Brussel Overdwars (1)

Vanuit Delft ligt Brussel dichterbij dan Zwolle en een internationaal treinkaartje naar België is soms nog goedkoper dan een binnenlands kaartje. Zo heb ik een keer een kaartje naar Luik gekocht toen ik een congres in Maastricht bezocht. Dat bleek een aantal euro's goedkoper. 
Bluebike in Vilvoorde

Tegenwoordig heb ik de opdracht om één keer per week een fietsdag in te plannen. Die fietsdag verdween steeds als sneeuw voor de zon in het kader van: hoe regel ik zinvolle dagbesteding voor 70-plussers?

Deze maandag stond als een huis, maar er was zeer veel regen en een stormachtige wind voorspeld. Nochtans en desalniettemin besteeg ik weer de trein voor een bezoek aan de agglomeratie Brussel.

Ik stap uit in Vilvoorde. Veel mensen kennen die plaats niet en dat is ten onrechte. Vilvoorde is namelijk een niet onaanzienlijke plaats. Alleen val je minder op als je tegen een grote stad aangeplakt zit, staat of ligt.

Gerenoveerd bedrijfspand in Vilvoorde

In tegenstelling tot veel andere stations in België is de verbouwing van het station van Vilvoorde wel redelijk gelukt. Men is er aan begonnen en het grootste deel van de verbouwing is ook nog eens afgerond. Eigenlijk staat er nu een nieuw station zonder gebouw (ingang) naast het oude station. En ergens onderweg bevindt zich een fietsenstalling waar je voor Euro 1,50 een Bluebike kunt huren. De beheerder van de fietsenstalling merkt op dat ik ´anders Nederlands’ spreek. Dat klopt, ik ben geen Vlaming.

Ik heb vandaag geen plan en ik heb uiteraard ook geen fietskaart bij me. Ik ga gewoon mijn neus achterna. Het enige dat ik wel wil bezoeken is het park van de Drie Fonteinen, omdat mij dat door Petra is aangeraden. Maar als ik in de buurt van het Kanaal van Willebroek ben word ik twee maal bijna van mijn fiets geblazen. Dat lijkt me te gevaarlijk, mijn beide broers hebben hun heup gebroken, ik wil niet de derde zijn. Ik besluit beschutter te gaan fietsen en dat wil zeggen: niet langs het kanaal.

Van Vilvoorde naar Schaarbeek (10 km)

Nu we het toch over Vilvoorde hebben: de plaats kent een lange geschiedenis. Helaas werden de oude stadsmuren in de 20e eeuw gesloopt. De stad was een industrieel centrum van betekenis en daar passen geen antieke voorzieningen bij.

Maar ik wil het nu over de tijd na 1950 hebben, want die heb ik zelf meegemaakt. Net zoals in bijvoorbeeld Twenthe stortte ook hier de traditionele industrie in en de grote Renaultfabriek werd aan het eind van de 20e eeuw gesloten. Een grote werkloosheid was het gevolg en Vilvoorde kreeg de naam van een trieste industriestad. Bovendien werd de tram naar Brussel opgeheven omdat een kerktoren op instorten stond. Dat argument had ik nog niet eerder gehoord in het kader van bezuinigingen op het OV.

Toch gaven de gemeente en de plaatselijke industrie de moed niet op. Op allerlei plekken wordt gewerkt aan renovatie en oude industriegebouwen krijgen een nieuwe functie. Momenteel trekt de werkgelegenheid weer aan en er wordt hard gewerkt aan in infrastructuur en aan nieuwbouw. Ondertussen telt Vilvoorde bijna 50.000 inwoners. De grootste partij in de gemeenteraad zijn de Groenen, gevolgd door een liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen.

Ondertussen blijkt Vilvoorde in een toestand van verbouwing te verkeren. Er wordt in elk geval hard aan de weg gewerkt en af en toe raak ik het fietsspoor bijster. Uiteindelijk kom ik bij een kanaal uit.

Bij het Stadhuis van Schaarbeek

Mensen willen graag aan het water wonen, dat is tegenwoordig een A-locatie en dat zie je ook in Vilvoorde. Langs het kanaal dat de haven van Antwerpen verbindt met Brussel worden nieuwe appartementen gebouwd. Maar erg interessant zijn de oude fabrieksgebouwen die een andere functie hebben gekregen. Eén van die gebouwen doet denken aan het Unesco Werelderfgoed gebouw van Van Nelle in Rotterdam.

Het fietspad loopt dood en ik word gedwongen een grote weg met veel verkeer. Ik dacht hier beschutter te kunnen fietsen, maar dat valt bar tegen. Sterker nog: ik vind het zó gevaarlijk dat ik af en toe naast mijn schoenen en naast mijn fiets ga lopen vanwege de onveiligheid. Grote vrachtwagens passeren mij rakelings en door de valwinden langs gebouwen zwiepen de Bluebike en ik af en toe onbehoorlijk.

Straat in Schaarbeek

Hoog boven mijn hoofd rijden ook auto’s. Het is een 1700 meter lang viaduct dat o.a. een spoorwegemplacement en het Zeekanaal (Antwerpen-Brussel) overbrugd. Er zijn 23 overspanningen, zodat je de brug met recht overspannen kunt noemen. Net vandaag meldt een Belgische krant dat de brug in acht jaar tijds gerenoveerd gaat worden. Volgens mij bouw je in dezelfde tijd een nieuwe brug, maar dit is wel zuiniger. Een bevriend hoogleraar in de betontechniek rekent het allemaal op verzoek uit. Onlangs berekende hij tijdens een diner wanneer de toren van de Oude Kerk om zou vallen.

Voor de zekerheid blijf ik toch maar deze weg volgen, die tenslotte weer ongeveer bij de spoorlijn uitkomt. Ik ben nu achter het station van Schaarbeek en die plaats wil ik weer even bezoeken vanwege de vele mooie huizen. Maar voordat ik er ben moet ik nog halsbrekende fietstoeren over ingewikkelde rotondes plegen. 

De M is van Mechelen

Mensen die met de trein naar Brussel of Parijs treinen passeren het Belgische Mechelen. Ook in Nederland ligt een Mechelen, maar dit Belgische Mechelen ligt wat meer naar het westen.

Tijdens die treinreis zien ze op de heenweg aan de rechterkant de grootse Romboutskathedraal. En ze denken: ‘Eigenlijk zouden we hier even uit moeten stappen. Dat doen we later nog wel een keer’. Daarom komen zoveel toeristen nooit in Mechelen.

Zicht op de Sint Romboutskathedraal

Welnu: ik zal jullie even iets over Mechelen vertellen. Mechelen is een bezoek waard en je hoeft er niet eens een omweg voor te maken. Je moet gewoon één station vóór Brussel uitstappen. Het station verkeert – net zoals veel andere Belgische stations – in een toestand van permanente verbouwing. Heb je eenmaal de uitgang gevonden, dan loop je zó het historische centrum van Mechelen in.

Hoewel er in Mechelen geen Oranjes zijn begraven lijkt de plaats toch wel een beetje op Delft. Beide steden liggen namelijk klem tussen twee geografische reuzen. Delft tussen Den Haag en Rotterdam en Mechelen tussen Antwerpen en Brussel. Dan val je niet zo op. Toeristen denken dat er in grote steden meer te beleven valt. Dus missen ze nogal eens de mooie dingen. Het échte België vind je niet in Antwerpen of Brussel, het echte Nederland niet in Amsterdam of Rotterdam. 

Grote Markt in Mechelen

Delft en Mechelen zijn ook ongeveer even groot: beide steden tellen rond de 100.000 inwoners. Het voordeel van een geografische klempositie is dat je als toerist op een rustiger manier de stad kunt bekijken, zonder dat er allemaal Chinezen en Japanners met fototoestellen voor je voeten lopen.

Een bijnaam van de inwoners van Mechelen is ‘de maneblussers’.  Ooit dacht een dronken man tijdens een mistige avond dat de Romboutskathedraal in de hens stond. Hij riep alle inwoners op om mee te helpen met de bluswerkzaamheden. De kerk werd kletsnat, maar er was geen brand. Men had slechts de maan geblust.

Kanaal naar Leuven in Mechelen

De toren van de Romboutskathedraal had 167 meter hoog moeten worden, maar dat is niet gelukt. Het geld was op. De toren is nu ‘slechts’ bijna 98 meter hoog. Maar beter een onafgemaakte toren dan een brug die niet af is gemaakt. 

Net als Antwerpen en Brussel telt Mechelen veel inwoners die van oorsprong uit andere landen komen. De eerste grote groep immigranten waren Spanjaarden, daarna volgden mensen uit Marokko (ze vormen nu bijna 20% van de bevolking). Ook telt de stad naar verhouding veel Assyrische christenen en Armeniërs die rond 1900 voor het religieuze en ethnische geweld van de toenmalige Turkse overheid zijn gevlucht.

Achterafstraatje in Mechelen

Opmerkelijk in de Mechelse gemeenteraad is de enorme opkomst van de groene partijen. Zij bezetten 25 van de 43 zetels. 

Uiteraard lopen de meeste toeristen direct naar de Grote Markt (met belfort en stadhuis) en de  Romboutskathedraal (genoemd naar bouwmeester Rombout Keldermans). Er waren meerdere Keldermannen, allemaal mannen en architect. Ze bouwden ook in Nederland talrijke kerken en stadhuizen (zoals de kerk van Veere en het stadhuis van Middelburg. De bouw begon altijd met de kelder. Daarom heten ze ook zo. 

Mijn advies is (net als bij veel andere steden): wandel eens door die kleine oude achterafstraatjes. Die maken veel steden juist zo boeiend...

Op de fiets bij Achterbroek

Donderdag bevond ik mij  'achter Achterbroek'. Ik wist die dag helemaal niet waar ik zou gaan fietsen, maar de eerste trein na 9 uur bracht mij in Roosendaal (voor 9 uur mag de fiets niet mee met de trein). 
In de omgeving van Achterbroek (bij Kalmthout, Vlaanderen)

Vanuit Roosendaal ritselde ik door tal van bossen en hobbelde zo België in. In die hoedanigheid kwam ik zonder kaart en plan in de omgeving van Achterbroek terecht.

Daar had ik ondertussen erg koude voeten die ik opwarmde in een plaatselijke broodjeszaak annex koffie.

De foto maakte ik met het goedkope fotocameraatje op mijn antieke telefoon. Soms komt er dan toch nog een beetje sfeer uit. 

Nieuwpoort

Hunebedbouwers: 2000 jaar voor Christus. Slag bij Nieuwpoort: 1600. Aldus de canon van de Nederlandse geschiedenis die in het klaslokaal op de lagere school hing.
Nieuwpoort: stadsplein en Belfort

Destijds dacht ik dat de slag gewoed had in Nieuwpoort bij Gorkum. Daar was ik als tienjarig jongetje wel eens in mijn eentje naar toe gefietst. Alleen begreep ik niet hoe er een zeeslag gewoed kon hebben op een rivier, in dit geval op de Lek.

Pas later begreep ik dat de Slag bij Nieuwpoort gewoed had bij Nieuwpoort in de zuidelijke Nederlanden. Tegenwoordig heet die streek België. Ze vinden het zelf meer Vlaanderen. Want in deze streek wonen de meest nationalistische Belgen, die het minste van de Franse taal moeten hebben. In de regio wordt ook jaarlijks de IJzerwake gehouden, onder de toren die het opschrift draagt: AVVK. Dat betekent: Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus.

Nieuwpoort straatbeeld

Eindelijk bezochten we Nieuwpoort. Het is een mooie oude vestingstad met een rechthoekig stratenpatroon. De stad vormde een bolwerk tegen de Fransen die desondanks maar liefst vijf keer de stad bezetten.

Zoals alle steden in dit gebied: de plaats werd in de Eerste Wereldoorlog compleet in puin geschoten. Deze keer waren de Duitsers degenen die probeerden de stad te bezetten.

Doordat het Belgische leger de omgeving onder water had gezet konden de Belgische militairen hier standhouden tegen het qua aantal overmachtige Duitse leger. Het IJzerfront bleef vier jaar ongeveer op dezelfde plek liggen en op alles wat boven het maaiveld uitstak werd geschoten. Alle oude gebouwen die hier staan werden na 1918 in een speciale kleur baksteen opnieuw opgebouwd.

Nieuwpoort historisch centrum en kerktoren

Nadat de vestingwerken waren gesloopt kwam het toerisme op gang. De stad Nieuwpoort werd een vergeten deel van wat één grote toeristische bestemming werd: Nieuwpoort-Bad. Hier bevindt zich tevens een enorme jachthaven vol luxe zeewaardige jachten. De smalle kuststrook bestaat voornamelijk uit platgewalste duinen waarbij twee rijen van aaneengesloten flatgebouwen staan, van meestal tien tot twaalf verdiepingen hoog.

De Kusttram rijdt door Nieuwpoort-Bad en heeft ook een halte aan de noordzijde van het oude stadje Nieuwpoort. Bij deze halte is een boulevard van ongeveer een kilometer met bijna alleen eetgelegenheden. 

Eén fietsdag of een week?

Hoe kun je in één fietsdag het idee hebben dat je een week met vakantie bent geweest? Toch is het me gisteren gelukt. 

Ik stapte om half zeven op de trein die via de HSL naar Eindhoven rijdt. Daar stapte ik over op de Intercity naar Maastricht. Dan ben je eigenlijk al een beetje in het buitenland. De stad is een beetje perongeluk Nederlands gebleven. Scheelt wel veel rommel. In België zijn ze experts in het organiseren van rommelige stadsontwikkelingen.

Via het centrum van Maastricht fiets ik naar de Pietersberg. De ENCI was bezig deze berg af te graven, maar is gestopt met de werkzaamheden. Het zag er allemaal vredig en minder stoffig uit. Het moet nu een toeristische attractie worden.

Maas bij Lixhe met overal plastic in de bomen

In Lanaye (bekend van de Stop van Ternaaien) wilde ik het veer naar Eijsden nemen. Dat voer niet vanwege de sterke stroming. Heb je de overstroming gehad, krijg je vervolgens stroming. Het is ook nooit goed. Dus fietste ik door over een vrij nieuwe en rustieke fietsroute richting Luik. Het pad was deels nog beblubberd en meters hoog hing er plastic in de bomen als gevolg van de overstromingen van vorige week. Normaal zie je dat niet: nu werd zichtbaar wat we allemaal voor ellende gewoon in de natuur weggooien.

Drie landen op één dag

Visé liet ik links liggen, maar in Argenteau stak ik de Maas over – die hier Meuse heet – en zag daar een bordje naar een knooppunt staan. Ik ben nooit te beroerd om iets uit de knoop te halen, dus ik pakte dat fietspad. Het leek meer een pad voor moutainbikes. Ik moest mij zelf en mijn Batavus zelfs twee keer over een omgevallen boom hijsen. Pas na een uur was ik weer in de bewoonde wereld. Nu was de weg geplaveid, maar de helling te steil. Ik liep dus maar naar boven.

Het centrum van Herve

Belgische dorpen bestaan doorgaans uit lintbebouwing zonder dat je weet in welk dorp je bent, dus ik weet ook niet precies waar ik geweest ben. Uiteindelijk kwam ik op een grotere weg uit naar Herve. Het Land van Herve staat bekend om de productie van appelstroop. Dat is gezonder dan hagelslag. En Herve is een mooi centrumstadje met een grote kerk en veel bloemstukken aan lantaarnpalen. Een heel gedoe om die allemaal water te geven.

Daarna volgde ik weer de grote weg richting Aken. Ik had kleinere wegen kunnen nemen, maar deze weg biedt panoramische uitzichten, links richting de (lager gelegen!) Vaalserberg en rechts het dal van de Vesdre met op de achtergrond ‘les Ardennes bleu’. Henry-Chapelle is het hoogst gelegen dorp op deze route. Daarna volgde een kilometerslange afdaling naar het dal van de Geul. Het riviertje lag vriendelijk te kabbelen, maar zo aardig was het vorige week niet.

In dat dal ligt Neu Moresnet, met een wonderlijk aardrijkskundig verleden. Het was een aantal decennia niemandsland en neutraal gebied. Als je in een dal zit moet je er doorgaans ook weer uit zien te komen. Fietsen is dus net zoals het gewone leven. Ik moet nu over de flanken van de Vaalserberg om in Aken de geraken.

Bezoekers van Aken gaan meestal naar de wijk rondom de Dom, maar Aken heeft ook mooie bebouwing uit de 19e eeuw

De streek is minstens tweetalig en soms ook drietalig. Kelmis of la Calamine leeft van de Duitsers die hier inkopen komen doen. Vroeger dachten de Duitsers dat België goedkoper was omdat de BF minder waard was dan de DM. En dat idee hebben ze bij de invoering van de Euro volgehouden.

De drukke doorgaande weg is inmiddels geen racebaan meer. Vanaf het hoogste punt is het vijf kilometer zonder trappen naar het centrum van Aken. Daar is het gezellig druk vanwege de meestal Nederlandse toeristen. Ze moeten wel wennen aan de strenge Duitse mondkapjesplicht.

Zuid-Limburg bij Nijswiller

Omdat Aken in een dal ligt moet ik weer klimmen om in Vaals uit te komen. Ook Vaals bestaat uit een grote rechte weg met winkels voor Duitsers die Einkaufe willen doen en daarachter een veel leuker dorps gedeelte met een oud kerkje en drie heuse kastelen/landhuizen/

Vanuit Aken volg ik onder dreigende luchten de grote weg richting Valkenburg om vervolgens bij Nijswiller een haakse bocht te maken richting Heerlen. Die weg is niet bepaald om over naar huis te schrijven. De autowegen hebben het in deze streek duidelijk gewonnen van het langzame verkeer.

Rond 20 uur stap ik op de trein naar Eindhoven en de overstap brengt mij via de HSL weer in Delft. Ik heb 900 meter  hoogteverschil tot mij genomen en de fietsteller heeft er ruim 100 kilometer bij opgeteld. Het voelde als een week vakantie. 

Naar Binche

Als je in Bergen blijft kom je niet ver op de fiets. We richtten onze blikken oostwaarts en reden dan ook aan die kant de stad uit. Deels moet dat in België op het gevoel, de bewegwijzering is onregelmatig en vooral op het autoverkeer gericht.

Al een paar jaar lang wilde ik Binche bezoeken: een stadje dat halverwege Bergen en Charleroi ligt, ongeveer 20 km. ten oosten van Bergen.

Geleidelijk klommen we het zachtglooiende land van Henegouwen in. Links van ons lag een dal: de dorpen in het dal konden we niet zien. Dat is het stroomgebied van de Sambre, maar tegenwoordig wordt dat gebied vooral zichtbaar door een kanaal dat werd aangelegd voor o.a. het vervoer van steenkool en ijzererts van de industrie rond Charleroi en la Louviere. 

Langs de grote weg richting Binche staat veel lintbebouwing. Dat is typerend voor het Belgische straatbeeld. Het lijkt wel of veel inwoners van België graag aan een drukke weg wonen. De uitbreiding van die dorpen ligt voornamelijk in het verleden: herkenbaar aan de typerende woningen voor fabrieksarbeiders aan het begin van de vorige eeuw. Er staan tal van deze woningen  voor een voor Randstad-begrippen habbekrats te koop (rond de 100.000 euro).

Je ziet daardoor niet zoveel van het landschap. Slechts af en toe konden we een blik werpen op het glooiende land met vooral veel akkerbouw, soms weilanden en her en der plukjes bomen of stroken struikgewas. De foto bij dit blog is op een zijweg gemaakt.

Na twee uur fietsen dalen we af naar Binche. Het verkeer is er erg druk, want Binche ligt aan een kruising van wegen. Al dat verkeer moet dwars door de historische binnenstad. Dat is een behoorlijke afknapper...

De Ronde van België (11)

Oei, toen was ik dus in Hoei (zoals de Vlamingen zeggen). Het is een stad met 20.000 inwoners aan de oevers van de Maas.

Steile helling bij Huy

Huy ligt strategisch aan de wegen van Luik naar Namen (aan beide zijden van de Maas), maar er is ook een dwarsverbinding tussen Belgisch Limburg en de Ardennen, met een brug over de Maas. Deze strategische ligging was in de geschiedenis vragen om moeilijkheden: de stad werd maar liefst dertig keer belegerd en een aantal keren verwoest.

De meest bekende monumenten in Huy zijn de Collégiale Notre Dame, een grote gothische kerk waarvan de oudste delen meer dan 800 jaar oud zijn, het fort en de brug over de Maas. Het fort werd rond 1820 door de Hollanders

Huy citadel en kerk, gezien vanaf de brug over de Maas

gebouwd om de Fransen en vooral de Duitsers op een afstand te houden. Dat laatste is niet gelukt en de Duitsers gebruikten het fort als gevangenis voor verzetsstrijderd. De weg naar het fort is erg steil, je kunt er ook met een kabelbaan komen.

Het is druk op de terrasjes rond de Grote Markt, er is druk verkeer rond het kleine centrum van de stad, bovendien loopt het kwik in de zon op tot tegen de 30 graden. Die combinatie maakt dat ik alsnog de koffie over sla en de

Panorama van Huy vanaf de heuvels aan de noordzijde van de Maas

Batavus maar weer bestijg: op zoek naar rustiger oorden. Ik fiets de brug over de Maas over en klim aan de overkant van de rivier weer naar grote hoogte. Aan de overkant van het water ligt de kerncentrale van Tihange, één van de twee Belgische kerncentrales die voortdurend ter discussie staan.

Landschap ten noorden van de Maas bij Huy

Eenmaal boven voert de weg door zachtglooiend land, met af en toe een afdaling naar het dal van een zijriviertje van de Maas en dan weer een klim. Er liggen hier tal van dorpen die deels nog een agrarisch karakter hebben behouden, maar er lijken ook tal van forensen uit het nabijgelegen Luik te wonen. In sommige dorpen bevindt zich een kasteel temidden van groen lover. Daardoor kun je het in de zomer niet goed op de foto krijgen (…). Maar in de warmte is dat wel prettig.

Drukke weg van Amay naar Tongeren

Uiteindelijk kom ik op de grote weg naar Tongeren uit. Het blijkt een drukke weg te zijn zonder fietspad. Voortdurend kijk ik in mijn achteruitkijkspiegel welk gevaar mij bedreigt. Maar bijna alle automobilisten houden goed rekening met deze eenzame fietser: ze halen pas in als er geen tegenligger komt. Ik voel me min of meer gedwongen om stevig door te fietsen, want achter mij hangt er een zwaar onweer in de lucht. Ik hoor het rommelen en af en toe zie ik een flits. Ik houd een stevige snelheid aan van zo’n 24 kilometer per uur, daarbij geholpen door de ‘meewind’ van alle inhalende auto’s. Bovendien kan ik een tijdje achter een luidruchtig landbouwvoertuig fietsen.

Op de grens van Wallonië en Vlaanderen, de grens bij Tongeren

Rond zes uur passeer ik de grens van de tiende Belgische fietsprovincie: Limburg. Vanaf nu is de taal weer Nederlands. Maar het Frans zit inmiddels al aardig in mijn hoofd verankerd.

Tongeren is samen met Doornik de oudste stad van België. In beide steden wordt uiteraard gezocht

Tongeren Grote Markt en Onze Lieve Vrouwe basiliek

naar documenten die moeten bewijzen dat de één danwel de ander écht het oudste is. De Romeinen bouwden Atuatuca Tungrorum uit tot een belangrijke vesting aan de handelsweg naar Keulen. De stadswal was maar liefst 4½ kilometer lang! Toen de Romeinen overgingen tot het christelijk geloof werd Tongeren bisschopszetel. Daarvan getuigt ook de Onze Lieve Vrouwe Basiliek: met de bouw werd rond het jaar 1300 begonnen.

Zuidwillemsvaart bij Maastricht

Het onweder zit nog achter mij en ik moet de trein naar Delft zien te halen, dus veel tijd om Tongeren te bezichtigen is er niet. De weg naar Maastricht is recht en tamelijk saai, maar inmiddels is er wel flink gewerkt aan voorzieningen voor fietsers. In de buurt van de brug over de Zuid-Willemsvaart fiets ik Nederland binnen. De weg gaat voortdurend naar beneden, want ik fiets het Maasdal weer binnen.

Met piepende remmen kom ik voor het station van Maastricht tot stilstand. Eindelijk tijd voor koffie. Daarna stap ik op de trein naar Eindhoven. De fietsteller heeft er ook vandaag 115 fietskilometers bij opgeteld.

De Ronde van België (10)

Vandaag begint de fietstocht alwéér in Ciney. Erg voorspoedig gaat het allemaal niet. Na een tijdje flink klimmen sta ik op het erf van een Franstalige boerderij.

Straat in Ciney

L’agriculteur local me dit que la route se termine dans sa cour. C’est un cul de sac. Dus een uur later ben ik ongeveer weer even ver. Achter me zie ik Ciney liggen. Of leggen zoals de Amsterdammers zeggen.

Ik pak de fietsdraad weer op. Ik mijd de grotere wegen, maar heb niet echt

Mooie vergezichten onderweg

een idee waar mijn fietsweg mij heen brengt. Maar het is mooi weer met prachtige wolkenluchten en erg mooie uitzichten.  Het eerste dorp waar ik (na weer een uur fietsen) kom is Barvaux-Condroz.

Hier ben ik dus kennelijk in de Condroz. Van de aardrijkskunde van

Barvaux-Condroz

voorheen de middelbare school weet ik dat dit een vruchtbare streek is met veel boomgaarden. En ziedaar: op verschillende plekken verkoopt men langs de weg Sirop de Pomme.

Ik fiets over een hooggelegen strook land met mooie vergezichten. Een bord linksaf verwijst naar Havelange. Dat schijnt een centrumplaats te zijn. Dus ik sla ook maar eens linksaf. Het wordt wel een beetje tijd voor koffie.

Porcheresse in de Condroz met leisteen huizen

Ik kom door een paar mooie dorpen met huizen van leisteen. Deze bouw zie je ook in de omgeving van Aken (zoals in het dorp Breinig). Daarna volgt Havelange. Ik dacht aan een grote plaats, maar de gemeente in zijn geheel telt maar 5000 inwoners. Als zo’n plaats als groot wordt gezien moet

Havelange

het wel een dunbevolkt gebied zijn. En in dunbevolkte gebieden staat het openbaar vervoer op de tocht. Zo ook in Havelange: de spoorlijn is opgeheven. Maar er is wel een nuttige ingreep gedaan: de spoorlijn is deels omgebouwd tot fietsroute, een zogenaamd Ravél. De koffie sla ik alsnog over, ik stort me op de volgende etappe.

Na de bebouwde kom van Havelange fiets ik de negende provincie van België binnen: de provincie Luik. Eerder kwam ik door West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Vlaams Brabant, (hoofstedelijk gewest Brussel), Waals-Brabant, Henegouwen, Namen en Luxemburg. 

De fietsroute (ravél, een voormalige spoorlijn) naar Huy

Vanaf het volgende dorp volgt er een ongeveer 15 kilometer lange geleidelijke afdaling langs een beek. Dit is de voormalige spoorlijn van Ciney naar Huy. Vijf kilometer voor Huy kom ik in een industriegebied terecht, maar het tracé van de voormalige spoorlijn is behouden gebleven.

Vijftig minuten na mijn vertrek uit Havelange sta ik in Huy met beide benen op de grond aan de oevers van de Maas. Dat schiet lekker op, want de afstand tussen beide plaatsen bedraagt 20 km.

De Ronde van België (9)

Het is drie uur als ik Marche en Famenne uit fiets. Het is de meest fietsvriendelijke plaats die ik in Wallonië tegen ben gekomen. Ook buiten de stad word ik niet teleurgesteld.

Hotton aan de Ourthe

Een speciale fietsroute brengt mij naar Hotton. Het is weliswaar een route met enige hindernissen en veel haakse bochten, maar toch: het is een fietsroute. Houtton ligt aan de Ourthe. Het verkeer staat er muurvast. Je vraagt je af in een dunbevolkt gebied waar al die auto’s vandaan komen en naar toe gaan.

Ik volg de wegwijzers naar Durbuy. De loop van de wegen is hier nogal onvoorspelbaar, dus het is toch handig dat er borden staan. In Grandhan ben

Het kasteel van Durbuy, met links onder de kerk

ik weer bij de Ourthe en volg het fietspad langs de rivier. Camping na camping ligt aan het water: dit is echt een toeristisch gebied. Je kunt je ook voorstellen dat er bij een plotselings stortbui grote problemen ontstaan.

Durbuy staat te boek als het kleinste stadje van België. Ik had er al jaren geleden over gelezen, maar ik vond de plaats nogal onbereikbaar op een fietsdag. Nu is het dus eindelijk gelukt. Het blijkt ook

Straatje in Durbuy

een stadje te zijn dat zóveel toeristen trekt dat je je nauwelijks kunt voorstellen hoe het hier op een verstilde zondagmorgen in de winter zal zijn. Overal winkeltjes, café’s, souvenirs in de aanbieding. Of de mensen echt oog hebben voor het karakter van het stadje waag ik te betwijfelen: de aandacht gaat meer uit naar het bier en de souvenirs.

Centraal in het stadje staat een hooggelegen kasteel aan de oever van de Ourthe. Daarnaast is er een oude kerk (die minder de aandacht trekt) en een enorme fontein tegen een rotsformatie langs de rivier.

Ik parkeer mijn fiets tegen een hek. Meteen komen er verschillende mensen aanlopen die meer van de Batavus Dinsdag willen weten. En waar de motor zit... Ook de beltdrive (rubberen riem) krijgt veel aandacht. Na een tijdje staat er een hele groep toeristen om de fiets heen. En ik probeer in mijn beste frans uit te leggen wat voor fiets dit is en dat 'electrique' helemaal niet nodig is voor gezonde hollandse benen. Durbuy heeft er een toeristische attractie bij...

Na een uur verlaat ik het stadje weer. Ik heb een vaag plan om richting de Maas te fietsen, maar dan in de richting van Namen (ik ben nu niet zo ver van Luik vandaan). Dat betekent dat ik min of meer terug fiets in westelijke richting.

Onweer onderweg

De lucht wordt steeds dreigender. Onweer op het platteland is niet prettig en kan gevaarlijk zijn, dus ik hoop een volgend dorp te kunnen bereiken. Plotseling begint het te hozen. Dat is niet zo erg, maar het dondert en bliksemt ook. Aan de snelheid waarmee de donderklappen de bliksem opvolgen te meten

is het onweer vlakbij. Onder een boom schuilen lijkt aantrekkelijk, maar is gevaarlijk. Ik trek me gehurkt terug onder een dicht begroeide struik.

Na een half uur is het weer droog. En het is al na zes uur. Tijd voor de laatste etappe van vandaag, ook al weet ik niet waar die heen gaat. Ik blijf het een sport vinden om kaartloos te fietsen.  Geleidelijk klim ik hoger vanuit het dal van de Ourthe. Eenmaal boven is er vooral zachtglooiend groen land

Landschap bij Ciney

(veeteelt). Het gebied is zeer dunbevolkt. Na een uur fietsen ben ik pas door twee dorpen gekomen. Dan opeens zie ik dat ik weer in de buurt van Ciney ben (waar vanmorgen deze tocht begon). Daar is een station. Ik fiets die richting uit en kan nog net de trein naar Brussel halen.

Ik ben vandaag niets opgeschoten. Maar wel heb ik inmiddels de provincie Luxembourg befietst. Er moeten nog twee provincies volgen. De fietsteller heeft er vandaag 115 kilometer bij opgeteld.

De Ronde van België (7)

Philippeville ligt 300 meter boven de zeespiegel. Het is de hoogste gelegen plaats in de omgeving. Welke kant ik ook uit ga, ik mag me verheugen op een afdaling.

De grote weg ben ik helemaal zat. Er loopt een grote weg richting Dinant en een iets kleinere weg naar Givet. Dat lijkt me een meer aantrekkelijke route. Er rijdt nog wel vrij veel verkeer, maar ik hoef niet continu in mijn achteruitkijkspiegel te kijken of ik niet van de weg geblazen ga worden.

Begraafplaats van Philippeville met uitzicht over het Maasdal

En ziedaar, direct na Philippeville ontvouwt zich een weids panorama. Voor me ligt het dal van de Maas, die toch nog ruim 20 kilometer verderop stroomt. De eerste zeven kilometer daalt de weg 140 meter, daarna volgt er een plateau en ook een stukje vals plat in een bosgebied met een lengte van 8 kilometer. Direct na dat bos

De weg naar Givet, net over de Franse grens

ben ik bij de Franse grens. Daar breekt meteen een daverend onweer los. Ik zoek een veilig heenkomen in het eerste café dat ik tegen kom, direct bij de grens.

De rest van de gebeurtenissen alhier heb ik beschreven in mijn blogs van 26 en 27 augustus 2019. Langs de Maas zijn de Fransen ooit stevig doorgestoomd in Noordelijke richting, teneinde zoveel mogelijk strategisch gebied in bezit te hebben. Vandaar dat hier een smalle strook van zo’n tien kilometer breed Frans land temidden van een Belgische omgeving ligt.

Na Givet fiets ik klimmend België weer binnen

Givet ligt op 90 meter hoogte, daarna wordt het dus weer klimmen (tenzij je langs de Maas gaat fietsen). Ik fiets nog steeds kaartloos en heb eigenlijk niet zoveel idee wat ik tegen ga komen. Ik wil in noordoostelijke richting koersen. En ondertussen blijft het regenen. Er staat nauwelijks wind. Het  geeft het land een wat mystieke sfeer.

Het klimmen wordt beloond met mooie vergezichten

Bij een kruising met een grote weg wordt de regen wat al te bar en schuil ik in een portiek van een huis. De weg lijkt rechts eindeloos de diepte in te gaan. Ik bevind me (zo zie ik later thuis pas op de kaart) op (alweer) een hoogte van zo’n driehonderd meter. Ondertussen is het al vier uur geweest, ik heb geen idee waar ik uiteindelijk uit ga komen. Is er nog ergens een station onderweg? De Nederlandse spoorkaart ken ik uit mijn hoofd, die van België zit nog maar nauwelijks opgeslagen onder het kalende schedeldak.

Na een tijdje regent het wat minder hard en trek ik weer de stoute regenschoenen aan. Een mooie weg met prachtige vergezichten blijkt opeens over te gaan in een afdaling met tal van haarspeldbochten. Wat zullen we nú weer beleven?

Beneden blijk ik in de plaats Houyet te zijn aangekomen. Ik beland regelrecht bij het station waar ook meteen een trein binnen komt. Ik heb geen tijd meer om een kaartje te kopen. Dus de trein (geen idee trouwens waar hij naar toe gaat) mag zonder mij verder. Ik zie dat Houyet een toeristische trekpleister is, ik zie alleen geen toeristen, die zitten vermoedelijk allemaal binnen.  Er klatert ook een rivier: dat blijkt de Lesse te zijn. Op het land liggen tientallen kayaks. Hier kun je dus kayak-tochten maken. Maar ik ben op de fiets en fietsen heeft ook mijn voorkeur.

Snelweg door Wallonië

Na Houyet wordt het weer stevig klimmen. Na een half uur ben ik opnieuw op een hoogvlakte met prachtige vergezichten. Opeens ligt er diep beneden mij een autosnelweg. Die is dwars door de heuvels gegraven. Als fietser moet je stevig klimmen, voor de automobilisten is een weg met minder weerstand gegraven. Maar ik wil niet klagen: de uitzichten zijn prachtig.

Het wordt weer droog

Inmiddels wordt het droog en voor de zekerheid ga ik toch maar eens op een kaart kijken. Is er binnen fietsafstand nog een station te vinden, of moet ik terug naar Houyet? En ziedaar: als ik verder in noordoostelijke richting fiets kom ik bij de spoorlijn van Luxemburg naar Brussel. Ik neem aan dat daar af en toe een trein rijdt (dat weet je in België nooit helemaal zeker).

Landschap bij Chevetogne

Bij het dorp Chevetogne besluit ik linksaf te slaan. Overal staan borden: de Route du Tour de France. Het blijkt dat een paar weken geleden de renners van de Tour de France over deze weg zijn gefietst. Ik heb een aanzienlijk lager tempo. Er zit een aantal stevige hellingen in de weg. Uiteindelijk kom ik in het dorp Leignon bij de spoorlijn. Er is zelfs een station. Maar de trein is net vertrokken en de volgende komt pas over (bijna) twee uur. Zo lang ga ik niet wachten. Ik fiets parallel aan de spoorlijn richting Ciney.

Ciney blijkt een grotere plaats te zijn. Hier stopt ook de intercity naar Brussel. Ik scoor nog snel een maaltijd en stap dan op de trein. De fietsteller heeft er vandaag 110 kilometer bij opgeteld.