Brussel Overdwars (3)

De Waterloosesteenweg is erg lang, nog langer dan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Hij begint bij de Hallepoort en trekt daarna een ruim 12 kilometer lang spoor naar het zuidoosten. 
De terugweg is de meest westelijke lijn

Geleidelijk klimt de weg naar een hoogte van 80 meter boven Nieuw Brussels Peil om daarna af te dalen naar de bebouwde kom van Ukkel waar het Belgische weer wordt ontworpen. Ik sla in de binnenstad rechtsaf en fiets door eindeloze en zeer gevarieerde bebouwing. Dat is zo leuk aan al deze plaatsen: elke architect heeft weer zijn eigen idee gehad over schoonheid. En soms was er veel geld en een andere keer kwam de bodem van de geldkist al snel in zicht.

Ik heb geen idee hoe het hier allemaal heet, want – zoals al eerder gemeld – de plaatsnaamborden zijn spaarzaam. Dat er weinig eind komt aan de bebouwing kan kloppen, want Ukkel is een uitgestrekte gemeente met zo’n 85.000 inwoners en weinig hoogbouw. Pas na kilometers fietsen kom ik bij een groot winkelcentrum en daar om heen bedrijventerreinen. Het fietspad eindigt bij de autoweg die aansluit op een gigantisch klaverblad. Ik dacht door te kunnen steken naar het kanaal dat door Anderlecht loopt, maar dat is mij kennelijk niet toegestaan. Ik mag niet verder en moet weer terug (zie de lus op de kaart).

Bij de Abdij van Vorst

Ik fiets weer door deels oude bebouwing. Pas thuis zie ik dat dit Kalevoet was. Daarna ben ik opeens in een historisch stukje van de stad. Er staat een historische abdij en verderop zie ik een prachtig gebouw in Art Decostijl. Ook pas thuis zie ik dat dit de gemeente Vorst is. Helaas heb ik niet zoveel tijd meer. Het is al vier uur geweest en ik heb geen idee hoe ver het fietsen is, terug naar Vilvoorde, waar ik mijn Bluebike moet stallen en de trein terug naar Nederland moet nemen.

Woonwijk achter station Brussel Zuid

Zoals eerder gezegd: ik fiets kaartloos. Op mijn richtinggevoel fiets ik noordwaarts, maar eenmaal thuis zie ik dat ik me een klein beetje vergist heb, er zit ook een snufje oost in de route. Daardoor kom ik weer door de mooie wijken van Elsene en zelfs door het oude centrum van Brussel. Omdat er in een straat grote menigte staat vrees ik een demonstratieve optocht tegen de verhoging van de prijzen van de rode puntpaprika, maar de mensen blijken samen met Manneke Pis op de foto te willen.

Weg naar Laken

Uiteindelijk kom ik ook weer door Schaarbeek, maar nu aan de andere kant van het spoor. Het is midden in de spits en het verkeer staat muurvast. Met de fiets ben ik sneller. Mijn bedoeling was om het Jaagpad langs het Kanaal van Willebroek te nemen en dat lukt een eind verderop ook. Vanaf nu kan ik bijna autoloos richting Vilvoorde fietsen. Links woonwijken op de heuvels, afgewisseld door stukken bebost terrein of parken. Rechts het water van het Zeekanaal Brussel-Schelde, oftewel het Kanaal van Willebroek, met af en toe wat bedrijven.

Buda-hefbrug over het Kanaal van Willebroek

Mijn bedoeling was om op aanraden van de trouwe blogvolgster Petra het cultuurhistorische gebied Drie Fonteinen in Vilvoorde te bezoeken. En inderdaad: vlak na het enorme Beneluxviaduct (1800 meter lang) zie ik een inrit, die me leidt naar een parkachtig gebied met best wel steile heuvels, een paar historische gebouwen, een Franse tuin in de stijl van Versailles én een Engels landschapspark. Er zijn wandelaars, joggers en mensen die hun hond uitlaten, benevens een Nederlandse fietser op een Belgische huurfiets. Ook hier gun ik mezelf te weinig tijd. De zon gaat onder en mijn ogen zijn niet meer zo goed in het donker en dat vertrouw ik zeker niet in een onbekende omgeving.

Zonsondergang in het park De Drie Fonteinen

Na een rondje door het park fiets ik weer verder richting Vilvoorde. De wegopbrekingen leiden tot onvoorziene obstakels, op een bepaald moment moet ik de zware Bluebike een halve meter ophijsen om verder te kunnen. Maar het station van Vilvoorde wordt heelhuids gehaald en de Bluebike wordt weer geparkeerd.

Vanwege een stremming is de complete dienstregeling van slag, maar ik kan de stoptrein naar Antwerpen nemen en daar ondergronds op de Intercity naar Amsterdam wachten. Op de afgesproken tijd (23 uur) ben ik weer thuis in Delft. 

Brussel Overdwars (2)

De Brusselse deelgemeente Schaarbeek (130.000 inwoners) vormt een wonderlijke combinatie van chique Jugendstilarchitectuur en verpauperende smalle straten met dichtgetimmerde of gekraakte huizen.

De rijkere delen vind je rond station Schaarbeek. Het station zelf verkeert deels in deplorabele toestand, maar dat geldt voor veel Belgische stations. Een ander deel is verbouwd en maakt deel uit van het spoorwegmuseum van België: Trainworld. Maar liefst 16 lijnen van de NMBS doen het station aan, maar de helft rijdt alleen in de spits op werkdagen (enkele malen per dag). In het weekend stoppen er maar drie lijnen.

Rond het centrum van Schaarbeek

Tegenover het station vind je prachtige architectuur rond een park en dat blijft voorlopig zo naarmate je verder loopt en hoger komt. Dit is duidelijk de bouw van de rijke voorsteden van rond 1900. Eén van de hoogtepunten is het neoclassicistische stadhuis. Loop je meer zuidelijk, in de richting Brussel, dan wordt de buurt armer en worden de straten smaller.

Sint Joost ten Noode bij de Paleizenbuurt

De gemeente Schaarbeek loopt door tot aan de achterzijde van het Noordstation (Gare du Nord) en gaat daar over in de gemeente Sint Joost ten Noode. Het station ligt zelfs binnen de gemeentegrenzen van drie Brusselse stadsdelen. Sint Joost ten Noode is de kleinste en meest dichtbevolkte gemeente binnen Brussel. Op 1,1 vierkante kilometer wonen hier mensen met 154 verschillende nationaliteiten, de gemeente telt 27.000 inwoners. In zowel Schaarbeek heeft 60% van de bevolking een buitenlandse achtergrond. In Sint Joost ten Noode wonen veel Roemenen en Bulgaren, het aantal Turken en Marokkanen loopt terug. Ook wonen er nogal wat Congolezen. Het is de armste gemeente binnen de agglomeratie Brussel. Bijna de helft van de jongeren en 65% van de vrouwen (van alle leeftijden) heeft geen betaalde baan buitenshuis.

Winkelstraat in Schaarbeek

Wie wil weten hoe zo’n wijk er uit ziet moet even aan de achterkant station Brussel Noord kijken. Op allerlei plekken drugshandel, mensen die rondhangen, die jou iets willen verkopen, illegale spelletjes (‘balletje, balletje’), bedelaars, prostitutie en ontzettend veel vuil op straat. Bepaald geen visitekaartje voor de stad. Ik durf er ook niet mijn fototoestel tevoorschijn te halen.

Om dit deel van de stad uit te komen moet je flink klimmen: het Noordstation ligt namelijk in het dal van de Zenne. De helling haal ik niet fietsend, ik moet gaan lopen en dat is best even een eindje. En dan opeens ben ik weer in een veel duurdere buurt met mooie pleinen en tal van standbeelden. Wat een tegenstellingen! Maar dat maakt Brussel ook weer extra spannend.

Elsene ten oosten van Brussel Midi

Ik fiets een rechte lijn langs paleizen en dan het Museumkwartier waar zich wereldberoemde musea bevinden. Daarna wordt de bebouwing weer volkser: het is de oude ‘heerweg’ naar Ukkel en uiteindelijk naar Namen die een kaarsrechte lijn door de stad trekt. Ik ben ondertussen in de deelgemeente Elsene aangekomen, een zeer gemengde wijk die ook in trek is bij voorheen de yuppen en nu de expats. Je ziet het o.a. aan de vele kleine vegan restaurants en hippe boutiques. Elsene (Ixelles) heb ik eerder beschreven, vanwege de honderden Jugendstil-woonhuizen en het Hortamuseum.

De weg voert geleidelijk omhoog naar zo'n 80 meter boven Nieuw Brussels Peil. Daarna maak ik een duik naar beneden en fiets deelgemeente Ukkel binnen. Hier wordt het Belgische weer gemaakt. 

Op de fiets vanuit Sint Genesius (3)

Ik zat op de fiets in Elsene, maar elke keer weer moest ik oppassen. Je komt hier ogen tekort vanwege de architectuur en oren te kort vanwege het verkeer. Kijk je naar een gebouw, dan kom je bijna onder een auto.

Overigens doet Elsene, net als andere Brusselse gemeenten, erg zijn best om de fiets te promoten. Veel straten zijn eenrichtingsverkeer voor auto’s, maar er zijn overal aparte stroken in de tegenovergestelde richting voor fietsers ingericht.

Volop Jugendstil in Elsene (Ixelles)

Hoewel Elsene ongeveer net zoveel inwoners telt als Delft telt de plaats maar liefst 31 musea. Delft heeft maar tien musea. Ik ga ze in Elsene vandaag niet allemaal bezoeken, want ik weet niet hoe het elektronische slot van de Bluebike werkt.

Wat zo apart aan Elsene is, is dat het een heel gemengde stad is, maar zonder de criminaliteit en verpaupering die kenmerkend is voor delen van tal van andere plaatsen. Mogelijk komt dat mede omdat de plaats helemaal een ‘binnensteeds’ karakter heeft, zonder wijken die in Parijs de ‘banlieus’ worden genoemd. De werkloosheid is er de afgelopen jaren sterk gedaald (van 22% naar 14%).

Van Elsene (Ixelles) naar Sint Genesius Rode

Opmerkelijk is dat het autobezit in de afgelopen vijf jaar bijna gehalveerd is. De Belgische Groenen trokken bij de laatste verkiezingen de meeste stemmen. Elsene is veruit de meest dichtbevolkte gemeente van de agglomeratie Brussel, daar staat tegenover dat je voor het meeste vervoer geen auto nodig hebt: alle voorzieningen zijn dichtbij en er is een zeer frequent OV.

Brusselse kranten kopten dat bijna 90% van de bevolking van Brussel van oorsprong geen Belgische nationaliteit heeft. Toch moet je daar een kanttekening bij plaatsen. Het grootste aandeel ‘allochtonen’ binnen het Vlaamse gewest is bijvoorbeeld van Nederlandse afkomst. In Elsene wonen naar verhouding veel mensen uit andere EU-landen en buitenlandse studenten.

Genoeg over de bevolking, ik stap weer op de fiets. De Waterloose Steenweg trekt een recht spoor door de bebouwing. Langs de weg en vooral in de zijstraten vind je honderden panden in Jugendstil. Het is teveel om te bekijken en ik moet ook niet met mijn fietsbanden tussen de tramrails terecht komen.

Geleidelijk klimt de weg omhoog. Dat omhoog is een loze toevoeging. Een klimmende weg gaat altijd omhoog. Naast mij de tram naar Fort Jaco. Dat intrigeerde mij al eerder: wat is Fort Jaco? Inderdaad blijkt dat een fort te zijn geweest, bedoeld om de zuidelijke invalsweg van Brussel te beschermen tegen buitenlandse inmenging. Destijds werd het fort door de Spaanse bezetter gebouwd om de stad te beschermen tegen de Engelsen en de Hollanders. Ik dacht dat de Hollanders uit het noorden zouden komen. Dit was dus misschien een list.

Fort Jaco ligt in Ukkel en in Ukkel wordt het Belgische weer gemaakt. Ze regelen er ook de opwarming van de aarde, maar op de plaatselijke thermometer is het maar 3 graden, terwijl het al maart is.

Eén van de kernen van Ukkel, met rechts de tram van Fort Jaco naar Schaarbeek

Ik dacht dat Ukkel een dorp was, maar het blijkt een uitgestrekte stad te zijn met tal van geconcentreerde plukken aan bebouwing en ruim 85.000 inwoners. De meeste inwoners weigeren Nederlands te spreken en ik weiger Frans te spreken, dus we spreken elkaar niet. Als bewust kaartloze heb ik geen idee hoe de plaats in elkaar steekt. Maar thuis zie ik dat ik door de oostzijde van Ukkel ben gefietst. Links van mij zie ik veel groen. Dat klopt: het is het Tercamerenbos. Gevolg is ook dat er veel relatief dure huizen staan. Poezen heb ik niet aangetrofeen.

Zonsondergang in Sint Genesius Rode

Uiteindelijk volg ik maar weer de Waterloosesteenweg. Ik weet namelijk dat het station na Sint Genesius Rode het station van Waterloo is. Dan moet ik die kant uit fietsen, volgens mijn eigen geografische logica. Borden met richtingaanwijzers zie ik niet, maar volgens mij is het ook logisch dat de Waterloosesteenweg naar Waterloo leidt.

De trein terug naar Brussel

En ziedaar: opeens is links weer het Zoniënbos dat hier Bois de Soignes heet. Ik fiets de provincie Vlaams Brabant in. Die provincie bestaat pas sinds 1995 maar het bord is alweer aangetast door de tand danwel het kunstgebit des tijds.

Op de gok sla ik rechtsaf en dat blijkt de weg naar Sint Genesius Rode te zijn, want ik passeer het bijbehorende plaatsnaambord. Maar – zoals al eerder vermeld – Sint Genesius Rode heeft een opmerkelijke samenstelling van de bebouwing, met overal plukken aan huizen en dan weer stukken groen.

Ik passeer het station om nog even verderop de zonsondergang te kunnen aanschouwen. Daarna fiets ik terug naar het station en lever de Bluebike in. De Strava heeft er slechts 40 kilometer bij opgeteld maar ik heb onderweg erg veel gezien. 

Op de fiets vanuit Sint Genesius (2)

Het is een vreemd idee dat je zo vlakbij een grote stad zóveel rust mee kunt maken. Een uitgestrekt loofbos en fietspaden waar je bijna niemand tegen komt. Maar misschien is dat in de zomer anders, het is nu pittig aan de frisse kant. 
De Franklin D. Rooseveltlaan in Watermaal-Bosvoorde

Ergens moet het bos natuurlijk ook weer eindigen en ziedaar, er kondigt zich hoge bebouwing tussen de takken aan. Het blijkt Watermaal-Bosvoorde te zijn. Dat klinkt landelijk, maar de plaats is gewoon onderdeel van het Brusselse stadsgewest, net zoals Amsterdam-Osdorp gewoon Amsterdam is. Omdat de plaats ingeklemd ligt tussen andere gemeenten binnen het Brusselse stadsgewest en het Zoniënwoud kan er geen uitbreiding plaatsvinden. Het aantal inwoners bereikte al in 1970 zijn hoogtepunt.

Jugendstil in Watermaal-Bosvoorde (de ambassade van de Verenigde Arabische Emiraten)

Watermaal-Bosvoorde is de enige deelgemeente van Brussel die niet bereikbaar is met de metro. Maar boven de grond kun je kiezen tussen tram, trein en bus en dat is veel leuker, want dan zie je tenminste nog eens wat. Wat je vooral ziet zijn prestigieuze lanen met grote herenhuizen en ook veel groen. Er zijn ook twee bijzondere tuinwijken, maar die heb ik een paar jaar geleden bezocht. Bovendien fiets ik nergens naar toe, dus ik ga ook niet op zoek naar een tuinwijk. Ik kijk gewoon wat mijn fiets tegen komt.

Statige publieke gebouwen in Watermaal-Bosvoorde

In een deel van de gebouwen zetelt ambassadepersoneel of er huizen ambassades. Schrijnend is dat je voor enkele ambassades van straatarme landen peperdure auto’s ziet staan. Ik volg de Franklin D. Rooseveltlaan, een brede straat met veel groen en statige huizen.

Woningbouw in Watermaal-Bosvoorde

De huizenprijzen in Watermaal-Bosvoorde zijn het hoogste van Brussel, maar voor Randstadbegrippen zijn die huizen niet eens zo duur. Voor een huis van 130 vierkante meter met tuin betaal je ongeveer € 500.000. Veruit de grootste partij in de gemeenteraad is Ecolo, de groene partij.

Na Watermaal-Bosvoorde kom ik onverwachts bij een abdij uit. Hij ligt in de diepte, je moet tussen de bomen door naar beneden kijken om hem te kunnen zien.

De Terkamerenabdij in Elsene

Opeens herinner ik me dat Tineke en ik hier – vlak voor corona – gelopen hebben tijdens een zoektocht naar Jugendstil-architectuur. Dit moet het stadsdeel Elsene zijn. Het is toch weer heel anders als je ergens met de tram aankomt en dan gaat lopen, dan wanneer je er gewoon kriskras-fietst, zonder speciale bestemming. Het is de Abdij Terkameren, die al in de 13e eeuw gesticht werd bij de bron van de Maalbeek.

Het oudste deel van Elsene

Elsene ligt in brokstukken verspreid tussen de andere deelgemeenten. Niet dat er gebouwen omvallen, maar het grondgebied is niet aaneensluitend. Sommige straten vallen deels binnen de ene gemeente en voor een ander deel binnen een andere gemeente.

De Steenweg naar Ukkel in Elsene

Elsene is een stad op zichzelf, met zeer diverse stadsdelen, van trendy tot chique, met studenten, immigranten (vooral uit Congo), notabelen, maar ook arbeiderswoningen. Maar waar het mij vooral om gaat is de prachtige Jugendstil-architectuur, met als hoogtepunt het Hortamuseum (zie elders op dit blog). In dat museum zie je hoe Victor Horta er in slaagde om exterieur en interieur tot één geheel te smeden, hij ontwierp zelfs alle meubels.

Af en toe moet ik echt even afstappen van mijn fiets om die onverwachtse pareltjes  van architectuur te bekijken. Lopen zou hier beter zijn, maar ik moet ook de tijd in de gaten houden. De fiets moet weer terug naar Sint-Genesius Rode en dat moet ik kaartloos terug zien te vinden.

Groen in de stadsjungle

Na ons bezoek aan Brussel in 1971 (een fietsronde door België) hebben we de stad decennia lang gemeden. Ooit moest Brussel een gezellige stad zijn geweest (Liesbeth List, Jacques Brel), maar nu was Brussel een autostad geworden.
Plattenbau aan de rand van Molenbeek

Er waren grote doorbraken gepleegd, honderden huizen afgebroken, er waren nauwelijks fietspaden: in Brussel moest je als fietser niet zijn.

Inmiddels hebben we Brussel herontdekt. Zo liepen we vorige week vanuit het centrum in westelijke richting (het stadsdeel Molenbeek).

Muurschildering en volkstuin in Brussel

Aan de rand van het centrum en op de grens met de deelgemeente Molenbeek staan kolossale wooncomplexen volgens het idee van de Plattenbau. Molenbeek is berucht geworden omdat hier verschillende aanslagplegers zijn opgegroeid (Brussel, Parijs). Molenbeek kent een werkloosheid van bijna 30%, terwijl dat voor België 7% is. 80% van de bevolking heeft een niet-westerse achtergrond.

De flatgebouwen staan grotendeels leeg, ik vermoed dat ze afgebroken gaan worden. Waarschijnlijk trokken ze ook criminaliteit en drugsproblemen aan.

Maar midden in die stedelijke jungle bevindt zich een volkstuinencomplex. Tal van kinderen hebben hier een eigen tuintje. En de muren zijn prachtig beschilderd in vrolijke kleuren. Ook voor deze wijk is er nog hoop...

Brussels Bright Festival

Dat was weer aardig van NS Internationaal. We mochten voor € 9,50 per persoon naar Brussel. Naar Breda is duurder.
Het Stadhuis van Schaarbeek

’s Middags maakten we een lange en ongeorganiseerde wandeling door Brussel en we bezochten het Fin de Siècle Museum. Zo’n wandeling kan ik iedereen aanraden. Brussel is een erg afwisselende stad, waar je niet uitgekeken raakt op de gebouwen en de muurschilderingen. Alleen mist er het water.

’s Avonds was het de tijd voor het Brussels Bright Festival. Dan worden karakteristieke gebouwen en parken in kunstlicht gezet. Het evenement duurde precies even lang als carnaval. Alleen is het Brussels Light Festival een stuk rustiger.

De Sint Michiels of Sint Goedelekathedraal

Eerst waren we in Schaarbeek: één van de 19 deelgemeenten van Brussel. Daar stond het neorenaissance-stadhuis in vuur en vlam. Men bootste een brand na waarbij zelfs de toren naar beneden stortte. Precies op dat moment kwam ook nog de brandweer langs. Persoonlijke ongelukken deden zich niet voor.

Daarna gingen we naar het centrum van Brussel. Rond het Centraal Station waren tal van lichtgevende activiteiten aan de gang. Op de foto zie je de Sint Michiels of Sint Goedele-kathedraal. Waarom die kerk twee namen heeft weet ik niet. Misschien kon men niet kiezen.

Vanuit deze kerk worden de Belgische vorsten begraven. Een soort van Nieuwe Kerk in Delft, maar dan in Brussel. We waren net op tijd om de laatste trein vanaf deze kerk naar de Nieuwe Kerk in Delft te nemen.

Brussel door vier ogen

Het is traditie aan het worden dat vader en dochter een dagje uit plannen om ons elders cultureel te verrijken. Na Leuven was het nu de tweede keer een dagje Brussel. In Brussel valt genoeg te zien en te beleven.

Voor de kosten en de reistijd hoef je het vanuit Delft niet te laten. Een retourtje Zwolle is duurder en je bent langer onderweg. En je hoeft ook geen Belgische francs aan te schaffen: de meeste Belgen accepteren inmiddels ook euro’s.

Brussels keramiek in het Broodhuys

Brussel telt maar liefst 220 musea. De vorige keer bezochten we er eentje, nu stonden er twee in de planning. Het eerste museum was het Broodhuys op de Grote Markt. Het was nog rustig, alleen waren gemeenteambtenaren bezig om de kerststal af te breken. De schapen en de ezel waren inmiddels terug naar de plaatselijke kinderboerderij.

Het Broodhuys belicht de geschiedenis van Brussel. Zo is er veel aardewerk te zien. Dat vind ik altijd eng, ik ben bang dat ik een dure vaas om gooi. Dat levert wel bekendheid op, maar ook een museumverbod.

Brussel was voor de watertoevoer afhankelijk van een beekje, de Zenne. Daar hangt ook een hele geschiedenis aan die ik me niet gerealiseerd had. Pas in 2006 heeft België (onder druk van Europa) het rivierwater gezuiverd.

Grote Markt in Brussel

De Grote Markt, het toeristische visitekaartje van Brussel, kent een bewogen geschiedenis. Na de Reformatie werden er o.a. honderden protestanten publiek ter dood gebracht (onthoofd of geëxecuteerd). In 1695 werd het centrum van de stad gebombardeerd door de Fransen. Het was een niet-militair doel en ook destijds werd er al schande van gesproken. Het gevolg was dat de hele Grote Markt verwoest werd (het waren houten huizen). Wat er nu staat aan gebouwen werd daarna opgebouwd in barokke stijl om de welvaart van de gilden te laten zien.

Stadstuintje met muurschildering

Na het bezoek aan het Broodhuys gingen vader en dochter aan de wandel. We gingen moedig westwaarts, in de richting van de Koekelberg. Wat is dat gewone Brussel een mooie stad! Er zit weinig lijn in de bebouwing, maar dat maakt de stad ook afwisselend. Wat Brussel ook zo fleurig maakt zijn de vele striptekeningen op de muren.

Onderweg bezoeken we een museum dat gewijd is aan de kleding van Manneke Pis. Ik had niet bedacht dat je daar een museum aan kon wijden, maar de Belgen zijn museaal goed onderlegd. Daarna dronken we koffie in een winkel voor bladmuziek. Ook dat is een combinatie die ik nog niet kende.

Sint Jans-Molenbeek

Vervolgens komen we in Sint Jans Molenbeek, een wijk die bekend of berucht is vanwege het feit dat verschillende daders van de aanslagen in Brussel en Parijs hier vandaan komen. Maar liefst 80% van de inwoners van deze (zelfstandige) stad (bijna 100.000 inwoners) is van buitenlandse komaf. De helft van de jongeren zit zonder werk.

Even een mededeling van gemeentelijke aard: Sint Jans-Molenbeek is een zelfstandige gemeente. De stad Brussel bestaat uit 19 deelgemeenten, waardoor het geheel in bestuurlijk opzicht nogal chaotisch is.

Het is druk in één van de straten: de moskee loopt leeg en mannen (met bijna allemaal baarden en witte gewaden) lopen naar huis toe. Er is geen vrouw te bekennen, terwijl 51% van de bevolking vrouw is. Wat dat betreft lijkt het wel op de straatbeeld dat er nu schijnt te zijn in Afghanistan. We voelen ons hier inderdaad een kleine minderheid. Aan de rand van de plaats staat een aantal verlaten huizenblokken in ‘Plattenbaustijl’. Hier viel kennelijk niets meer aan op te knappen. Aan de rand van de wijk heeft men een gezellig stadstuintje aangelegd.

Nationale Basiliek op de Koekelberg

Dan krijgen we zicht op de Koekelberg basiliek. De kerk heeft de vorm van een Latijns Kruis, met een middenbeuk van 141 meter lang en een breedte van 108 meter. De hoogte van de koepel van 89 meter. Aan de buitenzijde is de kerk 165 meter lang. Daarmee is de kerk één van de grootste van de wereld. Er kunnen 3500 kerkgangers in. De kerk is in Art Decostijl gebouwd en heeft daardoor (vind ik) een wat strenge uitstraling.

Uitzicht over Brussel vanaf de basiliek

Officieel heet de kerk de Nationale Basiliek van het Heilig Hart. Er werd van 1905 tot 1970 aan gebouwd. Toen het bouwwerk klaar was waren de meeste potentiële kerkgangers overleden, de latere generatie had veel minder met de kerk en de veel inwoners van de wijk gaan niet naar de kerk, maar naar de moskee. Ik vind dat kerken niet groot moeten zijn, maar bescheiden, maar zo’n kerk is wel indrukwekkend.

Wijk van rond 1900 in Brussel

Bovenop de kerk heb je het mooiste uitzicht op Brussel, veel mooier dan vanuit het Atomium. Dankzij het prachtige weer konden we genieten van een mooi Brussels panorama.

Terug lopen naar het centrum kon ook, maar we kiezen voor een rit met de tram naar station Zuid. Daar vandaan lopen we naar het centrum. Opnieuw komen we door prachtige afwisselende wijken. Brussel is een stad waar je al wandelend de sfeer moet proeven.

Aan het eind van de dag heeft Nynke's stappenteller 28.000 stappen geteld. Volgens haar is dat veel.

Brussel als Jugendstil-stad

In 1971 fietsten we voor de eerste keer door Brussel. We vonden het een verschrikkelijke (auto) stad. 
Eén van de hoogtepunten van de Jugendstil in Brussel: het gebouw Old England, waar tegenwoordig in Muziekinstrumenten-museum in is gevestigd

Pas de afgelopen tien jaar zijn we Brussel gaan herontdekken. De auto heeft in de Belgische hoofdstad een flinke stap terug moeten doen. Er geldt, behalve op de grote doorgaande wegen, een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. In veel straten geldt eenrichtingsverkeer, behalve voor fietsers. Bij verkeerslichten is meestal een opgeblazen opstelstrook ingericht: de fietser staat voor de auto’s opgesteld. Maar…. we zijn Brussel ook een wandelstad gaan vinden.

Want: lopend ontdek je nog meer dan op de fiets. De fiets is gewoon veel te snel voor Brussel. Tenminste, als je werkelijk wilt ontdekken waar Brussel in uitblinkt. En dat is – wat ons betreft – in de Jugendstil.

‘Zomaar’ een woonhuis is een straat in Elsene

Brussel is één van de Europese steden waar de Art Nouveau – ook Jugendstil genoemd –het sterkst vertegenwoordigd is. In deze stad werden namelijk al heel snel tal van panden in deze stijl gebouwd. Helaas zijn er honderden gebouwen verdwenen als gevolg van de drang tot modernisering van de stad in de jaren ’60 en ’70. Brussel werd vooral een moderne autostad met grote doorbraken voor het verkeer en troosteloze wederopbouw-architectuur.

Eén van de aspecten die kenmerkend is voor de Jugendstil is het gebruik van ronde vormen en sierlijke ornamenten, zoals o.a. het ijzeren smeedwerk. Een ander aspect is het feit dat veel architecten ook tekenden voor het interieur, zoals bijvoorbeeld voor de meubels. Dat is in het Horta Museum – het voormalige woonhuis van architect Victor Horta – goed te zien.

Een minder uitbundig gebouw in Elsene, maar de elementen van de Jugendstil zijn nog wel herkenbaar, vooral op de begane grond

De Jugendstil kenmerkt zich verder o.a. door het veelvuldig gebruik van ronde lijnen in bijvoorbeeld trappenhuizen of het smeedwerk. Die lijnen worden geinspireerd door de natuur (de vorm van een pauw komt terug in de lijn van de balustrade). Er wordt ook veel gebruik gemaakt van prachtig ontworpen tegeltableaus.

Als kritiek op de Jugendstil geldt dat de vele ornamenten de bouw erg duur maakten. Al snel komt er een tegenbeweging die het gebruik van sierlijke elementen juist afwijst: een gebouw moet functioneel zijn. In Nederland vertraagt deze ontwikkeling naar soberheid overigens enigszins: ook de Amsterdamse School kent tal van versieringen, maar dan met name in het ‘baksteenwerk’ en veel minder door kunstzinnige versieringen.

Straatbeeld in Elsene

In 2023 is het het Jugendstiljaar in Brussel. De stad wil zich dan nadrukkelijk presenteren als hoofdstad van de Art Nouveau. Er zijn momenteel al tien wandelroutes door de stad aangegeven. Volgend jaar wordt daar de toegang tot tal van gebouwen aan toegevoegd.

Wil je in Nederland Jugendstil zien, dan is Den Haag een aanrader. In de winkelstraten rond Paleis Huis ten Bosch vind je enkele tientallen karakteristieke Jugeldstilpanden. Maar wel aanzienlijk minder dan in Brussel, dat meer dan 500 karakteristieke gebouwen uit deze periode telt.

Op de foto's een aantal gebouwen die dochter N en haar Pa tegen kwamen tijdens een zelf uitgestippelde  wandelroute door Brussel en (deelgemeente) Elsene. 

Met dochter Nynke op stap

De vakantie van dochter Nynke schoot er bij in. Maar het was wel een mooie dag om een dagje uit met haar vader te plannen. Ik trakteerde haar op een dagje Brussel. 
Huizen in het Museumkwartier

Met één overstap kwamen we aan op station Brussel-Noord. Daarna maakten we een wandeling door het deels verpauperde Sint-Joos-ten-Noode – dat was flink klimmen – via de Hortus naar het paleizenkwartier en het museumkwartier. Het heet waarschijnlijk ‘kwartier’ omdat je er in een kwartier doorheen kunt lopen. Maar je kunt er ook langer over doen. Het was prachtig zonnig weer en we hadden af en toe een schitterend uitzicht op het oude centrum.

Vervolgens namen we de tram naar Elsene. Deze wijk telt tientallen huizen in Jugendstil en Art Déco. Dat was ook het thema van deze dag.

Woonkamer en serre in het Horta Museum (foto is eigendom van het Horta Museum)

Het hoogtepunt van de tocht was een bezoek aan het Horta museum. Dit is gevestigd in het oude huis van de architect Victor Horta. Ik was er al eerder geweest, maar opnieuw was ik zeer onder de indruk van de kunstzinnige vormgeving door deze architect. Hij tekende graag planten, vogels en vlinders, en in zijn ‘gebogen’ arcitectuur dezelfde vormgeving terug.

Ook het meubilair in het huis werd door Victor Horta ontworpen (sommige Nederlandse architecten, zoals Berlage en Egbert Reitma – die tal van Gereformeerde Kerken op zijn naam heeft staan – tekenden ook voor de bouw en voor het meubilair. Ik vind dat de hoogtepunten van de architectuur.

Stadsdeel Elsene

Bijzonder is bij Horta de aandacht voor de lichtval. In het hoge en langwerpige huis komt overal daglicht naar binnen, dankzij dakramen, spiegels en de vormgeving van de bouw.

Toen we naar buiten stapten begon het te regenen. We namen de tram naar de halte Louise, voor een bezoek aan het reuzenrad. Helaas geen zon meer, maar we hadden toch een mooi uitzicht over Brussel. Daarna namen we de lift naar de laaggelegen binnenstad, waar we onderdak vonden in een vegan restaurant met Libanese voeding.

Uitzicht over Brussel vanuit het reuzenrad

Het bleef regenen, maar de gevels boden wel enige beschutting. We liepen een ommetje via de Grote Markt. Daar dromden de toeristen samen. Het blijft een bijzonder plein dat getuigt van buitenproportionele rijkdom. Indrukwekkend, maar wij vinden de weliswaar luxe maar toch meer gewone woonhuizen met Jugendstil mooier. Helaas heeft Brussel die huizen onvoldoende op waarde geschat: er werden er honderden afgebroken om plaats te maken voor moderne appartementen.

Na het bezoek aan de Grote Markt liepen we naar het Centraal Station waar we de rechtstreekse en volle trein naar Rotterdam namen. Nynke's stappenteller had er 27.000 stappen bij opgeteld.  

Brusselse straatkunst

Er bestaan veel soorten van graffiti (letterlijk: inkrassen). Het meeste is puur vandalisme. Het kost o.a. de OV-bedrijven jaarlijks miljoenen euro's om de schade aan graffiti te herstellen.

Toen ik vanuit de trein een aantal filmpjes maakte viel me pas écht op hoe veel gebouwen langs het spoor er totaal verloederd uit zijn gaan zien als gevolg van het prutswerk dat op gebouwen is gespoten.

In de USA is een deel van de graffiti gerelateerd aan gangs die daarmee hun territorium afbakenen. Een soort geurvlag in de vorm van een tag, die in één minuut geplaatst kan worden.

Maar er bestaat ook mooie ‘straatkunst’. Die wordt meestal met toestemming aangebracht. De kunstenaar maakt eerst een ontwerp en gaat daarna aan de slag.

In het havengebied van Antwerpen zag ik graffitikunst van misschien wel honderd meter lang op een schutting bij een bouwterrein. Het zou jammer zijn als die schutting weer wordt afgebroken.

Brussel is bekend om zijn vele striptekeningen op blinde muren van particuliere huizen. Er zit een grote variatie in stijlen in. Maar je kunt er een hele dagtocht aan besteden.

Wij maakten tijdens een twee uur durende wandeling een aantal foto’s van de schilderingen op gebouwen en viaducten.