In 1971 fietsten we voor de eerste keer door Brussel. We vonden het een verschrikkelijke (auto) stad.

Pas de afgelopen tien jaar zijn we Brussel gaan herontdekken. De auto heeft in de Belgische hoofdstad een flinke stap terug moeten doen. Er geldt, behalve op de grote doorgaande wegen, een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. In veel straten geldt eenrichtingsverkeer, behalve voor fietsers. Bij verkeerslichten is meestal een opgeblazen opstelstrook ingericht: de fietser staat voor de auto’s opgesteld. Maar…. we zijn Brussel ook een wandelstad gaan vinden.
Want: lopend ontdek je nog meer dan op de fiets. De fiets is gewoon veel te snel voor Brussel. Tenminste, als je werkelijk wilt ontdekken waar Brussel in uitblinkt. En dat is – wat ons betreft – in de Jugendstil.

Brussel is één van de Europese steden waar de Art Nouveau – ook Jugendstil genoemd –het sterkst vertegenwoordigd is. In deze stad werden namelijk al heel snel tal van panden in deze stijl gebouwd. Helaas zijn er honderden gebouwen verdwenen als gevolg van de drang tot modernisering van de stad in de jaren ’60 en ’70. Brussel werd vooral een moderne autostad met grote doorbraken voor het verkeer en troosteloze wederopbouw-architectuur.
Eén van de aspecten die kenmerkend is voor de Jugendstil is het gebruik van ronde vormen en sierlijke ornamenten, zoals o.a. het ijzeren smeedwerk. Een ander aspect is het feit dat veel architecten ook tekenden voor het interieur, zoals bijvoorbeeld voor de meubels. Dat is in het Horta Museum – het voormalige woonhuis van architect Victor Horta – goed te zien.

De Jugendstil kenmerkt zich verder o.a. door het veelvuldig gebruik van ronde lijnen in bijvoorbeeld trappenhuizen of het smeedwerk. Die lijnen worden geinspireerd door de natuur (de vorm van een pauw komt terug in de lijn van de balustrade). Er wordt ook veel gebruik gemaakt van prachtig ontworpen tegeltableaus.
Als kritiek op de Jugendstil geldt dat de vele ornamenten de bouw erg duur maakten. Al snel komt er een tegenbeweging die het gebruik van sierlijke elementen juist afwijst: een gebouw moet functioneel zijn. In Nederland vertraagt deze ontwikkeling naar soberheid overigens enigszins: ook de Amsterdamse School kent tal van versieringen, maar dan met name in het ‘baksteenwerk’ en veel minder door kunstzinnige versieringen.

In 2023 is het het Jugendstiljaar in Brussel. De stad wil zich dan nadrukkelijk presenteren als hoofdstad van de Art Nouveau. Er zijn momenteel al tien wandelroutes door de stad aangegeven. Volgend jaar wordt daar de toegang tot tal van gebouwen aan toegevoegd.
Wil je in Nederland Jugendstil zien, dan is Den Haag een aanrader. In de winkelstraten rond Paleis Huis ten Bosch vind je enkele tientallen karakteristieke Jugeldstilpanden. Maar wel aanzienlijk minder dan in Brussel, dat meer dan 500 karakteristieke gebouwen uit deze periode telt.
Op de foto's een aantal gebouwen die dochter N en haar Pa tegen kwamen tijdens een zelf uitgestippelde wandelroute door Brussel en (deelgemeente) Elsene.
Er zou ook een prachtig dakterras zijn boven het Muziekinstrumentenmuseum. Het museum en het terras staan nog op het todo-lijstje.