Bij de naam Turnhout moet ik aan oefeningen aan de rekstok denken. Maar de naam schijnt afgeleid te zijn van de Germaanse woorden 'doorn' en 'bos'.
Om vanuit het westen Turnhout binnen te kunnen fietsen moet ik me door een uitgestrekt bedrijventerrein worstelen dat – net zoals alle andere bedrijventerreinen van na de Tweede Wereldoorlog – een architectonische schandvlek is. Gelukkig schijnt de zon.
Daarna kom je echt in Turnhout en dat is beslist geen onaantrekkelijke plaats. In zekere zin doet het centrum wat aan dat van het Belgische Hasselt denken, met in het midden een aantal historische gebouwen die daarna enkele ringen van bebouwing die concentrisch om het centrum heen liggen.
Even bezijden dat centrum vind je één van de mooiste begijnhoven van België. Het land telt 26 begijnhoven, waarvan er 13 op de lijst van Unesco-werelderfgoed staan, waaronder het begijnhof van Turnhout. Het is in de afgelopen jaren gerenoveerd, tijdens een vorig bezoek fotografeerde ik voornamelijk bouwwerkzaamheden.

De eerste gebouwen ontstonden in de late Middeleeuwen, maar de huizen die je nu ziet dateren uit de 16e en 17e eeuw. Het gaat om een uitgestrekt en langwerpig complex: een oase van stilte in de stad. Ooit woonden hier 360 begijnen. Ik vind het opvallend dat het nogal verschillende huizen zijn qua grootte. Op het terrein staat een goed bewaarde barokkerk. Je kunt er ook een museum bezoeken, maar ik ben te laat. Maar het hof zelf is gewoon erg mooi om weer even rond te dwalen. Het is de zesde keer dat ik in dit Begijnhof ben, maar ik ben opnieuw onder de indruk.
Een ander mooi gebouw is de neoclassicistische gevangenis. Daar ben ik niet binnen geweest. Van buiten hebben veel Belgische gevangenissen dezelfde architectuur. België telt een groot aantal verouderde gevangenissen. Omdat de gevangenissen sterk overbevolkt waren is er de afgelopen jaren gebouwd aan nieuwe complexen. Een aanzienlijk deel van de gevangenen in België heeft geen Belgische nationaliteit (38%). In Brussel is dit zelfs de meerderheid. Zo’n 12% heeft geen woonadres elders. Komen ze vrij, dan zijn ze voor onderdak afhankelijk van opvang zoals tehuizen voor daklozen.
Maar wat ik zo bijzonder vind aan die oudere gevangenissen is de architectuur. Neem bijvoorbeeld de gevangenis van Brussel Sint Gillis. Die is gewoon een plaatje! Je zou aan de buitenkant denken dat het binnen goed toeven is. In Leeuwarden is zo’n gevangenis omgetoverd tot hotel waar het inderdaad goed toeven is.
Ik fiets nog even naar het echte centrum van Turnhout, maar daar kun je – als je een beetje atletisch bent – vandaag over de hoofden lopen. Er heeft een invasie van Nederlanders plaats gevonden die de lock-down in eigen land omzeilen. Vervolgens word ik ook nog twee keer bijna geschept door een auto met Nederlands kenteken. Hier moet ik niet zijn!
Ik overweeg wat ik nu zal doen. Ruim dertig kilometer in de kou en deels in het donker terugfietsen naar Tilburg of de warmte opzoeken van de trein. Ik kies voor het laatste. Met een overstap in Berchem kom ik in Roosendaal uit. De vloerverwarming van de oude Belgische treinen zorgt ondertussen voor lekker warme voeten... De fietsteller heeft er 70 kilometer bij opgeteld.