Geheugen en slaap

Presteer je beter op een examen als je goed geslapen hebt? Kun je beter je boek onder je kussen leggen dan de hele nacht doorblokken?

Een eeuw geleden werd een positief effect van de slaap aangetoond in Amerikaans onderzoek. Als proefpersonen die een examen moesten doen na het leren even gingen slapen en vervolgens examen deden presteerden ze beter dan degenen die wakker waren gebleven maar op dezelfde tijd gestopt waren met studeren.

De onderzoekers verklaarden dat uit het feit dat je – als je slaapt – geen invloeden meer van buitenaf hebt. De slaap zou dus goed zijn om informatie te consolideren.

Uiteraard is dat onderzoek later vele malen herhaald. De uitkomsten zijn niet unaniem. Kennelijk is er meer aan de hand. Maar het is wél zo dat de meerderheid van de onderzoeken laten zien dat met slaap een positief effect bereikt kan worden. s men de proefpersonen tussen het leren en de toetsing van het geleerde laat slapen. Honderden studies in alle soorten en maten volgden. Soms bevestigden ze het effect niet, maar vaker wel.

Men denkt dat slapen leidt tot een ‘replay’: het nogmaals afdraaien van de lesstof, zodat de kennis dieper in de hersenen wordt opgeslagen. Dat werkt natuurlijk alleen als je overdag ook stevig hebt gestudeerd. Ik kan me overigens weinig momenten herinneren waarbij ik ’s nachts met de lesstof bezig was. Er zijn leukere zaken om van te dromen.

Meer waarschijnlijk is nog dat de verschillende fasen van de slaap verschillende geheugenfuncties activeren. De diepe slaap zou belangrijk zijn voor het declaratief geheugen (kennis die je bewust opslaat). De lichte slaap zou dan belangrijker zijn voor het emotionele geheugen: de verwerking van dingen. 

Een lui geheugen?

Tegenwoordig lees je veel over het actief houden van het geheugen. Je moet als oudere voortdurend hersengymnastiek zoen, anders vertroebelen de neurologische wateren in je bovenkamer. Maar klopt dat wel? 

Ondanks alle aansporingen voor het doen van hersengymnastiek zijn we in geestelijk opzicht luier geworden. We liggen ’s nachts niet wakker van de vraag hoe die politicus ook alweer heette. We doen het anders. We stoppen ons denken al snel en vragen Google om een antwoord.

Niet bepaald slim, vindt de Duitse geheugenonderzoeker Manfred Spitzer. Hij waarschuwt voor de gevolgen van deze geestelijke luiheid. Veel van ons denkwerk wordt overgenomen door internet en daardoor gaat ons geheugen achteruit. Hij noemt dit digitale dementie.

Spitzer: ‘Onze hersenen functioneren als een spier: als ze gebruikt worden, dan groeien ze. Worden ze niet gebruikt, dan verschrompelen ze.’ Spitzer verwijst daarbij naar een al eerder op dit blog geciteerd onderzoek over Londense taxichauffeurs. Degenen die de tomtom gebruikten hadden minder goed ontwikkelde ‘kaartverbindingen’ in de hersenen dan de chauffeurs die er een eer in stelden om zélf de weg te vinden. Wat dat betreft is er voor mij nog hoop: ik weiger de kaart en de fietsrouteplanner te raadplegen.

Onderzoekers aan de andere kant van de oceaan zijn minder somber. En met die andere kant bedoel ik de Atlantische Oceaan. Amerikanen houden van gemak en zijn ook minder somber over de toepassing van gemak. Volgens hen past het geheugen zich juist aan: studenten onthouden eerder hoe ze het antwoord op een vraag kunnen vinden, dan dat ze het antwoord zelf onthouden. ‘Transactief geheugen’ noemen ze dat: er ontstaat een soort collectief geheugen, zodat ieder individu minder hoeft te onthouden.

Sterker nog, de informatierijke omgeving die internet creëert, zou ons brein juist stimuleren en bijdragen aan het Flynn-effect. Ook daar heb ik al eerder over geschreven. Onze gemiddelde intelligentie stijgt: elke volgende generatie scoort weer hoger op de intelligentietest. Vergeleken bij mijn kleindochters ben ik maar een domme opa.

Gebaseerd op een artikel door Henk Maassen en Nicolien van der Have in Medisch Contact, 18 december 2013. 

Meer geheugen

Het opstarten van de PC kostte de afgelopen tijd ongeveer een kwartier. Nu was ik op mijn werk ook wel wat gewend aan wachttijden, maar een kwartier vond ik echt wat aan de lange kant.

Af en toe komt er een student bij ons thuis langs. Deze student, Jesse is de naam, aangenaam, trok een diagnostisch gezicht en zei dat mijn geheugen vol zat. Dat denk ik ook al een tijdje. Maar hij bedoelde het geheugen van de PC.

Ik had meer geheugen nodig. Hij heeft een tweede schijf geplaatst. Ik ben nu van alles kwijt, want sommige zaken zitten op de eerste schijf en anderen zijn inmiddels verhuisd naar de nieuwe schijf. Hoe dat allemaal werkt: daar heb ik geen idee van.

Ook bleken tal van programma’s verouderd te zijn. Jesse noemde dat ‘antiek’. Zo ver wil ik niet gaan, want dan zou de oude schijf opeens erg veel waard zijn.

In elk geval start de PC nu binnen twee minuten op en kan hij ook allerlei programma’s tegelijk uitvoeren.

Ik vraag me af of mijn persoonlijke geheugen (lees: de executieve functies) niet ook zo'n tweede schijf kan gebruiken zodat ik weer sneller na kan denken en meer dingen tegelijk kan doen. Maar zo ver schijnt de medische wetenschap nog niet te zijn. 

Geheugen van mannen en vrouwen

Om jullie maar meteen uit de droom te helpen: het schijnt dat mannen meer vergeetachtig zijn dan vrouwen. Maar belangrijker is dat mannen andere dingen onthouden dan vrouwen.

Dat is eigenlijk ook wel logisch. Meestal onthoud je de dingen die binnen je denkraam passen beter dan andere dingen. En mannen hebben doorgaans een wat ander denkraam dan vrouwen.

Niet standaard natuurlijk, we hebben het hier over westerse gemiddelden. Ik schijn trouwens nogal af te wijken van veel westerse mannelijke mindsets. In ieder geval weet en onthoud ik niets van technische zaken, van auto’s, van voetballen, van bieren en van andere zaken die bij mannen schijnen te horen.

Tineke heeft een aanzienlijk deel van die geheugens over genomen: ze weet van alles van techniek en van soorten bier. Maar zij vergeet weer verjaardagen en ik krijg ze niet uit mijn hoofd. Zelfs niet van mensen die 30 jaar geleden zijn overleden.

geheugen

Dat mannen meer vergeten dan vrouwen vertelde ik onlangs tijdens een cursus. Veel vrouwen knikten instemmend. Ik had de les wel kunnen vullen met al die persoonlijke ervaringen.

De enige mannelijke cursist in de cursusgroep zei dat het logisch is dat mannen meer vergeten dan vrouwen, want ze slaan ook meer informatie op. Als hij met zijn vrouw een wandeling door een onbekende stad maakte wist hij later van alles over die stad te vertellen. Zijn vrouw wist ook van alles, maar dat ging alleen over de plaatselijke schoenenzaken. Dus was zijn conclusie: “Ik sla meer op, dus kan ik ook meer vergeten…” Voor deze redenering bestaat ook een term, maar die ben ik alweer vergeten. Je kunt als man niet alles onthouden.

Ons geheugen gaat vanaf ongeveer ons 28e jaar geleidelijk achteruit. Vanaf het 40e jaar gaat het opeens nog harder. Maar bij mannen is de knik na het 40e jaar nog sterker dan bij vrouwen.

In ieder geval inspireerde de relatief grote vergeetachtigheid van mannen Kakhiel tot een plaatje dat ik hier bij voeg ter verstrooiing.

Geheugen (m versus v)

Vergeten mannen meer dan vrouwen? Ik heb doorgaans bijna alleen vrouwelijke cursisten. Zij zijn het helemaal met die stelling eens. Mannen vergeten meer dan vrouwen. 

Ik heb een bijzondere echtgenote. Ze heeft – net als haar vader – een sterk geheugen. Ik ben maar een klein geheugenkaartje, zij heeft honderden gigabytes aan opslagruimte.

Haar vader kon in zijn laatste levensjaar nog allerlei technische gegevens, geschiedkundige gebeurtenissen en bijbelse feiten opnoemen. Hij was een soort van wandelende encyclopedie. Het wandelen ging steeds langzamer, de encyclopedie was nog volledig intact.

Tineke constateert daarentegen dat haar geheugen wel wat minder wordt. Dus sinds ze dat weet is ze van alles op gaan schrijven. Alleen als ze vergeet het op te schrijven vergeet ze ook wat ze had moeten onthouden. En haar leesbrillen is ze permament kwijt. Evenals de scheikundige formules die ze ooit heeft moeten leren op de opleiding. Maar daar oefent ze ook niet meer mee.

In het dal van de Kirnitzsch

Er is echter een aspect waarin ik haar de baas ben. Het is echt maar één aspect. Ik moet het dus niet gaan overdrijven. Ik weet beter de weg. Daardoor kan ik haar af en toe verrassen. Zo ook tijdens de vakantie.

We waren na lang zwoegen boven aan een heuvel aanbeland. Tineke vroeg zich af waar we zouden gaan eten. Ik sprak en zeide: “Ik weet onderweg wel een leuk restaurant.” Dat zou bijzonder moeten zijn, want hoe zou ik in onbekende omgeving een leuk restaurant weten? Maar Tineke geloofde mij op mijn woord en zoefde na mij met een gemiddelde snelheid van 25 kilometer per uur het dal van de Kirnitzsch in.

Kirnitzschtalbahn

Na tien kilometer remde ik af en sprak: ‘we zijn er!’ Opeens ging er een luikje van haar geheugen open. Een week eerder had ze gezegd: ‘hier wil ik nóg wel een keer eten’. Dat had ik in mijn oren geknoopt. Dus leidde ik haar naar dezelfde plek. We kwamen nu alleen vanaf de andere kant.

Geleidelijk gingen er meer luikjes van het vrouwelijk geheugen open. Het dal van de Kirnitzsch, daar kwamen we met de Kirnitzchtalbahn, oh ja, hier is een waterval en daar hebben we gezeten.

Alle tafeltjes bleken gereserveerd te zijn. Niet omdat er zoveel mensen kwamen, maar vanwege personeelstekort. Maar we mochten toch ergens plaatsnemen en lieten ons bedienen. Niet door meneer pastoor, maar door een mevrouw uit Tsjechië die hier dienstdoend oberes was. 

Cognitieve gevolgen van het ouder worden (11)

Jawel, beste mensen, zullen we dan maar weer? Ik hoor jullie al zuchten. Maar vrees niet: dit is de laatste aflevering in deze serie. Ik begin weer met een negatief bericht, maar ik sluit af met een positief bericht.

Het prospectieve geheugen gaat achteruit bij het ouder worden. Wat is dat? Dat is dat je iets van plan bent om te doen, maar vervolgens vergeet je het. Het meest bekende voorbeeld is dat je naar de keuken loopt en dat je daar heel iets anders gaat doen dan je van plan was. Je zou gaan afwassen, maar je eet de trommel met koekjes leeg. Daarna ga je voor de TV zitten. De afwas doe je niet.

Het zal de oplettende lezer duidelijk zijn dat er een verband bestaat tussen het werkgeheugen en het prospectieve geheugen. Beiden hebben te maken met plannen en organiseren. Om het plat te zeggen: ‘de volgehouden aandacht’. Die aandacht zet je soms tijdelijk op een laag pitje, maar als het tijd is activeer je die aandacht weer.

Mevrouw Belinda Pourier heeft onderzoek gedaan naar het prospectief geheugen bij mensen met de ziekte van Parkinson, mensen met dementie, met hersenletsel en na een CVA. Bij alle vormen staat het prospectief geheugen onder druk, maar ook weer op een verschillende manier. Welke verschillende manieren dat zijn, dat wordt te ingewikkeld en ik ben de clou ook weer vergeten, trouwens.

Voor de oudere lezers zal het herkenbaar zijn dat dat prospectieve geheugen – vooral als je het druk hebt – nog wel eens een steekje laat vallen. Je moet steeds meer bij de les blijven om het allemaal te kunnen organiseren.

Zo gaan er bij Tineke op de telefoon talrijke alarmen vanwege zaken waar ze zich toe moet zetten. Bij mij gaat nooit zo'n alarm. Niet omdat ik geen dingen moet onthouden, maar omdat ik niet weet hoe ik het alarm aan moet zetten op mijn telefoon. En dat wil ik graag zo houden. Anders weet ik straks niet meer waarom dat alarm gaat.

Na het slechte nieuws is het tijd voor het goede nieuws. Dat betreft het procedurele geheugen. Je valt in het water en je gaat zwemmen. Hoe kan dat nu? Je hebt al dertig jaar niet gezwommen. Dat is toch kunt zwemmen is te danken aan de kennis van je procedurele geheugen dat de zwemslag had opgeslagen.

Er zijn ook wel zaken die je ooit kon en die je nu niet meer kunt, maar die had je dus niet goed genoeg opgeslagen. Zo moest ik onlangs in een hotel de Senseo bedienen. Het gevolg was dat de prut tegen de muur zat en dat ik die avond geen koffie had. Niet goed opgeslagen dus.

Een kenmerk van het procedurele geheugen is overigens dat je je niet bewust bent dat je die kennis ergens hebt opgeslagen. Je hoeft er niet bij na te denken, het gaat vanzelf. Het zijn geautomatiseerde handelingen. En het gaat om het uitvoeren van motorische handelingen. Er gebeurt iets en je weet wat je moiet doen.

Het intoetsen van een pincode of het bedienen van een Senseo-apparaat vallen daar strikt genomen dus niet onder: je weet het en je moet er bij nadenken. Dat gaat dus niet vanzelf…

Tijdens het schrijven van deze serie ben ik weer een stukje ouder geworden. Nu nog een zwembroek kopen om te kijken of ik nog kan zwemmen. 

Cognitieve gevolgen van het ouder worden (10)

Het temporal order geheugen gaat achteruit bij het ouder worden. Het wordt moeilijker om je 'de volgorde der dingen' te herinneren. 

Sowieso wordt de tijd meer ingewikkeld naarmate je ouder wordt. Ik heb daar al eerder over geschreven. Deels komt dat waarschijnlijk omdat de structuur van de dagen anders wordt. Mij overkwam dat ook toen ik een paar maanden aan huis gebonden was vanwege een complexe beenbreuk. Ik was de grip op de dagen kwijt. Alleen de zondag was nog herkenbaar.

Tegenwoordig houd ik een dagboek bij om de grip op de dagen vast te kunnen houden. Tineke doet dat ook. Anders weten we de antwoorden op de W-vragen gewoon niet meer: Wie, Wat, Waar, Wanneer?

Dit is dus geen kwestie van dementie, maar van normale veroudering.

Het impliciete geheugen gaat niet achteruit bij het ouder worden. Dat scheelt dan weer. Het zijn de herinneringen die je je niet bewust bent, maar die wel ergens in je geheugenkast liggen opgeslagen. Het laatje zit dicht, maar als het open schuift weet je weer wat er in ligt.

Bijvoorbeeld: je herinnert je niet meer dat er een bepaald standbeeld op het Kerkplein in Ulvenhout staat. Maar als je daar bent herken je het opeens weer. “Hé, hier zijn we eerder geweest.”

Of: je komt bij een kruising die niet actief in je geheugen ligt opgeslagen en ter plekke weet je weer dat je rechtsaf moet.

Volgens ouderenpsycholoog André Aleman zijn er 256 verschillende soorten van geheugen. Maar die kan ik toch echt niet allemaal opzeggen. 

Amnesie

Amnesie is de verzamelnaam voor geheugenverlies. We onthouden allemaal slechts een paar procent van wat we dagelijks meemaken. 

De meeste informatie wordt dus helemaal niet opgeslagen. Gelukkig maar, anders zouden onze hersenen al heel snel overbelast zijn.

Intermezzo: de school

Maar hoe zit het nu als je eerst iets wel had opgeslagen, maar dat je diezelfde informatie later weer kwijt bent? Ook dat is een volkomen normaal verschijnsel. Ik vraag me de laatste tijd wel eens af waarom ik eigenlijk naar school ben geweest. Volgens mij heb ik bijna niets onthouden van wat ik daar geleerd heb. Het zou best eens zo kunnen zijn dat het onderwijs een vorm van ineffectieve tijdsbesteding is geweest.

Helaas heb ik dat niet uit kunnen zoeken. Ik heb geen identieke tweelingbroer. Want als we dan de één wél naar school hadden laten gaan en de ander niet en we zouden de effecten na 50 jaar meten, dan hadden we kunnen zien in hoeverre de verworven kennis in de puberleeftijd een halve eeuw later nog van waarde is.

Dissociatieve amnesie

Onder de amnesieën vallen uiteraard de verschillende vormen van dementie. Maar een bijzondere vorm is de dissociatieve amnesie. Dan is er geen sprake van een organische oorzaak waarom iemand iets helemaal kwijt is, dan spelen psychische factoren de grootste rol.

Vijf vormen

Er zijn (minstens) vijf verschillende verschijningsvormen van dissociatieve amnesie:

1. Gelokaliseerde amnesie: je weet van een klein stukje van je leven helemaal niets meer (bijvoorbeeld van de dag waarop je moeder een ongeluk kreeg)

2. Selectieve amnesie: je herinnert je wel wat je hebt meegemaakt, maar het meest traumatische deel ben je kwijt (bijvoorbeeld: je weet wel dat de groep waarin je reisde werd overvallen, maar je weet niet dat één van de groepsgenoten daarbij is overleden).

3. Algehele amnesie: dit zijn bijzondere omstandigheden die af en toe de krant halen. Er wordt iemand aangetroffen op een bankje in de stad, maar die persoon weet niet eens meer wie hij is, laat staan dat hij weet waar hij is opgegroeid, wie zijn ouders waren en wat voor werk hij deed.

4. Voortdurende amnesie: de persoon heeft vanaf een bepaalde datum geen herinneringen meer. Zoals bij een mevrouw die geen herinneringen meer heeft vanaf het moment dat haar man haar opbelde dat hij niet meer thuis wilde komen.

5. Gesystematiseerde amnesie: je weet een bepaald type informatie niet meer op te diepen, bijvoorbeeld alle herinneringen die met Duitsland of met de Duitsers te maken hebben.

Simuleren

Er zijn ook mensen die zeggen zich bepaalde omstandigheden niet meer te kunnen herinneren, bijvoorbeeld dat ze op een bepaald moment op een bepaalde plek waren of dat ze niets meer weten van een bepaalde belofte die ze hebben gedaan.

Als iemand ten onrechte een beroep doet op zijn falende geheugen wordt dat simuleren genoemd.

Cognitieve verandering bij het ouder worden (4)

Gaat het geheugen achteruit bij het ouder worden? Vaak wordt daar 'ja' op geantwoord, maar het is de vraag of dat waar is. 

Ik vergelijk mijn eigen hoofd wel met mijn bejaarde PC. Alles zit er gewoon nog in, maar er zit zóveel in, dat de computer tijd heeft om het allemaal op te diepen. Bovendien gaat het opstarten moeizamer, want je kunt minder dingen tegelijk. Het moet allemaal na elkaar.

Tegelijkertijd vraag ik me af waarom al die oude zaken nog in mijn geheugen zitten. Waarom weet ik ons telefoonnumer uit 1960 nog? Als ik al die oude gegevens weg zou kunnen gooien zou er ruimte ontstaan voor nieuwe gegevens.

Je zou kunnen zeggen: het is niet zozeer een probleem van het geheugen, maar van de opslagcapaciteit en van de verwerkingssnelheid. Het geheugen wordt minder efficiënt en gaat in zekere zin achteruit. Maar dat je de zaken wat minder gemakkelijk opdiept wil niet per definitie zeggen dat je geheugen achteruit gaat. Het antwoord is dus ‘ja’ en ‘nee’.

Hoe zit het met de visuospatiële vaardigheden en met de visioconstructie? Jawel, gooit u dat maar in mijn pet! Dit zijn de vaardigheden die het mogelijk maken voorwerpen te manipuleren door middel van mentale beelden, zowel in twee als in drie dimensies. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het berekenen of inschatten van de positie van een voorwerp als je het draait. Maar er valt ook onder: het herkennen van gezichten, van de weg, van voorwerpen in een andere omgeving. Een bekend onderzoek is de opdracht om op een blaco vel een klok te tekenen en de wijzers op kwart voor twee te zetten.

Bij simpele taken is dit voor ouderen geen probleem. Ze kunnen nog een goede inschatting maken hoe je een voorwerp al draaiend op de juiste plek kunt krijgen, gezichten herkennen in een andere omgeving is geen probleem (de naam vaak wel), de weg naar huis wordt gemakkelijk weer gevonden en de klok wordt moeiteloos getekend (behalve door iemand met autisme die die klok niet wil tekenen omdat het geen kwart voor twee is).

Maar... als het om meer complexe  visuospatiële vaardigheden gaat blijkt het voor alle ouderen allemaal ingewikkelder te worden. Daar moet bij worden aangetekend dat ook de achteruitgang van het zien en moeite met het evenwicht verstorend kunnen werken. 

Verdringing (3)

Een onderzoek in Nature bevestigt dat we slechts omwille van de cerebrale orde onder ons schedeldak sommige dingen vergeten om andere te kunnen onthouden. 

Met verdringing heeft dat weinig te maken, en dus al helemaal niet met het idee dat je traumatische ervaringen zo kunt toedekken dat ze niet meer voor het bewustzijn toegankelijk zijn.

Je kunt zelfs het omgekeerde vermoeden. Als het onderdrukken van een gedachte over een paarse olifant al leidt tot versterking ervan, dan moet dat effect bij emotionele gedachten nog sterker zijn.

Nieuwe Kerk met koe. Denk niet aan die koe!

Misschien herken je dat beeld wel bij het beklimmen van een hoge toren (in Delft staat er eentje van 109 meter). Ik ben niet representatief voor de gemiddelde Nederlander, maar boven komt toch de vraag bij mij op: ‘wat gebeurt er als ik spring?’ Terwijl ik die gedachte juist helemaal niet wil hebben.

Het lijkt er op dat het menselijk geheugen zichzelf bestraft. Dat wat je niet wilt denken denk je tóch. Het lijkt de apostel Paulus wel. Er is ook een cognitieve verklaring. Juist als je jezelf verplicht om ergens niet aan te denken wordt het object de prikkel om er wél aan te denken. Dus als ik het smalle deurtje naar de bovenste trans van de toren van de Nieuwe Kerk door ga en de ruimte voor me zie is dat juist de prikkel om wél aan dat springen te denken.

Dat is experimenteel aangetoond door mensen een serie dia’s te laten zien waarbij ze bij een dia van een hond persé niet aan een spin mochten denken. Het gevolg was dat bijna alle proefpersonen bij het vertonen van de hond aan een spin dachten. Het werd dus een schijnvertoning. Laat mensen iets onderdrukken terwijl er een serie dia’s wordt vertoond, en het verbodene komt spontaan boven als ze bij een volgende gelegenheid de dia’s opnieuw zien.”

Bij het onderdrukken van ongewenste gedachten spelen waarschijnlijk twee processen een rol. Je probeert er niet aan te denken door afleiding te zoeken, maar tegelijkertijd houden de hersenen voortdurend, zij het niet bewust, in de gaten of die roze olifant niet toch uit het geheugen opduikt. Zolang je dat afleidingsmanoeuvre volhoudt, blijft de olifant uit de buurt. Maar zodra andere zaken je gedachten in beslag nemen, krijgt de onbewuste zoektocht de overhand: en daar is die ijsbeer weer.”

Er is echter nog een factor van belang. Als je een gedachte als ernstig en gevaarlijk beleeft duikt hij eerder op in je geheugen. Stel dat ik écht bang zou zijn om van de toren van de Nieuwe Kerk te springen, dan zou die gedachte me al tijdens de beklimming voortdurend in de greep houden. Omdat ik weet dat ik dat niet ga doen is het een eenmalige gedachte als ik door de smalle deur naar de bovenste trans stap.