daar kon je twee keer een ijsje van 5 cent voor kopen, maar ik spaarde liever voor een beklimming van de toren.

Brabantfietsen (5)

De Oudejaarsfietstocht moest nog worden uitgeluid. Anders zou ik in mijn geboortestreek blijken steken. Dan is het net of je tussendoor niks van de wereld hebt gezien.

Watertoren UppelVanuit Dussen fiets ik over een bochtige dijk met af en toe groepjes huizen in noordelijke richting. Op de foto zie je één van deze buurtschappen: Uppel. De weg is een slaperdijk, een ‘reservedijk’ om het gebied te beschermen tegen de Biesbosch, die een halve eeuw geleden nog een getijdendelta vormde. Als het water op zee hoog stond was dat ik dit gebied ook merkbaar.

De buurtschappen ogen deels authentiek, met huizen die de tand des tijds vrij ongewijzigd hebben doorstaan. Maar af en toe heeft er iemand zijn pand Kornsche Biezen molenbijna onherkenbaar verbouwd. Mogelijk een rijke Randstedeling die hier zijn kans schoon zag om ruim te wonen. Maar dat gaat wel heel erg ten koste van de authenticiteit. Vinex in de polder. 

Het gebied werd tijdens de St. Elisabethsvloed. Er zijn in de 15e eeuw drie stormvloeden achter elkaar geweest op dezelfde datum, maar die van 1421 was het meest rampzalig. Dordrecht kwam opeens op een eiland te liggen, omspoeld door water. In het westelijk deel van het Land van Altena (waar ik nu fiets) verdwenen hele dorpen. Er ontstond een Kreek bij Uppelgebied met kreken: de huidige Biesbosch.

Het land oogt rustig en gemoedelijk. Een kreek dringt diep het land in. Een molen maalt het water weg. De vuilnis wordt opgehaald. Een vrouwelijke medewerker loopt achter de wagen aan, maar met een rok over de broek heen. Zo hoort dat hier. Op één van de warmste dagen ooit zag ik mannen in een zwart pak met hun blote voeten in de Maas verkoeling zoeken. Sommige bewoners spreken een dialect dat ik nauwelijks kan verstaan. Hoewel ik geboren ben in deze streek ben ik de verbinding dus Merwedebrug bij Gorkumkwijtgeraakt: ik kan niet meer meepraten.

Het is vooral de rust die ik als prettig ervaar. Maar links van mij dendert het verkeer onafgebroken over de autoweg die het land uit zijn isolement haalde. Er was al langer een brug bij Keizersveer (genoemd naar Napoleon), maar de Merwedebrug bij Gorkum maakte in 1960 een einde aan dat isolement. Hier liggen voor mij veel jeugdherinneringen.

Voor die tijd moest alle verkeer met twee ingewikkelde veerponten (de Gorinchem IV en de Boven Merwede bij GorkumGorinchem V) overgezet worden. Auto’s en vooral vrachtauto’s moesten ingewikkelde draaien maken. Het waren geen veerponten waar je aan de ene kant op kon rijden en aan de andere kant er weer af. Het laden en lossen kostte veel meer tijd dan de overtocht zelf.

Napoleon had in Gorkum gezegd dat hier een pont moest komen voor een snelle verbinding tussen Parijs en Amsterdam.  Het volgzame gemeentebestuur volgde die eis op, maar ze begrepen niet dat de keizer Frans sprak en een brug bedoelde. En zo is het 150 jaar gebleven.

Sint Janstoren GorkumDe brug heb ik helemaal zien bouwen. Dat komt omdat we in de periode van mijn lagere school in Gorkum woonden. Soms fietste ik voor 7 uur ’s morgens al even naar de rivier, waardoor mijn ouders op een later moment ontdekten dat de vroege vogel weer gevlogen was.

Aan de overkant van de brug is het de provincie Zuid-Holland. Het begint al aardig te schemeren. Ik neem nog één Zuidhollandse foto: van de Sint Janstoren. Al vijf eeuwen bepaalt deze toren al van grote afstand het silhouet van de stad.

De oliebollenkraam staat er wat korter. En hij is overmorgen ook weer verdwenen…