Cognitieve dissonantie en de bonbon

Cognitieve dissonantie is een term die een halve eeuw geleden bedacht werd door de Amerikaanse psycholoog Leon Festinger. Wat gebeurt er als je iets meemaakt wat niet in je ‘denkraam’ past?

Je kunt dan je handelen aanpassen, maar je kunt ook je denken aanpassen.

Stel dat je moet afvallen. Je loopt langs de koffieautomaat en daar staat ook nog lekkere koek. Een traktatie van een jarige collega. Op de heenweg negeer je die lekkere koek, want je moet afvallen. Je hebt je handelen aangepast.

Daarna heb je een vergadering. Op de terugweg kom je weer langs de automaat. Nu neem je wel een stuk van die lekkere koek, want het was een erg inspannende vergadering. Na inspanning mag je best even ontspannen. Af en toe zondigen moet kunnen. Nu heb je dus je denken aangepast.

Kees van Kooten heeft de werking van de cognitieve dissonantie toegepast op het eten van bonbons. Voor een aantal lezers zal het herkenbaar zijn…

  1. Zet de doos recht voor u op tafel, kijk er strak naar en zeg: “Ik neem er eentje”...
  2. Herhaal dit enige malen voor uzelf.
  3. Maak nu de doos open en bewonder de bovenste laag, terwijl u blijft herhalen: “Ik neem er eentje..”
  4. Neem er nu eentje.
  5. Sluit vervolgens de doos.
  6. Doe de doos weer open en tel, door met wijsvinger rechts van bonbons langs de binnenwand te wroeten, hoeveel lagen bonbons zij bevat en of het heel erg zou zijn, als u er nóg eentje nam..
  7. Beantwoord deze vraag derhalve ontkennend en neem er nog eentje.
  8. Doe de doos nu goed dicht.
  9. Zet haar hoog weg en zorg er bij dit wegzetten voor, dat er een bonbon uitvalt, die bijna op de grond terecht zou zijn gekomen, als u hem niet snel in uw mond zou hebben gestoken.
  10. Probeer nu de doos te vergeten.
  11. Zet een lekker kopje thee.
  12. Vraag u af of een bonbonnetje bij de thee, deze niet nog lekkerder zou smaken.
  13. Beantwoord deze vraag met “Ja!” en haal de doos van de kast.
  14. Drink, om de tweede laag bonbons te bereiken, nog drie kopjes thee.
  15. Verbrand of verstop overgebleven papiertjes van bovenste laag.
  16. Neem, om het aangebroken uiterlijk van nieuwe doossituatie te onderstrepen, één bonbon.
  17. Herhaal deze handeling.
  18. Zoek nu in onderliggende derde laag naar lekkere, ‘net zo’n bonbon als zoëven’ nog op bovenste laag.
  19. Verwijder deze bonbon uit derde laag en eet hem op.
  20. Maak, om ‘doorzakken’ in thans ontstane gat van derde laag te voorkomen, de tweede laag nog drie à vier bonbons lichter.
  21. Breng nu, ter correctie van de totale wanverhouding doos-bonbons, de bonbons over in schaaltje.
  22. Eet, ter vermijding van een lelijke ‘kop op het schaaltje’, diverse hinderlijke bonbons snel op.
  23. Eet, ter feestelijke opening van het zojuist tot bonbonnière gepromoveerde compôteschaaltje, nog zo’n twee à drie bonbons.
  24. Kies, voor verkrijgen van een ‘vol effect’ nu een kleiner schaaltje en laadt de bonbons hierin over.
  25. Handel bij evt. ‘lelijke kopvorming’ als in punt 22.
  26. Herhaal de stap van punt 23.27. E
  27. Eet de nu onduidelijke, niet langer presentabele bonbons terug tot twee stuks.
  28. Eet zelf de lekkerste van deze 2 bonbons.
  29. Verwijder alle bonbonsporen (denk aan de doos!)
  30. Presenteer uw partner bij binnentreden de overgebleven ‘welkom-thuis-bonbon’..!
  31. Zeg tegen je huisgenoot: ‘Je vindt ‘m lekker hè? Dan zal ik morgen eens een hele doos kopen!’

Ons feilbare denken (2)

Daniel Kahneman (1934) is een Israëlisch psycholoog. Hij is een belangrijke pionier op het grensvlak van economie en psychologie. Hij maakte in zijn publicaties korte metten met het idee van de rationeel calculerende mens die in zijn eigen voordeel handelt, en introduceerde de menselijke psyche in de economie. Aldus de gezaghebbende bron voor onwetenden: Wikipedia. 

Een interessant gegeven bij Kahneman is dat – als je lekker in je vel zit – je eerder geneigd bent om de boodschap te geloven. Dat is natuurlijk ook de ‘truc’ bij bijvoorbeeld busreizen waarbij je onderweg allerlei producten kunt scoren. Je hebt een vakantiegevoel en ziedaar: je gelooft de aanbieder die jou vertelt dat je met dit product het beste koopt wat er op de wereld te koop is.

Om in zo’n toestand te geraken moeten de omstandigheden dus gunstig zijn. Een luxe fauteuil in een congrescentrum werkt beter dan een klapstoeltje op de hoek van een tochtige straat. Vandaar dat de krantenverkopers op station Amsterdam Zuid potentiële kopers van een abonnement ook even uit de wind halen door de luwte op te zoeken.

Volgens Kahneman heb je ook een toestand van cognitief gemak. Dat is het volgende volgens Kahneman: ” (…) zult u waarschijnlijk in een goede stemming zijn: u vindt datgene wat u ziet prettig, u gelooft wat u wordt verteld, u vertrouwt op uw intuïtie en u hebt de indruk dat de huidige situatie vertrouwd overkomt. U zult ook ontspannen zijn en oppervlakkige gedachten hebben.”

Als een spreker erg moeilijk gaat doen, zodat de luisteraars alle cognitieve zeilen bij moeten zetten om te begrijpen wat er gezegd wordt is dat een toestand van cognitief ongemak. Je moet het gevoel hebben dat je iets nieuws hoort dat je toch bekend voorkomt. Als het oud nieuws is wordt het weer te saai (‘deze spreker heeft kennelijk niets te vertellen’) en als het te ingewikkeld wordt haak je af: ‘dit is voor mij te hoog gegrepen’.

Als ik lees wat er in de coronadiscussie gebeurt is dat twee groepen beiden proberen hun nieuws op deze wijze te verpakken. Ze bereiken elkaar echter niet, want als de één zegt dat er tientallen kinderen door vaccinatie sterven haakt de ander af. Dat het is gevolg van cognitieve dissonantie: je wilt geen boodschap horen die niet in jouw straatje past. Dus pas je de boodschap naar eigen inzicht aan, zodat het weer logisch klinkt. Omgekeerd: als de overheid zegt dat vaccinaties levens kunnen redden haakt de andere groep af. “Door dit soort desinformatie worden er nóg meer kinderen te grazen genomen en vermoord” was gisteren een opmerking op een mediakanaal dat fel tegen vaccinatie is.

Als ik de boodschap van Kahneman vertaal verkeren beide groepen bij het horen van 'de andere boodschap' in een toestand van cognitief ongemak. Dus bereik je de andere groep niet meer. De boodschap van de ander klinkt cognitief te ongemakkelijk. 

Cognitieve dissonantie en bonbons

Cognitieve dissonantie is een term die een halve eeuw geleden bedacht werd door de Amerikaanse psycholoog Leon Festinger. Wat gebeurt er als je iets meemaakt wat niet in je ‘denkraam’ past?

In de hedendaagse discussies rond corona zie je precies wat er dan gebeurt. Er komt een statistiek in beeld waaruit naar voren komt dat na de vaccinaties het aantal ziekenhuis-opnames daalt. Nee, dat kan niet waar zijn! Dus: er is gefraudeerd met de cijfers.

Stel dat je moet afvallen. Je loopt langs de koffieautomaat en daar staat ook nog lekkere koek. Een traktatie van een jarige collega. Op de heenweg negeer je die lekkere koek, want je moet afvallen. Je hebt je handelen aangepast.

Daarna heb je een vergadering. Op de terugweg kom je weer langs de automaat. Nu neem je wel een stuk van die lekkere koek, want het was een erg inspannende vergadering. Na inspanning mag je best even ontspannen. Af en toe zondigen moet kunnen. Nu heb je dus je denken aangepast.

Gisteren kwam ik een zakje paaseieren tegen in de supermarkt. Ik heb besloten minder te snoepen, maar dat zakje kon ik niet laten liggen. Het was immers maar voor de helft van de prijs. Bovendien moeten er op Pinksteren geen paaseieren meer in de winkel liggen. Want dan zouden Pasen en Pinksteren op één dag vallen.

Kees van Kooten heeft de werking van de cognitieve dissonantie toegepast op het eten van bonbons. In deze decembermaand is dat een mooi thema…

  1. Zet de doos recht voor u op tafel, kijk er strak naar en zeg: “Ik neem er eentje”...
  2. Herhaal dit enige malen voor uzelf.
  3. Maak nu de doos open en bewonder de bovenste laag, terwijl u blijft herhalen: “Ik neem er eentje..”
  4. Neem er nu eentje.
  5. Sluit vervolgens de doos.
  6. Doe de doos weer open en tel, door met wijsvinger rechts van bonbons langs de binnenwand te wroeten, hoeveel lagen bonbons zij bevat en of het heel erg zou zijn, als u er nóg eentje nam..
  7. Beantwoord deze vraag derhalve ontkennend en neem er nog eentje.
  8. Doe de doos nu goed dicht.
  9. Zet haar hoog weg en zorg er bij dit wegzetten voor, dat er een bonbon uitvalt, die bijna op de grond terecht zou zijn gekomen, als u hem niet snel in uw mond zou hebben gestoken.
  10. Probeer nu de doos te vergeten.
  11. Zet een lekker kopje thee.
  12. Vraag u af of een bonbonnetje bij de thee, deze niet nog lekkerder zou smaken.
  13. Beantwoord deze vraag met “Ja!” en haal de doos van de kast.
  14. Drink, om de tweede laag bonbons te bereiken, nog drie kopjes thee.
  15. Verbrand of verstop overgebleven papiertjes van bovenste laag.
  16. Neem, om het aangebroken uiterlijk van nieuwe doossituatie te onderstrepen, één bonbon.
  17. Herhaal deze handeling.
  18. Zoek nu in onderliggende derde laag naar lekkere, ‘net zo’n bonbon als zoëven’ nog op bovenste laag.
  19. Verwijder deze bonbon uit derde laag en eet hem op.
  20. Maak, om ‘doorzakken’ in thans ontstane gat van derde laag te voorkomen, de tweede laag nog drie à vier bonbons lichter.
  21. Breng nu, ter correctie van de totale wanverhouding doos-bonbons, de bonbons over in schaaltje.
  22. Eet, ter vermijding van een lelijke ‘kop op het schaaltje’, diverse hinderlijke bonbons snel op.
  23. Eet, ter feestelijke opening van het zojuist tot bonbonnière gepromoveerde compôteschaaltje, nog zo’n twee à drie bonbons.
  24. Kies, voor verkrijgen van een ‘vol effect’ nu een kleiner schaaltje en laadt de bonbons hierin over.
  25. Handel bij evt. ‘lelijke kopvorming’ als in punt 22.
  26. Herhaal de stap van punt 23.27. E
  27. Eet de nu onduidelijke, niet langer presentabele bonbons terug tot twee stuks.
    28. Eet zelf de lekkerste van deze 2 bonbons.
    29. Verwijder alle bonbonsporen (denk aan de doos!)
    30. Presenteer uw partner bij binnentreden de overgebleven ‘welkom-thuis-bonbon’..!
    31. Zeg tegen je huisgenoot: ‘Je vindt ‘m lekker hè? Dan zal ik morgen eens een hele doos kopen!’

Complotdenken: waarom? (slot)

Het is al lang al duidelijk wie er achter de relschoppers zitten. Al die gebroken ruiten. Het kan niet anders dan daar zitten de glazenzetters achter. Die financieren de relschoppers. Maar liefst 12,7% van de relschoppers blijkt zelfs zelf glazenzetter te zijn. 

Door zo associatief te denken ontwikkel je vanzelf een complottheorie. En als je dan vandaag probeert de glazenzetter te bellen krijg je zijn antwoordapparaat. Logisch, hij zit vast in een politiecel. Nóg meer bewijs dat de branche van glazenzetters achter de rellen zit.

Wie eenmaal in zo’n denkfuik zit komt er moeilijk meer uit. Die persoon ziet steeds meer bewijs dat hij of zij gelijk heeft. En alle andere informatie wordt direct weggefilterd, want die is niet betrouwbaar, is verdacht, wordt gesponsord door grote bedrijven. Die informatie klopt niet met jouw denkraam, dus het kan gewoon niet kloppen.

Mede naar aanleiding van: The enduring allure of conspiracies, Greg Miller, Knowable Magazine, 14 januari 2021

Cognitieve dissonantie

Daar heb ik eerder over geschreven in het kader van de theorie van de cognitieve dissonantie, zoals deze ontwikkeld werd door Leon Festinger.

Daaruit dit stukje. In een oude parabel probeert een vos druiven te pakken. Hij kan er niet bij. Dat is voor hem krenkend. Maar een krenking is iets verschrikkelijks. Dus bedenkt hij een excuus. “Ik houd niet van druiven, ze zijn mij te zuur.”

Maar bij Festinger komt daar nog een dimensie bij. ‘Wat de mens graag voor waar houdt, zal hij sneller geloven’ schreef de filosoof Francis Bacon. En als je daarbij inhaakt op Leon Festinger:

a) de mens zal er alles aan doen om informatie en gedrag die niet bij zijn innerlijke overtuigingen passen af te wijzen,

b) of om ze zozeer goed te praten of te wijzigen dat het zijn streven naar innerlijke harmonie zo min mogelijk zal belemmeren.

Willem Engel als cognitief dissonant? In een artikel door wiskundige Pepijn van Erp werd statistische informatie die door Willem Engel via de site van Viruswaarheid werd verspreid als onjuist beoordeeld. Er zat een denkfout in, waardoor er een onjuiste conclusie uit kwam. 
Willem Engel liet zich daardoor niet overtuigen. In een TV-uitzending van de regionale omroep van Rijnmond vertelde Engel dat de organisatie waar Pepijn van Erp bij betrokken is ('Klopt dat wel?') gesponsord wordt door de farmaceutische industrie. 
De verslaggever vroeg aan Willem Engel of hij daar bewijzen voor had. Volgens Engel waren er zeer sterke aanwijzingen, maar het moest nog verder worden onderbouwd. Dat bewijs kwam zeer binnenkort. Hij vertelde dit in augustus. Maar ook nu heeft hij geen bewijs geleverd. Hij is ook niet op zijn beschuldiging terug gekomen. Wat is er aan de hand?
a) Het kan zijn dat Willem Engel blufpoker speelde omdat hij geen  weerwoord had tegen de argumenten van Pepijn van Erp. Dan moet je jezelf dus opblazen en ga je in de tegenaanval waardoor de inhoud niet meer ter sprake hoeft te komen. 
b) Het kan ook zo zijn dat Engel werkelijk gelooft dat Pepijn van Erp wordt betaald door de farmaceutische industrie.  Het kan niet waar zijn dat hij gelijk heeft, want dan zou ik ongelijk hebben.' Dat zou dan een gevalletje cognitieve dissonantie zijn.
c) De derde optie is dat het bewijs wel is geleverd door Willem Engel, maar dat ik dat gemist heb. In dat geval mag iemand mij dat bewijs leveren.  

Snelle verspreiding

Er is nog een bijzonder aspect aan het complotdenken. Dat is dat al die berichten zo ontzettend snel gedeeld worden. In Nieuwegein zou een meisje zijn omgekomen door het dragen van een mondkapje en één minuut later werd het bericht al in Spijkenisse verspreid. Als ze het ook daar weten moet het dus wel waar zijn.

Mensen lezen nauwelijks wat er staat en dan wordt het bericht al verspreid. De boodschap is: “Zie je wel dat ik gelijk heb. Nu hoor je het ook eens van een ander!” En hoe meer je die boodschappen ziet, des te meer heb je natuurlijk gelijk. Daardoor worden er allerlei niet onderbouwde berichten voortdurend rondgestuurd en herhaald waardoor het uiteindelijk lijkt alsof het tóch waar is.

Ook in dat opzicht is er sprake van een sektarische tendens. Leden van sektes krijgen voortdurend dezelfde boodschap te horen. Ook al twijfelden ze aanvankelijk, ze zijn er tóch in gaan geloven. Ze hoorden namelijk niets anders meer. En hoe meer ze tegen elkaar zeiden dat dat wat de leider zei toch echt een mooie boodschap was, hoe meer steun ze ook van elkaar ervaarden. Het steeds dezelfde boodschap horen is dus ook weer een vorm van troost in een bedreigende wereld waarbinnen je het gevoel hebt dat jouw ‘missie’ niet gehoord wordt.

In de binnenstad van Eindhoven ging een mevrouw tekeer tegen een journalist die 'zeker weer aan het brainwashen was'. Hij handelde in opdracht van de overheid en van Big Pharma, daarom was hij daar, om mensen uit te horen. Tewijl de media democratisch moesten zijn en de stem van het volk moesten laten horen in plaats van de roeptoeter van de overheid zijn. En ze wist ook wel dat alle mensen om haar heen vermomde ME'ers waren, precies zoals in de Derde Wereldoorlog was gebeurd...

De jaren ’50 waren een complexe tijd met een enorme piek aan complotdenken. Ook nu zien we weer zo’n piek. Maar het verschil is dat de informatie zich razendsnel verspreidt, zonder dat er nog checks plaatsvinden. Er ontstaan daardoor parallellen aan informatiestromen, die op hun beurt ook weer het complotdenken voeden, want er vindt geen correctie meer plaats.

Stel dat vijftig mensen om die mevrouw heen zouden vertellen waar ze woonden, wat voor werk ze deden, wat voor hobby’s ze hadden. Het zou niet hebben geholpen. De mevrouw wist het allemaal té zeker, die mensen waren toch ME’ers.

Er bstaan wel degelijk samenzweringen, er zijn dwarsverbanden en machtsstructuren in de samenleving die niet goed zijn. Een beetje achterdocht kan geen kwaad. Het wordt complotdenken als je niet anders meer kunt denken. De wereld is zwart-wit en er is geen nuance meer mogelijk. Ook als de feiten aantoonbaar anders zijn laat je je dan niet meer corrigeren.  

Het kan niet waar zijn! (2)

Volgens de Italiaanse arts Professor Maria Rita Gismondo reden er door Milaan lege ambulances met zwaailichten en de legertrucks in Bergamo (4200 doden op 100.000 inwoners) reden er ook leeg rond. Er waren wel mensen ziek, maar het was zeker geen crisis. Wie moet je nu geloven? Deze professor die niet in Bergamo was of de inwoners van Bergamo die hun verhaal vertellen?  

In dat verband duikt het woord ‘infodemie’ op: het teveel aan informatie. Er lijkt een teveel aan zeer tegenstrijdige informatie te zijn en dat hindert de beleidsvorming.

Daarbij giert ook nog eens het fakenews over het internet. Het verbreidt zich sneller en makkelijker dan een virus, en misschien is het ook og wel gevaarlijker. Daar schreef de Prediker al over in de Bijbel: “Er komt geen einde aan het aantal boeken dat geschreven wordt, en veel lezen mat het lichaam af.”

Als je de ernst van de situatie in Bergamo ontkent: is er dan sprake van cognitieve dissonantie? Of wil ik het verhaal van Professor Gismondo niet horen omdat ik niet kan geloven dat de inwoners van Bergamo hun verhaal verzonnen hebben? Dan is er bij mij sprake van cognitieve dissonantie. In ieder geval was ik niet in Bergamo, ik heb het verhaal uit de tweede, derde of nog veel latere hand.

In een oude parabel probeert een vos druiven te pakken. Hij kan er niet bij. Vervolgens zegt hij: “Ik houd niet van druiven, ze zijn mij te zuur.”

Het pijnlijke verhaal dat hij niet bij kon valt voor deze narcistische vos niet te verdragen. Om dat pijnpunt te herstellen heeft hij een nieuw verhaal bedacht: hij houdt niet van druiven.

Maar bij Festinger komt daar nog een dimensie bij. ‘Wat de mens graag voor waar houdt, zal hij sneller geloven’ schreef de filosoof Francis Bacon. En als je daarbij inhaakt op Leon Festinger: de mens zal er alles aan doen om informatie en gedrag die niet bij zijn innerlijke overtuigingen passen af te wijzen, of om ze zozeer goed te praten of te wijzigen dat het zijn streven naar innerlijke harmonie zo min mogelijk zal belemmeren.

Professor Henri Beunders noemde in de Groene Amsterdammer in dit verband de ontdekking van Galileo Galilei die een telescoop bouwde en daarmee (indirect) bewees dat de maan om de zon moest draaien. Een aantal collega’s weigerde om door de telescoop te kijken, anderen deden het wel en ontkenden wat ze zagen: wij zien het, maar het mág niet waar zijn, dus is het niet waar. 

Waar we nu dus mee geconfronteerd worden is de waarde van ‘informatie’ en de vertekening van onze waarneming van de werkelijkheid. Henri Beunders (emeritus hoogleraar publieke opinie aan de Ersasmus Universiteit in Rotterdam) beëindigt zijn bijdrage in de Groene Amsterdammer (27 maart 2020) met de oproep om meerdere betrouwbare bronnen te raadplegen.

"Maar daarnaast moeten we ons -zeker in tijden van crisis - bewust zijn van onze eigen vormen van cognitieve dissonantie en andere persoonlijke gebreken. Dat vergroot de kans op het effectief verwerken van informatie in een tijd van informatie-overload."

Het kan niet waar zijn! (1)

In augustus 1940 werd een deel van Den Helder gebombardeerd. Ooggetuigen uit die tijd hadden swastika's op de vliegtuigen gezien. De Duitse bezetter had in (door hen) bezet gebied een bombardement uitgevoerd.

Uit de logboeken van de Engelse luchtmacht blijkt echter dat Engelsen de stad hebben gebombardeerd. Ze wilden de Rijkswerf bombarderen, maar er werd een woonwijk getroffen. Hadden ze hun vliegtuigen dan op zijn Duits beschilderd? Nee, dat hadden ze niet gedaan. Er zaten RAF-emblemen op de vliegtuigen. Toen de ooggetuigen dit bericht hoorden konden ze het niet geloven. Ze wisten het nog steeds zéker: het waren de Duitsers die de stad hadden gebombardeerd.

Het kan niet waar zijn dat de Engelsen mijn stad hebben gebombardeerd. Dat idee is onverdraaglijk. Dus moeten het wel de Duitsers zijn geweest.

Hoe kan het dat mensen zeker weten dat ze iets hebben gezien, terwijl het toch niet waar is? Dat wordt cognitieve dissonantie genoemd (een term van de psycholoog Festinger). Als er iets niet klopt met je beleving ben je geneigd om je waarneming te gaan sturen. Je ziet dan dus iets wat je niet ziet. Dat is omdat het je er alles aan gelegen is om je wereldbeeld weer kloppend te maken.

Dat verschijnsel lijkt zich ook voor te doen als het om corona gaat. Het zou bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn bij de Italiaanse hoogleraar Professor Maria Rita Gismondo. In de eerste weken van de crisis riept ze op om vooral het hoofd koel te houden: het was niet zo’n ramp zoals door de overheid gesuggereerd werd. Zij vertelde dat er vanuit haar ziekenhuis lege ambulances met zwaailichten door de straten van Milaan heen en weer scheurden (haar verhaal staat op de site van Viruswaarheid).

Bergamo

Ook het konvooi van militaire vrachtwagens in Bergamo – de beelden schokten eind maart de westerser wereld – vervoerde volgens haar geen enkel lijk. Niet dat ze zelf in Bergamo was (de meest getroffen stad in Italië) maar het is haar bevestigd door de verantwoordelijke militaire kolonel.

Volgens een lokale krant zouden er in twee maanden tijds 4500 mensen zijn overleden (op 100.000 inwoners). Omdat de meeste inwoners niet getest werden zijn ze lang niet allemaal mee geteld als ‘corona-dode’. Een burger-initiatief in Bergamo is een juridische strijd begonnen tegen het gemeentebestuur omdat er vanwege economische belangen te lang was gewacht met een lock-down. Deze mensen hebben de ellende aan den lijve ervaren. Volgens deze inwoners heeft dit uitstel tot nodeloos veel slachtoffers geleid.

Het is de vraag wat Professor Gismondo van de getuigenissen van die inwoners van Bergamo vindt. Ze was vanaf het eerste begin kritisch over covid-19. Er was sprake van een griepgolf, er kwamen mensen in het ziekenhuis, maar het effect van het virus was volgens haar een psychologische pandemie en niet een medische pandemie. Het zou kunnen zijn dat deze situatie dus niet in haar hoofd paste. Het kon allemaal niet waar zijn.

De vraag is: was het niet waar of kon het in het hoofd van professor Gismondo niet waar zijn? In het eerste geval waren die legertrucks fakenieuws, in het tweede geval is er mogelijk bij professor Gismono sprake van cognitieve dissonantie: het kan gewoon niet waar zijn dat het zó erg is geweest. Er waren geen volle legertrucks, er waren geen vliegtuigen met Engelse emblemen. 

Het eten van een doos bonbons in 31 stappen

Cognitieve dissonantie is een term die een halve eeuw geleden bedacht werd door de Amerikaanse psycholoog Leon Festinger. Wat gebeurt er als je iets meemaakt wat niet in je ‘denkraam’ past? Je kunt dan je handelen aanpassen, maar je kunt ook je denken aanpassen.

Stel dat je moet afvallen. Je loopt langs de koffieautomaat en daar staat ook nog lekkere koek. Een traktatie van een jarige collega. Op de heenweg negeer je die lekkere koek, want je moet afvallen. Je hebt je handelen aangepast.

Daarna heb je een vergadering. Op de terugweg kom je weer langs de automaat. Nu neem je wel een stuk van die lekkere koek, want het was een erg inspannende vergadering. Na inspanning mag je best even ontspannen. Af en toe zondigen moet kunnen. Nu heb je dus je denken aangepast.

Bonbons in 31 stappen

Kees van Kooten heeft de werking van de cognitieve dissonantie toegepast op het eten van bonbons. In deze decembermaand is dat een mooi thema…

  1. Zet de doos recht voor u op tafel, kijk er strak naar en zeg: “Ik neem er eentje”...
  2. Herhaal dit enige malen voor uzelf.
  3. Maak nu de doos open en bewonder de bovenste laag, terwijl u blijft herhalen: “Ik neem er eentje..”
  4. Neem er nu eentje.
  5. Sluit vervolgens de doos.
  6. Doe de doos weer open en tel, door met wijsvinger rechts van bonbons langs de binnenwand te wroeten, hoeveel lagen bonbons zij bevat en of het heel erg zou zijn, als u er nóg eentje nam..
  7. Beantwoord deze vraag derhalve ontkennend en neem er nog eentje.
  8. Doe de doos nu goed dicht.
  9. Zet haar hoog weg en zorg er bij dit wegzetten voor, dat er een bonbon uitvalt, die bijna op de grond terecht zou zijn gekomen, als u hem niet snel in uw mond zou hebben gestoken.
  10. Probeer nu de doos te vergeten.
  11. Zet een lekker kopje thee.
  12. Vraag u af of een bonbonnetje bij de thee, deze niet nog lekkerder zou smaken.
  13. Beantwoord deze vraag met “Ja!” en haal de doos van de kast.
  14. Drink, om de tweede laag bonbons te bereiken, nog drie kopjes thee.
  15. Verbrand of verstop overgebleven papiertjes van bovenste laag.
  16. Neem, om het aangebroken uiterlijk van nieuwe doossituatie te onderstrepen, één bonbon.
  17. Herhaal deze handeling.
  18. Zoek nu in onderliggende derde laag naar lekkere, ‘net zo’n bonbon als zoëven’ nog op bovenste laag.
  19. Verwijder deze bonbon uit derde laag en eet hem op.
  20. Maak, om ‘doorzakken’ in thans ontstane gat van derde laag te voorkomen, de tweede laag nog drie à vier bonbons lichter.
  21. Breng nu, ter correctie van de totale wanverhouding doos-bonbons, de bonbons over in schaaltje.
  22. Eet, ter vermijding van een lelijke ‘kop op het schaaltje’, diverse hinderlijke bonbons snel op.
  23. Eet, ter feestelijke opening van het zojuist tot bonbonnière gepromoveerde compôteschaaltje, nog zo’n twee à drie bonbons.
  24. Kies, voor verkrijgen van een ‘vol effect’ nu een kleiner schaaltje en laadt de bonbons hierin over.
  25. Handel bij evt. ‘lelijke kopvorming’ als in punt 22.
  26. Herhaal de stap van punt 23.27.
  27. Eet de nu onduidelijke, niet langer presentabele bonbons terug tot twee stuks.
    28. Eet zelf de lekkerste van deze 2 bonbons.
    29. Verwijder alle bonbonsporen (denk aan de doos!)
    30. Presenteer uw partner bij binnentreden de overgebleven ‘welkom-thuis-bonbon’..!
    31. Zeg tegen je huisgenoot:‘Je vindt ‘m lekker hè? Dan zal ik morgen eens een hele doos kopen!’

Cognitieve dissonantie

We hebben bijna dertig jaar in Den Helder gewoond. Tijdens de Duitse bezetting heeft de stad zwaar te lijden gehad onder Duitse terreur en onder Engelse bombardementen. Met grote belangstelling heb ik dan ook het programma 'Andere Tijden' bekeken dat over de oorlogstijd in Den Helder ging.

In het programma kwamen ooggetuigen aan het woord. Een mevrouw vertelde dat de stad in augustus 1940 was gebombardeerd door Duitse vliegtuigen. Dat klonk mij vreemd in de oren, want het zou betekenen dat de Duitsers hun (toen) eigen steden bombardeerden. Maar de mevrouw wist het zeker: ze had de swastika’s op de vleugels gezien.

Ook een meneer (destijds een jongetje) vertelde over dit bombardement. Ook hij wist het zeker: het waren Duitse vliegtuigen. De Duitse ‘emblemen’ zaten op de toestellen.

Een psycholoog heeft onderzoek gedaan naar deze waarnemingen. Want de beide mensen zijn niet de enigen. Ook in andere Nederlandse steden tijdens de bezetting vertellen mensen dat hun woonplaats door de Duitsers werd gebombardeerd.

Uit andere beschrijvingen (ook van de geallieerde luchtmacht zelf) komt echter naar voren dat de bombardementen door de Engelsen zijn uitgevoerd. Ze wilden de Rijkswerf bombarderen, maar er werd een woonwijk getroffen. Hadden ze hun vliegtuigen dan op zijn Duits beschilderd? Nee, dat hadden ze niet gedaan.

Hoe kan het dat mensen zeker weten dat ze iets hebben gezien, terwijl het toch niet waar is? Dat wordt cognitieve dissonantie genoemd (een term van de psycholoog Festinger). Als er iets niet klopt met je beleving ben je geneigd om je waarneming te gaan sturen. Je ziet dan dus iets wat je niet ziet. Dat is omdat het je er alles aan gelegen is om je wereldbeeld weer kloppend te maken.

Het kan niet waar zijn dat de Engelsen mijn stad hebben gebombardeerd. Dat idee is onverdraaglijk. Dus moeten het wel de Duitsers zijn geweest.

Cognitieve dissonantie

Leon Festinger ontwikkelde in de jaren ’50 van de vorige eeuw de term ‘cognitieve dissonantie’.

Er ontstaat cognitieve dissonantie wanneer wat je ervaart niet in overeenstemming blijkt te zijn met hoe je had verwacht hoe het zou zijn of gedacht had hoe het zou moeten zijn. Dat kan gebeuren rond feiten (cognities), maar ook rond houding, emotie en gedrag.

Een fabel waarin al bijna 3000 jaar geleden (de ‘oude Grieken’) werd ‘gespeeld’ met dit thema was de vos die niet bij de druiven kan en dan als verklaring geeft dat hij ze toch niet lustte omdat ze zuur waren.

Een nieuwe computer

Stel: je hebt bij hoog en bij laag beweerd dat als jouw idee zou worden uitgevoerd, dat de problemen vervolgens voorbij zouden zijn. Bijvoorbeeld: als ik een nieuwe computer heb gekocht kan ik sneller werken.

Je koopt de nieuwe computer en de achterstanden in je werk nemen alleen maar toe. Dan moet je eerdere cognitie (‘als ik eenmaal een nieuwe computer heb blijf ik beter bij met mijn werk’) in overeenstemming zien te brengen met de nieuwe situatie. Er ontstaat dan een vaak onbewust proces waarbij je probeert om de cirkel toch weer rond te krijgen. Bijvoorbeeld: ‘verschillende van mijn collega’s hebben ook zo’n computer gekocht, dus het was écht een goede aankoop’.

De zoon die ergens anders moest wonen

Een ander voorbeeld: je hebt als ouders alles op alles gezet om een goed onderdak voor je puberende zoon met een verstandelijke beperking te vinden. Je denkt: daar zal hij het naar zijn zin hebben, want er is goede begeleiding en hij woont er tussen anderen met dezelfde behoefte aan zorg. Hij zal zich dus minder alleen voelen dan thuis. En dan blijkt dat je kind er toch geen aansluiting heeft.

Je zoekt dan een manier om voor jezelf het beeld toch weer te verklaren. Bijvoorbeeld dat hij niet meer weet hoe eenzaam hij vaak thuis was en dat het nu toch uiteindelijk allemaal beter zal blijken te zijn.  Je hebt zó je zinnen gezet op de nieuwe situatie dat dat beeld gewoon persé moet blijven kloppen, ook al weet je eigenlijk wel dat het niet klopt.

Als iemand uit de omgeving opmerkt dat het toch niet zo goed gaat als gedacht kun je een heftige reactie verwachten. Zo’n opmerking wordt als zeer bedreigend ervaren. Ze voeden het vuurtje dat je nu net juist uit had willen doven. Dus wordt alles uit de kast getrokken om de ‘aanvaller’ tot de orde te roepen.

De vrouw die gegijzeld werd

Een speciale vorm van cognitieve dissonantie wordt gezien bij gijzelingen. De gegijzelde gaat zich identificeren met de gijzelnemer. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij Natasha Kampusch, die positieve gevoelens ontwikkelde voor haar ontvoerder Wolfgang Priklopil. Later legde ze uit waardoor dat kwam. Als ze met de enorme haat was blijven leven was ze er aan onderdoor gegaan… Er achter ligt het idee dat het gewoon niet waar kán dat een mens jou zoiets aan doet.