Verdringing (2)

Hoe werkt die verdringing? Vijf minuten niet aan een paarse olifant mogen denken werkt niet, want als het niet mag komt hij juist langs. 

Op de vakgroep experimentele psychologie in Maastricht werd door de ocent het verhaal van Ratman verteld. de ene groep kreeg de opdracht om er niet meer aan te denken, de andere groep kreeg geen opdracht mee. Ratman was een cliënt van Sigmund Freud, die werd geplaagd door het waanbeeld dat hij zijn vader een pan met ratten aan het achterwerk bond om hem te straffen. Studenten die werden geacht om Ratman uit hun bewustzijn te weren, vertelden dat de rattenpan bleef opdoemen, tot ver in de week na de opdracht. Studenten die het wonderlijke verhaal ook hadden gelezen, maar verder geen opdracht kregen, hadden er minder last van.

Dat zegt lang niet alles. Vragenlijsten over hoe je denkt en voelt en die je zelf moet invullen zijn niet zo erg betrouwbaar. Dat geldt ook voor het terugvertellen van gedachten. Maar toch geeft het bovengenoemde experiment wel een indicatie: als je jezelf verbiedt om ergens over na te denken wordt de kans waarschijnlijk groter dat je er tóch over na gaat denken. Bewuste pogingen om gedachten te verdringen falen blijkbaar.

We kunnen weten dankzij ons vermogen om te vergeten

Freud meende dat de obsessieve gedachte van het beeld dat Ratman in zijn hoofd had van zijn vader met een pan met ratten op zijn achterste voortvloeide uit agressieve gevoelens tegenover zijn vader. Die gedachte zou hij in zijn jeugdjaren hebben verdrongen, maar ze kwamen nu terug. Is dat zo’n gek idee van Freud? Ik zie het zelf meer als een werkhypothese, het idee is in wetenschappelijk opzicht totaal niet onderbouwd. Maar daarmee is het in therapeutisch opzicht nog geen onzin. Ik vind de belangrijkste vraag of ‘Ratman’ met dat idee geholpen werd.

Wat wel problematisch is, is de hypothese van de ‘verdrongen herinneringen’ waarbij aan anderen schade wordt toegebracht, zonder dat daar enig bewijs voor is. Het risico bestaat bijvoorbeeld dat een hypno-therapeut het denken van een cliënt in een bepaalde richting masseert. Opeens weet die cliënt wat de oorzaak van alle ellende in zijn of haar leven is. Dat is: haar vader… Maar we moeten niet het kind met het badwater weggooien, alsof alle psychotherapie meteen onzin is.

Eric Rassin promoveerde aan de Universiteit van Maastricht op een studie naar gedachtenonderdrukking, denkt dat er bij het onthouden en/of expres vergeten geen sprake is van verdringing, maar van inhibitie: het onthouden en oproepen van sommige dingen ten koste van andere.

We mogen blij zijn dat we met de handicap van inhibitie te zijn geboren, denken geheugenonderzoekers. Je kunt daarbij ook denken aan mensen met autisme en een fotografisch geheugen. Ze geven zelf aan dat hun hoofd te vol zit.  In het normale functioneren kunnen we weten dankzij het vergeten. Als je niets vergeet wordt het chaos in je hoofd. 

Deuren en vergeten

Hebben jullie dat ook wel eens? Je loopt naar de schuur en daar weet je niet meer waarvoor je naar de schuur liep.

In een tijdschrift stond een interessant artikel hoe het komt dat je in de schuur niet meer weer wat je moest doen. Dat komt door de deur. Zodra je door een deur gaat raak je een stukje van je geheugen kwijt.

In de andere ruimte word je namelijk minder gemakkelijk herinnerd aan de oorspronkelijke opdracht.

Bij mensen met autisme is dit soms een erg groot probleem. Ze hebben weinig ‘verbeelding’ en kunnen zich daardoor moeilijker ‘verbeelden’ wat er achter de deur zit. Dat maakt dat overgangen meer ‘energie’ kosten: het is elke keer weer een leerproces.

Wat mensen met autisme in de ene ruimte aangeleerd hebben kunnen ze maar moeilijk toepassen in de andere ruimte. Tanden leren poetsen bij de mondhygiënist leidt bij hen allerminst vanzelf tot een leerproces in de thuissituatie.

Maar, zo blijkt uit dat artikel, ook andere mensen vergeten gemakkelijk iets als ze in een andere ruimte zijn.

Dat werd bevestigd door allerlei proefjes. Bijvoorbeeld: als je ziet welke spullen er in een doos zitten en je moet ze opnoemen in dezelfde ruimte of in een andere ruimte. Iedereen die naar een andere ruimte moest lopen wist zich minder spullen in die doos te herinneren.

Wij hebben in ons huis veel te veel deuren. Als ik vanuit mijn werkkamer naar de keuken loop moet ik drie deuren door. Dan weet ik dus echt niet meer wat ik in de keuken zou gaan doen. Eigenlijk is een open keuken dus zo gek nog niet…

Trouwens: als ik iets uit de berging wil halen moet ik vier deuren door. Ik kom dus echt weer met lege handen terug.

Om mijn geheugen op te vijzelen laat ik voortaan al die deuren maar open staan...

Developmental Topographical Disorientation (slot)

In De Rijp ontmoetten we een mevrouw die bij haar auto stond en de weg kwijt was. Ze wist zelfs niet meer waar ze was. "In welke plaats ben ik hier?"

Even later bleek de oorzaak van haar desoriëntatie. De tomtom was uitgevallen. De route die ze reed werd helemaal bepaald door de tomtom. Had de mevrouw DTD? Ik denk het niet. Mogelijk was ze wél te afhankelijk geworden van de tomtom.

Londen

Binnenkort start een onderzoek naar de neurologische toestand van oudere Londense taxichauffeurs. Het schijnt dat deze chauffeurs er een eer in stellen om door heel Londen de weg te weten. De norm is: wie gebruik maakt van een tomtom is geen goede taxichauffeur.

Het blijkt dat Londense taxichauffeurs tot op hoge leeftijd gewoon kunnen blijven werken en dat vaak ook doen. Niks geen twijfel over het behouden van het rijbewijs. Ook tachtigers rijden gewoon met hun klanten dwars door de stad, zonder dat de meter opvallend dure omwegen registreert. Ze raken ook nog steeds niet van slag van de drukte in de stad.

De onderzoekers hebben als hypothese dat deze dagelijkse oefening er toe leidt dat de hersendelen die te maken hebben met ruimtelijke oriëntatie door deze continue activering veel beter in tact blijven dan mensen die deze oefening niet doen, zoals bij mensen die minder op straat komen, maar ook bij mensen die zich alleen maar laten leiden door hun tomtom. Ze stellen zelfs als vraag: kan deze dagelijkse oefening de ontwikkeling van dementieel beeld vertragen?

Mannen en vrouwen

Dan nog een andere vraag. Er wordt wel gezegd dat vrouwen vaker de weg kwijt raken dan mannen. Dat verschil zou evolutionair te verklaren zijn: vrouwen bleven thuis en mannen gingen op jacht. Als ze de weg kwijt raakten kwamen ze zonder tomtom in gevaarlijke situaties terecht, zoals in een vijandelijk café.

Helaas weet ik (net als bij die taxi’s) de bron niet meer, maar uit een onderzoek kwam naar voren dat bij vrouwen andere hersendelen worden geactiveerd dan bij mannen. Natuurlijk is dat een te algemene stelling, maar als je het ‘gemiddeld’ bekijkt zou er sprake zijn van verschillen in neurologische activering.

Vrouwen zouden zich meer oriënteren op voor hen relevante punten onderweg. Een voorbeeld uit zo’n onderzoek was dat vrouwen bijvoorbeeld de route bepalen aan de hand van winkels (‘bij de slager linksaf, bij de schoenenzaak rechtsaf’). Mannen zouden (toch meer) de kaart in hun hoofd hebben, dus het overall-plaatje. Daarmee activeer je andere hersendelen. Het zijn verschillende manieren van denken: via piketpaaltjes of vanuit een helicopterview.

De (om) weg naar het station

Op mijn werk was een stagiaire die na een teambespreking snel haar jas aantrok en vertrok. Later kwam ik haar op het station tegen. Ze was verbaasd dat ik er zo snel was. Ze dacht dat ik een lift had gekregen. Ik was gewoon via de volgens mij kortste route naar het station gelopen.

Het bleek dat deze stagiaire al de hele stage een behoorlijke omweg liep naar het station. Ze ging (in mijn observatie van de route) eerst in tegenovergestelde richting, maakte daarna een haakse bocht bij de schouwburg, liep vervolgens via een vrij rechte route naar een overweg, maar ze moest daar – bij wijze van spreken – teruglopen naar het station. Ze liep de dubbele afstand. Dat deed ze al drie maanden. Ze was nu ook niet meer van plan de kortere route te nemen, ‘want dan raak in de weg kwijt’. Ik vroeg haar hoe ze het deed als ze met de bewoners ging wandelen. ‘Die wijzen mij de weg wel’ was haar reactie.

Hoe bepaal ik mijn route? Gewoon kruip-door, sluip-door. Zijstraatje hier, steegje daar. Vaak langs verschillende routes. Want die kant uit is het station. Hoe ik dat weet? Dat weet ik zelf niet eens. Vergis ik me dan wel eens. Ja, dat zal vast wel eens gebeuren. Verdwaal ik ook wel eens? Ook dat gebeurt. Maar ik wil niet de weg vragen. Daar zijn de meeste mannen niet goed in. 

Developmental Topographical Disorientation (2)

Anna raakt altijd de weg kwijt, ook in een bekende omgeving. Ze noemt het zelf een vorm van ruimtelijke dyslexie. Ze krijgt het niet voor elkaar om een plaatje te maken van haar omgeving. Zelfs het tekenen van een plattegrond van haar huis is te ingewikkeld.

Wat is er aan de hand? Welnu: dat doet me sterk aan autisme denken. Mensen met autisme kunnen vaak heel goed details waarnemen, maar dat gaat ten koste van het hele plaatje. Ze zien losse delen, maar ze missen het verband (zie een eerder plaatje op dit blog). Iemand met autisme zal dus opsommen: er loopt een man, er loopt een hond, er loopt een vrouw, er loopt een jongetje. Dat dat samen waarschijnlijk een gezin is wordt gemist.

Uiteindelijk heeft Anna in huis en in het dorp de weg leren te vinden door allerlei trucjes te bedenken. Losse herkenningspunten die haar de weg wijzen. Maar zodra er iets mist (bijvoorbeeld het rode hek is weg gehaald) is ze de weg kwijt.

Alweer de overlap met autisme. Zoals een meisje dat met geen mogelijkheid de weg op school kon vinden. Ze liep daarom altijd achter een ander (maar steeds hetzelfde) meisje aan naar een ander lokaal of naar het schoolplein. Als je zo moet leven moet dat wel ontzettend vermoeiend zijn.

Dit beeld komt ook voor bij mensen met NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel). Maar het verschil is dat deze mensen vaak het besef hebben dat ze vroeger de weg prima wisten, maar nu lukt dat niet meer. Het is een verlieservaring. Mensen met DTD weten niet anders dan dat ze altijd ontzettend hun best hebben moeten doen omdat ze anders elke dag verdwaald raakten.

Volgens onderzoekers is de afwijking DTD erfelijk bepaald. In elk geval: het komt vaker voor in bepaalde families. Achteraf denkt Anna dat haar moeder dit ook had. Alleen was haar moeder een klassieke huisvrouw die weinig de deur uit kwam. Maar ze herinnert zich nog dat haar moeder na een bezoek aan een nieuwe supermarkt in het dorp haar huis niet meer kon vinden.

Ik voeg daar nog wel een andere observatie aan toe. De heer J.G. van Dalen (electrotechnisch ingenieur en psycholoog) schrijft hoe nieuwe indrukken een verpletterende invloed op hem hebben. Soms is hij dan ’s avonds zó ontregeld dat er in zijn hoofd geen ruimte meer is om auto te kunnen rijden. Hij overziet de weg en het verkeer niet meer. Zo zou bij deze moeder de overprikkeling van de nieuwe winkel ook hebben kunnen leiden tot desoriëntatie.

Anna raakte in haar leven in een diepe depressie. Ze voelde zich waardeloos omdat het zo vaak mis ging. Je wilt ergens naar toe, en nergens kun je dat adres vinden. Altijd weer moet je hulp vragen. De behandelend psychiater constateerde een angststoornis. En natuurlijk was Anna erg angstig. Maar het onderliggende probleem was waarschijnlijk deze stoornis in het functioneren van de hersenen. Elke dag moest Anna een topprestatie leveren: alles op alles zetten om de weg te kunnen vinden in een chaotische wereld.

Een diagnose stellen met zo’n beeld is heel ingewikkeld. Zeker ook omdat het (nog) niet in de boeken beschreven is. De psychiater zal hebben gezien dan Anna én depressief was én angstig en dat ze zich steeds vastklampte aan haar man omdat ze zelf de weg niet kon vinden. Wat is dan de kip of het ei?

Wat dat betreft vind ik een handboek als de DSM V een onding. Iedeteen wordt in een hokje gezet. Dat gaat ten koste van de nieuwsgierigheid. De werkwijze van neuroloog Oliver Sacks was dat hij altijd weer nieuwsgierig was: wat gebeurt er met deze persoon? Waarom raakt hij overal de weg kwijt?

Maar vooral: welke middelen zet die persoon in om zich alsnog te kunnen handhaven? Voor Anna was dat het trainen in de oriëntatiepunten. Net zoals blinden hun gehoor extra trainen. Met dergelijke ingangen voor training kan de wereld ook voor andere mensen met vergelijkbare aandoeningen meer leefbaar worden.

Mede naar aanleiding van een artikel in de zaterdagbijlage van het Nederlands Dagblad van 30 oktober 2021 over psychische stoornissen. 

Drang naar samenhang (1)

Hoogleraar cognitieve psychologie Rolf Zwaan heeft een boek geschreven. In deze tijd vol verwarrende informatie is het een actuele publicatie. Hoe komt het dat er zulke tegengestelde geluiden ontstaan rond corona? Waarom lukt het steeds minder om een brug te slaan tussen de verschillende 'stromingen'? 

Hoe slaan we informatie op? Volgens professor Zwaan gaat het om twee aspecten. Er gebeurt iets in je omgeving en er zit informatie in je geheugen. Met die combinatie maak je een situatieschets. Dat wat je ziet of ervaart is dus niet feitelijk, het wordt altijd ‘vermengd’ met vroegere ervaringen.

Ik neem een voorbeeld uit mijn eigen praktijk. Je maakt een afspraak met een nieuwe tandarts. Van tevoren vul je een intake-formulier in. Op het moment dat je bij zijn voordeur staat heb je al een beeld van wat jou te wachten staat. Er zal een balie zijn, er zal een wachtruimte zijn, je denkt dat er een ruimte is waar je nog even je tanden kunt poetsen, en er zal een behandelkamer zijn met een man die alvast in passende kleding rondloopt, jou nog een paar vragen stelt en die je vervolgens uitnodigt om in de stoel plaats te nemen.

Dat kun je dus allemaal niet weten, want je bent nog nooit bij deze tandarts geweest. Je hebt een plaatje gemaakt op basis van jouw vroegere ervaringen met tandartsen. Dat plaatje zit als herinnering in je geheugen en het maakt de voorspelling hoe het straks zal gaan minder spannend.

Maar stel je nu eens voor dat dat hele plaatje niet klopt. Er is geen wachtkamer, je kunt nergens nog even je tandenpoetsen, de tandarts doet de deur open en je staat meteen in de behandelkamer. Je valt bij wijze van spreken met de deur de behandelkamer binnen. Bovendien blijkt de tandarts geen man maar een vrouw te zijn. Ze loopt niet in tandartskleding, maar ze is helemaal ‘gothic’ uitgedost.

De nieuwe tandarts (foto: Trendhunter)

Nu klopt je voorspelling dus helemaal niet meer. Voor de meeste mensen is een bezoek aan de tandarts nog altijd spannend (ik vind het overigens een vorm van ontspanning, maar ik ben niet gemiddeld). Dat maakt dat je denken meteen op scherp komt te staan. De stress van tevoren in combinatie met het plaatje dat helemaal niet uitkomt maakt dat je niet meer weet waar je aan toe bent. Je kunt eigenlijk geen situatieschets meer maken.

Volgens professor Rolf Zwaan kom je dan in een ongrijpbare situatie terecht. Je kunt geen verbanden meer leggen. Je zou kunnen zeggen (en dat haal ik uit de theorie over het autisme) dat je hersenen helemaal ‘bezet’ zijn geraakt: de emmer is vol, je kunt geen kant meer uit. Wat er dan gebeurt is dat je ‘bevriest’.

Het kan ook zo zijn dat je hersenen gaan als een gek ratelen om weer grip op de situatie te krijgen. Die grip kan bijvoorbeeld bestaan uit het weglopen uit de situatie: 'sorry, u bent geen tandarts, ik heb me in het adres vergist' 

Het kinderlijk geheugen (2)

Martin Conway deed het grootste onderzoek naar herinneringen uit de vroege jeugd dat ooit binnen de psychologie is gedaan. Er deden maar liefst 6400 volwassenen mee aan zijn onderzoek.

De gemiddelde leeftijd waar de herinneringen op terug grijpen blijkt uit te komen op 3 jaar en 4 maanden. Die uitkomst strookt met andere onderzoeken.

Maar wat vooral opvalt is de spreiding tussen de leeftijden waarvan volwassenen zeggen dat daar hun eerste herinnering ligt. Veertig procent van de volwassenen beweert herinneringen van voor de tweede verjaardag in het geheugen te hebben opgeslagen en 10% kan ook herinneringen uit het eerste levensjaar reproduceren.

Een deel van deze mensen weet exact ervaringen vanuit de wieg of de kinderwagen te beschrijven. ‘Ik zie nog steeds van binnenuit het patroon van de kap voor me, en de slinger met speeltjes: de gele, roze en blauwe lammetjes die rammelden als ik er tegen sloeg.’

Die exacte beschrijving komt overeen met de ervaring die Sergej Martinov vertelt in het boek ‘De erfenis van Dedushka’. Herinneringen vanuit de wieg en uit de periode toen hij 1½ jaar oud was.

Ms Tosari, een vrachtschip van de Rotterdamse LLoyd met passagiersaccomodatie

Hoe ik ook mijn best doe, ik kan eigenlijk geen herinneringen van voor mijn vierde verjaardag in mijn bewuste tevoorschijn toveren. Als markering zou de reis per Tosari (een vrachtschip van de Rotterdamsche Lloyd) moeten dienen. Ik was toen 3½ jaar oud. Daar zit die ervaring van de ‘gestampte muisjes’ aan de ontbijttafel bij. Maar hoogstwaarschijnlijk is die ervaring niet gebaseerd op een herinnering aan dat ontbijt zelf, maar aan een foto van dat ontbijt.

Een andere herinnering zou zijn dat mijn broertje en ik in het stapelbed in die boot liggen. Mijn vader en moeder waren niet in de hut. Het oranje strijklicht van de ondergaande zon zou via een rond patrijs in de hut hebben geschenen. Omdat ik mijn bed niet uitdurfde zou ik vanuit het bovenste stapelbed geprobeerd hebben om in de po te plassen die op de grond stond. Dat mislukte nogal omdat de boot schommelde. Maar is dat een herinnering? Mijn moeder heeft het verhaal later vele malen verteld. Ik denk dus dat het háár verhaal is. 

Moet ik dus jaloers zijn op de mensen die zich zóveel meer weten te herinneren uit hun vroege jeugd? Dat vergeten kan trouwens ook een voordeel zijn: je herinnert je ook geen vervelende dingen. Je herinnert je namelijk niets.

In het artikel in de NRC van 23 juli (met dank aan Sacha) wordt geschreven dat zo'n vroege herinnering onmogelijk is. 'Er zijn vóór het tweede jaar plus enkele maanden daarna bij volwassenen nooit betrouwbare herinneringen gevonden'.

Het geheugen als dwaalspoor (1)

Omdat er in mijn geheugen gaten vallen ben ik nogal veel bezig met de werking van het geheugen. Wat klopt, en wat is er feitelijk onjuist?

Mijn stelling is altijd geweest dat feitelijke herinneringen eigenlijk niet kunnen bestaan. De beste stellingen staan trouwens in magazijnen, aldus een stelling in een proefschrift. Feitelijke herinneringen kunnen niet bestaan, omdat de werkelijkheid altijd ingekleurd wordt door wie je zelf bent. Het zijn dus jouw herinneringen.

Herinneringen die je zelf hebt meegemaakt kunnen jou ook nog op een ander dwaalspoor zetten. Wat er in je herinnering zit: heb je dat wel echt meegemaakt?

Het ongeluk van Oliver Sacks

Eerder heb ik een keer geschreven hoe Oliver Sacks vertelde over een ongeluk dat hij had meegemaakt tijdens een schoolkamp. Achteraf bleek dat hij helemaal niet met dat kamp mee was geweest. Zijn broer had het verhaal verteld en Sacks had het zó beeldend opgeslagen dat het als het ware zijn eigen herinnering was geworden.

Voorspellende geest?

Een bijzonder verhaal stond onlangs in de NRC (Hendrik Spiering, met dank aan Simon). Spiering leest op volgwassen leeftijd het boek Tom Sawyer door Mark Twain. “Het werd een verbijsterende ervaring. Eenmaal begonnen bleek ik innerlijke zekerheden te bezitten over hoe het verhaal verder ging. Nog voor ik een volgende bladzijde omsloeg wist ik: nu komt er iets met een muur, alsof een vreemde geest mij informatie influisterde, zonder enige context.

Het werd steeds enger, tot ik me realiseerde dat ik het boek voor de twééde keer las. Misschien was ik een jaar of negen toen ik het de eerste keer las. En toen kon ik zelfs bedenken welke Twain-uitgave dat moest zijn geweest, zo’n donker gebonden boek met ook Huckleberry Finn.”

In dit geval maakte Spiering dus iets anders mee: hij had herinneringen in zijn hoofd opgeslagen, maar hij was het zich niet bewust. Dus dacht hij – bij wijze van spreken – dat hij een bijna voorspellende geest had wat betreft de inhoud van het boek.

Sergej in de wieg

Sergej Martinov schrijft in zijn memoires hoe hij zich herinnert dat zijn moeder zich over de wieg voorover buigt. Hij was toen – naar eigen zeggen – een paar maanden oud. Daarna beschrijft hij hoe hij aan tafel zat in de kinderstoel, naar eigen zeggen ongeveer 15 maanden oud? Kan een kind zo ver terug kijken in zijn herinneringen?

In de boot genomen

Mijn eerste herinneringen dateren uit de tijd dat we met de boot naar Indonesië voeren. Ik was toen bijna drie jaar oud. Ik weet niet hoe we aan tafel zaten, met vader en mijn moeder, mijn jongere broertje en ik. Mijn vader had een wit tropenhemd aan. En op de (ronde) tafel stond een bus met gestampte muisjes (crunched mice). Kan ik me dat inderdaad herinneren? 

Later zag ik bij mijn moeder een foto van ons gezin op de boot, onderweg naar Indonesië. We zaten aan de ronde ontbijttafel. Mijn vader had een wit overhemd aan. En op de hoek van de ronde tafel (…) stond een bus met gestampte muisjes. In mijn herinnering was die bus oranje, maar mijn vader fotografeerde alleen in zwart-wit. Het is trouwens de vraag wie deze foto gemaakt heeft: mijn vader staat er zelf ook op.

"Van de eerste twee jaar van zijn leven heeft niemand betrouwbare herinneringen", aldus  Hendrik Spiering. Voer om over na te denken...

Gefopt door je geheugen

Naarmate ik ouder word krijg ik minder grip op mijn geheugen. Vooral het onthouden van namen wordt steeds ingewikkelder. Soms erger ik me daar aan. Maar dan wordt het nóg erger. 

Ik wil niet mopperen, maar eigenlijk vind ik dat het geheugen wat inefficient werkt.

Ik heb het al eerder geschreven, maar toch nog een keer: waarom weet ik ons telefoonnummer van een halve eeuw geleden nog wel en kan ik ons huidige telefoonnummer niet meer onthouden? Als ik al die oude informatie zou kunnen wissen zou ik ruimte hebben om het nieuwe nummer onder mijn schedeldak vast te houden.

Met dank aan Kakhiel

Waarom weet ik verjaardagen van ooms en tantes die al tientallen jaren geleden zijn overleden nog steeds en kan ik de verjaardagen van onze kleinkinderen niet onthouden?

Waarom weet ik oude adressen van vrienden van tientallen jaren geleden nog steeds en kan ik hun huidige adres maar niet onthouden? De PC onder mijn schedeldak moet dus echt een keer gereorganiseerd worden.

Mocht je een blog twee keer lezen, dan ligt dat dus ook aan mijn geheugen. Ik was vergeten dat ik al eerder over het onderwerp had geschreven. Om een begeleidster uit een verpleeghuis te citeren: “Nog een slabbetje om, Henk, en je kunt bij ons komen wonen.”

“Nog een slabbetje om en je kunt bij ons komen wonen”

Er toch niet bij geweest

Het geheugen is feilbaar. Sommige mensen denken van niet. Ze weten het zéker. Zoals Oliver Sacks (een tante van mij verstond dat de man ‘O liever sex’ heette). Hij vertelt hoe hij tijdens een zomerkamp een val van een schommel meemaakte van een jongen die ook op dat kamp was. Het bloed stroomde aan alle kanten over de tegels. De ambulance kwam snel ter plekke en de jongen werd naar het ziekenhuis gebracht. Sacks twijfelde geen moment aan deze gebeurtenis.

Totdat zijn broer op een verjaardag zei: ‘Daar was jij helemaal niet bij!’ Na enig vorswerk bleek dat Oliver Sacks die gebeurtenis inderdaad niet had meegemaakt. Hij logeerde die zomer bij zijn opa en oma. Hij had het verhaal van zijn broer gehoord en het zich zó verbeeldend voorgesteld dat het voor hem realiteit was geworden.

Vooral mensen die sterk zijn in beelddenken kunnen op die manier tal van verhalen vertellen waarbij ze oprecht menen dat ze het zelf hebben meegemaakt. Het zijn echter verhalen die hen verteld zijn of foto’s die ze ooit hebben gezien.

Geheugen en kindertijd

In relatie tot het voorgaande: hoe ver gaat ons geheugen terug in de tijd? Er zijn mensen die beweren dat ze van alles weten uit hun baby-en peutertijd. Volgens tal van onderzoekers is dat zeer onwaarschijnlijk. Een kleuter van vijf jaar kan zich inderdaad nog van alles herinneren uit de peutertijd. Daarna raakt hij die herinneringen (meestal) kwijt. Dat komt omdat zo rond het zesde jaar het denken gereorganiseerd wordt. Kinderen gaan op een andere manier denken en je zou kunnen zeggen dat er dan ook schijfruimte vrij wordt gemaakt. Je raakt dan dus die herinneringen alsnog kwijt.

Wat je je herinnert van je peutertijd herinnert is meestal – net zoals in het voorbeeld van Oliver Sacks – datgene wat je ooit verteld is en je vervolgens hebt verbeeld of wat je op een foto hebt gezien.

Cryptomnesie

Douwe Draaisma heeft veel geschreven over de werking van het geheugen. het probleem is alleen dat ik dat allemaal niet kan onthouden. Deze keer gaat het over een vorm van 'toevallig geheugen'.  Herinner je iets nu wél of niet of perongeluk. Dat heet cryptomnesie.

Stel je voor dat je iets bedenkt. Een mooi idee, een originele vondst. En je schrijft er ook nog eens een artikel over. Een paar dagen later krijg je een boze brief. Je hebt plagiaat gepleegd. Want in december 2016 heeft meneer de Boer over hetzelfde onderwerp geschreven. Wat is er dan aan de hand?

Cryptomnesie betekent letterlijk ‘verborgen geheugen’. De term werd bedacht door de Zwitserse hoogleraar psychologie Théodore Flournoy, een tijdgenoot van Sigmund Freud.

De term wordt gebruik om de bron te verklaren van ervaringen waarvan mensen geloven dat ze origineel zijn. Maar de bron blijkt te zijn dat je je iets herinnert dat je vergeten bent.

Verschillende geheugenopslag

Dat klinkt onmogelijk, maar omdat er zo’n 250 soorten geheugen bestaan kan het dus toch. Met je ene geheugen weet je absoluut niet meer dat iets is gebeurd, maar in je andere geheugen zit het gegeven nog wel opgeslagen. Bijvoorbeeld: je weet niet meer dat je iets hebt gelezen, maar als je een voorwerp ziet denk je wél opeens: ‘daar kan ik dat voorwerp voor gebruiken’. Je denkt dus een originele uitvinding te doen, maar je boort door een praktische ervaring iets aan wat al eerder bedacht is.

Een vroeger leven?

Er is een stroming in de psychologie die op deze manier verhalen over gebeurtenissen uit vroegere levens meent te kunnen verklaren. Die vorige levens zijn er niet geweest, maar datgene wat je je nu herinnert is dan iets uit je leven wat eerder is gebeurd, maar wat je jezelf niet meer herinnert.

Helderziendheid?

Datzelfde kan ook in een meer recent verleden zijn gebeurd. Zo vertelde een paragnost over twee broers die waren overleden. Hij kon ook vertellen waar dat was gebeurd en onder welke omstandigheden ze waren overleden. Later bleek dat hij een artikel over de beide broers had gelezen, maar dat hij zich dat nu meer bewust was. Hij had dus niet het overlijden van de beide broers ‘gezien’, hij had gelezen over beide broers. Dat is dus geen kwestie van helderziendheid, maar van vergeetachtigheid.

Als iemand een idee overneemt van een ander en denkt dat hij het zelf bedacht heeft hoeft dat geen (bewust) plagiaat te zijn. Het kan even goed een gevolg zijn van de manier waarop we informatie in ons geheugen opslaan. Bijvoorbeeld: een vertekend idee als gevolg van cryptomnesie.

M/V en oud worden

Volgende week moet ik weer twee keer een dagdeel cursus geven over de gevolgen van het ouder worden. Waarschijnlijk hebben beide organisaties mij gevraagd omdat ik van die gevolgen een levend voorbeeld ben.
Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is image.png

Eén van de verschillen tussen – uiteraard de gemiddelde – man en vrouw is dat vrouwen eerder last krijgen van lichamelijk ongemak. Dat zie je soms ook aan de voorraad pillen en poeders tijdens een diner (met water innemen. ‘Ober, hebt u een glaasje water voor mij?’).

Bij mannen zie minder lichamelijke klachten, maar vaker cognitieve klachten. Ze scoren doorgaans hoger op de verstrooidheidsindex. Ook raken ze sneller in de war bij het bakken en braden.

Kakhiel heeft het allemaal treffend geïllustreerd. Dat plaatje gebruik ik dan ook in de cursus.