Veerponten

Waarschijnlijk heeft het te maken met vroege jeugdherinneringen.
Toen ik zes jaar was, verhuisden wij (vanuit Indonesië) naar Gorkum.

Toen ik acht jaar was kregen de oudste drie kinderen samen één fiets. Zodra ik die fiets onder de knie had (ik was motorisch nogal onhandig, dus het duurde even) trok ik er met deze fiets op uit. Eén van de doelen was een plek genaamd ‘Buiten de Waterpoort’.
Gorinchem VHier legden de veerponten Gorinchem IV  en Gorinchem V aan. Deze veerponten vormden een onderdeel van de autoweg van Amsterdam  via Antwerpen naar Parijs. Zoals ik al eerder op dit blog schreef wilde Napoleon hier een ‘pont’ hebben en de gezagsgetrouwe francofielen dachten dat hij een veerpont bedoelde. Die veerpont heeft ruim 150 jaar heen en weer gevaren, in verschillende gedaantes.

Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat rond 1960 al het autoverkeer dat tegenwoordig tussen Utrecht en Breda dendert zich een weg moest banen door de smalle straten van Gorkum om vervolgens met twee kleine veerponten (die ik toen groot vond, maar er konden zo’n 30 personenauto’s op) over de Merwede gevaren te worden.

Sanoma Media heeft mét mijn oude blog ook mijn foto’s van veerponten verloren doen gaan. Maar inmiddels is er een nieuwe fotoserie van veerponten in de maak. Die kun je zien op:

http://www.mijnalbum.nl/Album=GJPHISY8

Wat voor beperking heb jij?

Ooit was ik op een ‘leefgroep’ ‘op de thee’. Er kwam een moeder van een nieuwe bewoner binnen, die direct aan alle bewoners (zo heetten ze toen) chocoladerepen uitdeelde. Ze tikte me op de schouder en zei: “Zo jongen, wil jij ook een reep?” Ik ben dol op chocolade, bovendien was ik toen nog erg dun, dus ik heb van harte ja gezegd.

Maar het zat in de familie. Wij assimileren gemakkelijk. Dat moet je wel als Fries buiten Friesland.
Mijn vader was voor een deel van zijn werktijd dominee op een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Er was een nieuwe woongroep geopend. De familieleden waren uitgenodigd op de eerste zaterdag dat de groep open was. Mijn vader zat netjes tussen een aantal bewoners in. Eén van de bewoners zei tegen een moeder: “En hij is de dominee!” “Zo” zei de moeder, “wat leuk, jongen, ben jíj de dominee?!?”

Eén van mijn vroegere collega’s kon zich ook goed aanpassen, trouwens. Toen hij op het terrein naar een voetbalwedstrijd stond te kijken kwam er een kersverse verpleegkundige (van achteren) op hem toe lopen en hees zijn broek omhoog. Pas toen hij omkeek kleurden haar kaken rood omdat ze zag dat het de dokter was.

Aan deze historische gebeurtenissen moest ik gisteren denken toen één van mijn cliënten plotseling aan mijn vroeg: “En wat voor beperking heb jij eigenlijk?”

Gebroken wereld

Vandaag heb ik een zware preek in de aanbieding. Dus: óf je moet hier stoppen met lezen óf je moet stevig op je stoel gaan zitten.

Misschien wel het belangrijkste principe in mijn werk is in de loop der tijd geworden dat we in een gebroken wereld  leven.

Eén van de gevolgen is dat iedereen van jongs af aan emotionele deuken en blutsen oploopt in het leven. Een spannend moment in de emotionele ontwikkeling is als de peuter rond de twee jaar oud is. Want dan moet hij voor het eerst leren om op eigen benen te staan. Dat is niet gemakkelijk, want het is natuurlijk emotioneel veel veiliger om zo dicht mogelijk bij je moeder te blijven. Geen wonder dat daar een strijd ontstaat. De  peuter wil klein zijn, want dat is veilig. Tegelijkertijd wil hij groot zijn en het zélf doen. Op dat moment is dat een bijna onmogelijke keuze. Het kan op sommige ouders het gevoel geven dat ze het nooit goed doen.

Even tussendoor: niet dat je als ouders met angst en beven de twee jaar (en de puberteit) tegemoet moet zien… realiseer je dat deze hobbels de prijs zijn voor het groter groeien. Groei gaat nu eenmaal altijd gepaard met groeipijnen.

De emotionele deuken en blutsen leiden er toe dat er altijd een stuk in ieder mens aanwezig blijft dat zich niet geliefd of bevestigd voelt. De andere kant van dat gevoel is dat iedereen ook de neiging heeft om zichzelf afgewezen voelen door anderen. En dus ook weer op een oneigenlijke manier gaat zoeken naar bevestiging.

Ouders zouden het graag anders willen. Jouw kind moet natuurlijk niet zo gaan denken en voelen. Daarmee belanden ouders in een onmogelijke positie als opvoeder. De perfecte opvoeding bestaat niet. Om met mijn leermeester Prof. W. ter Horst  te spreken: “Een kind is geen appeltaart”. Oftewel: het is niet zo: dit stop je er in en dat komt er uit. Dat is trouwens zelfs met appeltaarten niet zo.

En dan gebeurt het. Je kind voelt zich afgewezen. Terwijl jij als opvoeder zó je best hebt gedaan. Altijd stond je voor je kind klaar! Als je kind dan tóch zo gaat denken, dat kan het gebeuren dat je je als ouder ook nog eens afgewezen voelt.

Daarmee belandt de ouder in de kindpositie. Dat leidt tot de meest heftige emotionele confrontaties. Het kind wil erkenning van de ouder en wordt niet gehoord. De volwassene is vanuit de eigen emotionele gebrokenheid voor een deel een kind gebleven,  wil ook erkenning van het eigen kind en voelt zich niet gehoord. Dat kan ook tussen broers en zussen gebeuren. Zo’n proces is voer voor het Familiediner  en andere ongemakken.

Loesje zegt: “De ware puberteit duurt je leven lang”.  Dat is een wijze uitspraak van meneer of mevrouw Loesje. Want deze gebrokenheid went nooit. In iedere fase van het leven komt de mens toch weer zijn eigen levensverhaal tegen. Nu ik me meer verdiep in de zorg voor ouderen valt me steeds meer op hoezeer ook de ouderdom gekleurd wordt door vroegere emotionele ervaringen.

Mensen kunnen vast blijven zitten in oude patronen. Ze blijven zich het slachtoffer van alles en iedereen. Ze vluchten van de ene relatie in de andere. Of ze willen zich koste wat het kost ‘waar maken’. Of ze vermijden de confrontatie. Al deze gevoelens leiden gemakkelijk tot allerlei vormen van verslaving. En daarbij hoef je niet alleen te denken aan alcohol, drugs of seksualiteit. Ook het bevestiging zoeken in een dure vakantie, een hoge positie, een mooi huis of het aandacht vragen voor dure kleding of sieraden zijn vormen van verslaving. Het is schone schijn, de buitenkant. Wie daar zijn zelfvertrouwen op baseert ‘ontploft’ zelfs bij een goedbedoelde milde kritische opmerking.  

Is het leven dan alleen maar kommer en kwel? Nee dus. Er zijn veel mensen die in de loop van een reeks jaren steeds meer hebben in zijn gaan zien dat de wereld niet zo maakbaar is als ze in hun jonge jaren gedacht hadden.  Of je nu wilt of niet: gebrokenheid vormt een deel van deze wereld.

Ze zijn ook in gaan zien dat die gebrokenheid aan hun eigen leven niet voorbij is gegaan. Niemand kan perfect zijn, mijn ouders niet, mijn partner niet, mijn kinderen niet. In ieder mens zit een volwassen deel (ruimte, liefde, emotioneel evenwicht) en een kind-deel (verongelijkt, boos, mokkend, snel aangebrand).

Met name voor opvoeders en voor mensen in de zorg is het belangrijk dat deze delen van de persoon voor een deel de reacties bepalen op de mensen waarmee je in je werk te maken hebt. Wie zelf teveel kind is gebleven zal onvoldoende voor de ander kunnen zorgen. Hij is meer met zichzelf bezig dan met de ander. Hij is niet bezig te leven, maar te overleven. Dus is er onvoldoende ruimte voor de ander.

Als je je realiseert dat gebrokenheid een deel is van deze hele schepping geeft dat ruimte om er mee te leren leven dat jij de loden last van het moeten veranderen van de wereld niet op je schouders hoeft te laden.  Je zet anderen of jezelf ook niet op een voetstuk. De gespannen en gekromde vingers kunnen open: klaar om te ontvangen (Ann Voskamp). Het hangt niet van jou af. Dat geeft emotionele ruimte en rust.

Gelukkig ken ik heel wat mensen die dat in de loop van hun leven, met vallen en opstaan, steeds meer zijn gaan ervaren.

Afscheid

Na onze vakantie worden er opeens veel activiteiten in twee weken geperst. Alsof we een achterstand moeten inhalen.
Twee dagen werk ik in Amsterdam, één dag in Harlingen en zeven dagen in Hoorn en Wognum. Maar ook de beide weekends in deze weken zijn volgepland. Alsof ik een veertiendaagse veldtocht door mijn agenda moet voltooien.
Gerard Nederveen afscheid 4In dit weekend moest er ook nog afscheid worden genomen. Gisteren namen we afscheid van zwager Roger en schoonzus Inge die met hun drie kinderen weer in de USA gaan wonen. Niet weer in Iowa. Dus ik ga niet weer prairiefietsen. Deze keer verhuizen ze vanuit Zwolle naar Californië.
Vandaag namen we afscheid van onze dominee Gerard die met zijn vrouw Wilma en hun drie kinderen. Zij gaan de andere kant uit. Ze rijden nét Zwolle voorbij en gaan in Dalfsen wonen…

Slapen (3)

Hopelijk hebben jullie goed geslapen…

En dan nu de uitkomsten van mijn persoonlijke slaaponderzoek:

 In het slaappatroon valt over acht weken gemeten het volgende op:

a)      De nacht van zondag op maandag is de slechtste slaapnacht. Hoewel ik niet als een berg tegen mijn werk op zie maakt de overgang van weekend naar werkweek mij kennelijk onrustig. Ik moet nog wel beter uitzoeken of dit slechtere slapen ook gebeurt als ik op maandag vrij ben. Dan zou ik een andere conclusie moeten trekken.

b)      Ik slaap ook slechter in nachten vóórdat er sprake is van een afwijkende dag. Op mijn werk is geen enkele dag hetzelfde, maar toch is qua belasting de ene dag de andere niet. Als mijn agenda helemaal gevuld is met afspraken (geen voorbereidingstijd tussendoor) waarbij ik steeds ‘de leiding moet nemen’ en niet weet of ik overal wel ‘de controle over heb’ (heb ik alle stukken bij me, ben ik niets vergeten, doet de beamer het wel? enz) weet ik dat ik daar ’s nachts in mijn hoofd al mee bezig ben. 

c)   Als ik ’s avonds een vergadering heb gehad of een lang gesprek heb gevoerd slaap ik altijd veel slechter dan op avonden waarbij ik niet op die manier ‘belast’ ben. Een voorwaarde om goed te kunnen slapen is in ieder geval ook: minstens een uur voor het slapen gaan geen ingewikkelde dingen meer doen. 

d) Uiteraard (dat zal bij iedereen zo zijn) echoeën emotioneel heftige zaken ’s nachts na, dan denkdroom ik daar over en word ik vaker wakker. 

e)      In de nacht van zondag op maandag word ik gemiddeld vijf keer ’s nachts wakker, gemiddeld is het twee tot drie keer, in goede nachten is dat één keer. De laatste keer wakker worden (en dus opstaan) heb ik hierbij niet meegeteld.

e)      Als ik vroeg ben opgestaan (rond 4 of 5 uur), een hele dag heb gefietst en daarna weer in bed stap slaap ik doorgaans de hele nacht in één keer door en voel ik me de volgende dag extra fit.

f)      Oudere mannen moeten doorgaans vaak naar de WC. Ik dacht dat dat bij mij ook het geval was. Maar dat valt mee. Ik kan ook een hele nacht doorslapen zonder naar de WC te gaan. Het is eerder omgekeerd: als ik wakker word gebeurt het nogal eens dat ik naar de WC moet. Je moet toch wat als je wakker bent… Gelukkig hebben we een inpandig toilet, ik hoef niet zoals onze voorvaderen naar een hokje achter in de tuin…

Zo, de Nederlandse slaapregistranten kunnen tevreden zijn: ik heb werk gemaakt van mijn slaappatroon…

Slapen (2)

Uit mijn persoonlijke slaaponderzoek komt naar voren dat ik iedere nacht slaap. Ik noteer namelijk de momenten dat ik wakker ben geworden. Dan moet ik dus ook geslapen hebben.

Het is alleen niet zo dat als ik meer momenten wakker ben geworden dat ik dan ook meer heb geslapen. Zo zit de statistiek nu ook weer niet in elkaar.

 Sinds ik met een slaapbeugel  slaap (tegen apneu) is mijn slaapkwaliteit enorm verbeterd. Ik sta nu meestal uitgerust op. Vóór die tijd stond ik vaak moe op en viel in de trein onderweg naar mijn werk vaak alweer in slaap. Die slaapkwaliteit hoef ik nu verder niet te onderzoeken.

Daarnaast gebruik ik (meestal) melatonine (puur). Twee tabletjes voor het slapen gaan zijn meestal voldoende. En daarna ook nog twee tabletjes als ik midden in de nacht wakker word en moeilijk weer in slaap kan komen (sublinguaal = onder de tong). Dit gebruik heeft mijn (in) slapen aanzienlijk verbeterd. Voor een zuiver onderzoek zou ik natuurlijk ook weer eens moeten proberen hoe het slapen gaat zonder melatonine. Liefst met een placebo… Maar waar haal ik een placebo vandaan zonder dat ik zelf weet dat het een placebo is?

 Iedere nacht word ik ook weer wakker. Dat is ook een interessante uitkomst. De laatste keer dat ik wakker word sta ik op. Lang in bed blijven liggen als ik tóch wakker blijf is niet aan mij besteed. Aan Tineke trouwens ook niet. Soms lijkt het wel een wedstrijd wie het eerste beneden is. Dat gebeurt ook op vrije dagen. Daar is Poes dan weer blij mee.

 Onlangs verscheen er ook een slaaponderzoek waaruit bleek dat met zijn tweeën op één kamer slapen (c.q. het bed delen) maakt dat je slechter slaapt. Dit heb ik nog niet onderzocht. Ik moet Tineke dus nog een aantal keren nachtelijk de deur uit sturen. Ik weet wel hoe ik in een hotel-bed slaap (meestal slechter), maar dat is ook een andere situatie. Ik heb nu eenmaal moeite met veranderingen. Daarom voer ik mijn persoonlijke slaaponderzoek uit in mijn eigen bed.

Vroeger was het ook voor mijzelf wel eens een verrassing hoe laat ik in bed stapte. Tegenwoordig houd ik mij beter aan de slaaptijd. Om 23 uur ga ik naar boven. Dat is omdat de slaapkamer boven is. Soms lees ik in bed nog een klein ontspannen stukje, maar het kan ook zijn dat de slaap al dusdanig de overhand heeft genomen dat er van lezen niet eens meer komt. Op werkdagen sta ik doorgaans rond tien voor zeven op. Daar tussendoor is het de bedoeling dat ik voldoende slaap ‘maak’.

De individuele slaapbehoefte van mensen verschilt sterk. Sinds ik met een slaapbeugel slaap is doorgaans 7 uur slaap per nacht slapen voor mij voldoende (voor die tijd was ik na 9 of 10 uur slapen vaak nog niet voldoende uitgerust).

En dan nu de uitkomsten… nee, daar zullen jullie nog een nachtje over moeten slapen…

Slapen (1)

Zoals ik al eens eerder schreef: “Slaap is de belangrijkste activiteit van de mens”.

Wie (lang) niet slaapt is letterlijk ten dode opgeschreven. Ook mensen die zeggen nooit te slapen slapen wel eventjes, maar niet goed en niet diep. Daardoor staan ze altijd moe op.

Sinds een tijdje doe ik mee aan een landelijk onderzoek naar het slaappatroon van Nederlanders. Van nature ben ik niet zo’n goede slaper. Ik neem veel prikkels van overdag mee in de nachtelijke uren. Omgekeerd kan een onregelmatigheid de volgende dag mij onrustig doen slapen. Ik doe het het beste bij een voorspelbaar programma dat iedere dag ongeveer hetzelfde is. Maar ja, zo’n leven heb ik niet…

Zo’n twee maanden geleden bedacht ik dat het ook wel aardig was om mijn eigen slaappatroon wat beter in kaart te krijgen door middel van een slaapdagboek. Nu is dat een hachelijke zaak, want hoe meer nadruk je op de slaap legt, des te meer moeite kost het om te gaan slapen. Je moet dus eigenlijk helemaal niet over de slaap denken, je moet slapen gewoon doen… Oftewel -zoals mijn schoonvader zei – ‘je hoofd op je kussen leggen en slapen. Verder geen flauwekul!’  Volgens hem had hij maar één keer in zijn leven niet goed kunnen slapen, namelijk toen zijn verloofde het uit had gemaakt. Ze werd toch mijn schoonmoeder, dus het is nog wel goed gekomen… Mijn schoonvader kon trouwens ook uitstekend slapen temidden van de visite, zoals tussen twee kwebbelende tante’s op de bank.

Terug naar mijn persoonlijk slaap-onderzoek. Het moeilijkste is het noteren wanneer ik in slaap ben gevallen. Ik moet dan namelijk eerst weer wakker worden, op de klok kijken hoe laat het is, noteren hoe laat ik in slaap ben gevallen en daarna weer gaan slapen. Dat vraagt nogal wat slaapvaardigheden, want voor je het weet ben je de slaap kwijt (…).

Het eerste wat mij in mijn eigen slaap-onderzoek is opgevallen is dat er iets helemaal niet waar blijkt te zijn. Ik dacht namelijk dat ik steeds op vaste tijden wakker werd, en dan bij voorkeur op bijzondere tijden op de digitale wekker, zoals 5.55. Dat blijkt dus een totaal onjuiste veronderstelling te zijn. Ik kan op allerlei tijden wakker worden, daar is werkelijk geen peil op te trekken…

(wordt vervolgd)

Thialf

ThialfNee, het is geen schaatsweer…

De dag van gisteren bracht ik bij mijn moeder door.

Ik wilde haar in de rolstoel zetten en een rondje Maassluis wandelen. Of de rolstoel in de trein en dan naar Hoek van Holland.

Maar het bleef de hele dag regenen en zo’n uitje leek mijn moeder op Tweede Pinksterdag niet zo aantrekkelijk. En waar vind je zo snel met het OV een overdekte meubelboulevard?

Dus hadden de we de hele dag het zicht op het kraanschip Thialf van Heerema Constructors. Het is het grootste kraanschip van de wereld. De toppen van de kranen waren bijna de hele dag onzichtbaar vanwege de laaghangende bewolking.

Laat je niet stangen!

HoutfietsLaten we het inderdaad nog eens over de herenfiets hebben. 

Je schijnt pas een echte heer te zijn als je rijwiel een stang heeft. Zoals die 65-jarige man die ter gelegenheid van zijn pensioen een nieuwe fiets kreeg. Het moest perse een fiets met stang zijn. Maar het bestijgen kost hem aanzienlijke moeite. Hij legt zijn fiets plat op de grond, stapt er met één been overheen en hijst daarna de fiets tussen zijn benen weer omhoog. Het is fantastisch om te zien: je zou er een prachtig You Tube filmpje van kunnen maken. Maar waarom zo moeilijk doen als het gemakkelijker kan? Is dat een kwestie van mannelijke ijdelheid?

Wat maakt nu eigenlijk dat de Nederlandse man toch zo graag een rijwiel met stang berijdt. In Duitsland rijdt eigenlijk iedere 50-plusser op een fiets zonder stang. De Nederlandse man wil daar eigenlijk niet aan. Terwijl het zo’n stuk gemakkelijker is. Neem een voorbeeld aan de jongeren: die rijden eigenlijk allemaal op fietsen zonder stang. Kennelijk is daar het sexe-verschil verdwenen.

 Eerlijk gezegd werd ik gedwongen om de stang af te zweren. Twee jaar geleden werd ik van mijn sokken en mijn Gazelle gereden door een plaatselijke Duitse wegpiraat. Nadat ik de rolstoel ontstegen was wilde ik zo snel mogelijk weer op de fiets. Helaas: de stang bleek een onneembaar obstakel. Daardoor werd ik gedwongen om een damesfiets aan te schaffen. Met een lage instap en een laag zadel, zodat ik met beide benen plat op de grond kon staan. Met die fiets en krukken aan het stuur heb ik duizenden kilometers afgelegd. Ik zou bijna vergeten dat zo’n fiets zonder stang als damesfiets door het leven gaat. Ik moet toegeven dat ik inmiddels –naast die damesfiets- ook weer een herenfiets berijd. Het was zo zielig dat dat exemplaar al twee jaar werkloos in de schuur stond.

 Er is één nadeel aan een damesfiets. Ze worden vaker gestolen. Verder zou ik het verschil tussen damesfiets en herenfiets willen afzweren. Het is gewoon: rijwiel m/v. En verder zou ik de heren willen adviseren: laat je niet stangen!

Red Rose Four in Delden

RR 4 Delden 5Jaren lang speelde onze dochter Nynke in het blokfluit-ensemble Red Rose Four (sopraan-blokfluit en alt-blokfluit).  Als ensemble sleepten ze in binnen- en buitenland allerlei prijzen in de wacht.

Via deze link kun je het ensemble in volle glorie horen: http://www.redrosefour.nl/geluidsound.html.

De CD is nog via de site van Red Rose Four te koop.

Zaterdag nam Nynke tijdens een concert in de Oude Blasius in Delden afscheid van Red Rose Four. De blokfluit hangt ze niet aan de wilgen, maar andere werkzaamheden vragen op dit moment meer aandacht…