België is een bijzonder land. Het is door de taalstrijd in (minstens) twee delen gesplitst met ieder een eigen stukje autonomie.
Die autonomie leidt al tot aanzienlijke regionale verschillen. Maar daarnaast mist er ook nogal eens een overkoepelend beleid. Dat kom ik als fietser regelmatig tegen op fietsgebied. Aan de ene kant doet men zijn best om de fiets te propageren. Aan de andere kant wordt het fietsen ook weer moeilijk gemaakt.
Zo eindigen mooie stukken fietsroute niet zelden in een aardappelveld of op een onoverbrugbare ingewikkelde kruising van drukke wegen waarbij je maar moet raden hoe je verder moet fietsen.
Een bijzondere ontwikkeling zijn de snelle fietsroutes, bijvoorbeeld tussen Brussel en Leuven en tussen Brussel en Essen. Rechttoe, rechtaan langs de spoorlijn. Dat wordt zoeven!
Langs zo’n route kwam ik een fietsreparatiepaal tegen. Zo’n service heb ik in Nederland nog nergens gezien. Bijna alle fietsreparatiemateriaal hangt hier aan een paal. Er is ook een ingenieuze fietspomp.
Maar dan stap je weer op de fiets en wil je vaart maken. Dat klinkt aardig, maar bij iedere kruising moet je stevig in de remmen. Je hebt nauwelijks overzicht en de dwarsstraat heeft voorrang. Omdat er regelmatig kruisingen zijn wordt het fietsen best vermoeiend: net als je lekker op gang bent moet je weer bijna stil staan. Dat schiet ook niet echt op. Wat dat betreft staat het fietsbeleid in België nog in de kinderschoenen.
Beleidsmakers in België: bedenk eens doorgaande snelle fietsroutes met voorrang voor het dagelijkse fietsverkeer. Alleen daarmee krijg je forensen uiteindelijk op de fiets.Anders kiezen ze toch voor de file op de Ring Antwerpen...