Je bent met een peuter aan het spelen. Bijna elke peuter vindt één op één contact geweldig. Maar je hebt niet de hele dag de tijd. Er moet ook nog gewerkt worden. Je bouwt het spel af. Hoe reageert de peuter?
A. De peuter is teleurgesteld. Dat is een normale reactie. Je kunt het vergelijken met het uit bad halen van de baby. Vanuit het warme water de koude wereld weer in. In het geval van de peuter: hij is even teleurgesteld, maar gaat daarna weer verder met dit spel of met een ander spel. Het kind kan het stoppen van het contact verdragen en herstelt zich weer.
B. De peuter is boos. Als er sprake is van ik-ontwikkeling is het een signaal van het zich afgewezen voelen. De peuter voelt zich als persoon afgewezen door een oppermachtige en bedreigende omgeving. Soms komt hij uit boosheid en frustratie ook niet meer tot constructief spel. Er zijn kinderen die vervolgens passief worden, maar de boosheid vertaalt zich in bijvoorbeeld fanatiek duimzuigen of wiebelen (‘rocking’).
C. De peuter is boos, maar ook bang. Boosheid en angst liggen als emoties vlak naast elkaar en zijn voor peuters nauwelijks van elkaar te scheiden. Hij camoufleert zijn angst door zichzelf groot te maken. Hij kan bijvoorbeeld erg brutaal reageren en iets uithalen wat niet mag. In de broek plassen is ook een bekend fenomeen bij peuters.
D. Elk kind wil graag controle (alle volwassenen trouwens ook). Bij het gedrag van kinderen kan zich dat uiten in uitdagend gedrag. De herhaling van patronen: ervoor zorgen dat je (opnieuw) straf krijgt.
Bij volwassenen kun je dit gedrag terug zien bij mensen die zich snel terkort gedaan voelen. Even wat minder aandacht wordt ervaren als afwijzing. Deze reactie past o.a. in sterke mate bij de borderline persoonlijkheidsstoornis.